ECLI:NL:RBMNE:2018:5271

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 oktober 2018
Publicatiedatum
31 oktober 2018
Zaaknummer
469070 / HA RK 18-308
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek na einduitspraak door de rechters

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 oktober 2018 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de rechters die eerder een beslissing hebben genomen op een eerste wrakingsverzoek van de verzoeker. De verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek ingediend nadat de rechters op 14 september 2018 een einduitspraak hebben gedaan in het eerste wrakingsverzoek, geregistreerd onder zaaknummer 466584 / HA RK 18-266. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat de verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn wrakingsverzoek, omdat de rechters op het moment van indienen van het nieuwe verzoek niet meer betrokken waren bij de behandeling van de zaak. De wet staat geen wraking toe van rechters die al een einduitspraak hebben gedaan, omdat het doel van wraking, het waarborgen van de onpartijdigheid van de rechter, niet meer kan worden bereikt na een eindbeslissing. De wrakingskamer heeft besloten om af te zien van een mondelinge behandeling, gezien de kennelijke niet-ontvankelijkheid van het verzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 469070 / HA RK 18-308
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
29 oktober 2018
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen: verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft een verzoek ingediend tot wraking van de wrakingskamer bestaande uit mrs. S.C. Hagedoorn, voorzitter, C.A. de Beaufort en M.J. Slootweg (verder de rechters). De rechters hebben op 14 september 2018 een beslissing genomen op het door verzoeker gedane eerste wrakingsverzoek geregistreerd onder zaaknummer/rekestnummer 466584 / HA RK 18-266. Het verzoek is op 22 oktober 2018 schriftelijk ingediend bij de rechtbank Midden-Nederland.
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op het volgende, afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 512 Sv kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.2.
Het middel van wraking is toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die tegenover een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die daarover vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter een einduitspraak heeft gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om, wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het wijzen van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechters die deze uitspraak hebben gedaan.
2.3.
De rechters hebben bij beslissing van 14 september 2018 de verzoeker in zijn eerste wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard. Die beslissing is een eindbeslissing waarmee de behandeling van het eerste wrakingsverzoek is geëindigd. Onderhavig wrakingsverzoek is na het wijzen van deze beslissing op 14 september 2018 ingediend. Hieruit volgt dat de rechters het eerste wrakingsverzoek niet meer behandelden op het moment dat het onderhavige wrakingsverzoek werd gedaan.
2.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het onderhavige wrakingsverzoek.
2.5.
Op grond van deze kennelijke niet-ontvankelijkheid kan, overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 9.1, gelezen in samenhang met paragraaf 4 van het wrakingsprotocol van deze rechtbank, een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek achterwege blijven.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, de gewraakte rechter, alsmede aan de voorzitter van de afdeling straf-, familie- en jeugdrecht en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mrs. R.M. Berendsen en
N.E.M. Kranenbroek als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.