Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- verzoeker met zijn advocaat;
- de heer [A] , geneesheer-directeur en de heer [B] , psychiater, namens verweerder, in aanwezigheid van mevrouw [C] , een medewerker in opleiding.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft verzoeker op 24 september 2018 een verzoekschrift ingediend op basis van de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) tegen de toediening van dwangmedicatie. De rechtbank heeft op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan. Verzoeker, die in een psychiatrische inrichting verblijft, had eerder een klacht ingediend bij de klachtencommissie over de toepassing van dwangmedicatie, welke klacht op 20 september 2018 ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de instelling gerechtigd was om dwangmedicatie toe te dienen, omdat er sprake was van een noodsituatie door intern gevaar op de afdeling. Verzoeker had een manisch-psychotisch toestandsbeeld en weigerde vrijwillig medicatie, wat leidde tot de beslissing om dwangmedicatie toe te passen. De rechtbank concludeerde dat de instelling voldoende had geprobeerd om verzoeker te bewegen tot vrijwillige medicatie en dat de toediening van dwangmedicatie proportioneel en noodzakelijk was. De klacht van verzoeker werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.