ECLI:NL:RBMNE:2018:5244

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 oktober 2018
Publicatiedatum
30 oktober 2018
Zaaknummer
16/706926-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor twee winkelovervallen met bedreiging

Op 30 oktober 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een 51-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar voor het plegen van twee winkelovervallen. De eerste overval vond plaats op 24 augustus 2017 in Veenendaal, waar de man twee medewerkers van een winkel bedreigde met een mes en hen dwong geld in een tas te stoppen. Drie dagen later, op 27 augustus 2017, overviel hij een winkel in Rotterdam op een vergelijkbare manier. De rechtbank nam in haar oordeel mee dat de man kort voor de overvallen was ontsnapt uit een forensisch psychiatrisch centrum, waar hij verbleef vanwege eerdere strafbare feiten en een tbs-maatregel met dwangverpleging. Deskundigen concludeerden dat de man verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat hij wel in staat was het kwade van zijn handelen in te zien. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en het feit dat de man opnieuw in de fout was gegaan, een hogere straf rechtvaardigden dan de door de officier van justitie geëiste twee jaar. De rechtbank legde de man een gevangenisstraf van drie jaar op, waarbij de tbs-maatregel na het uitzitten van de straf weer hervat zal worden. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, de winkel in Veenendaal, tot schadevergoeding van € 345,- toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/706926-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 oktober 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in / verblijvende te [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 oktober 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H.J. Starrenburg en van hetgeen verdachte en mr. F.F. Aarts, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: op 24 augustus 2017 te Veenendaal een winkel ( [winkel 1] ) heeft overvallen;
Feit 2: op 27 augustus 2017 te Rotterdam een winkel ( [winkel 2] ) heeft overvallen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft op de zitting verklaard zichzelf te hebben herkend op de camerabeelden die zijn gemaakt van de toedracht van beide feiten en heeft over de hem verweten gedragingen en feitelijkheden een bekentenis afgelegd, voor zover hij zich deze nog kon herinneren. De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 16 oktober 2018;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] mede namens de rechtspersoon [winkel 1] van 24 augustus 2017, genummerd PL0900-2017260216-1, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 6 e.v.;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] mede namens de rechtspersoon [winkel 2] van 27 augustus 2017, genummerd PL1700-2017271193-1, opgemaakt door de politie Rotterdam, doorgenummerde pagina 1 e.v..

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 24 augustus 2017 te [vestigingsplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een winkel, te weten de [winkel 1] , (gelegen aan de [straatnaam] ) 345 euro, toebehorende aan de [winkel 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- zeer dicht tussen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is in gaan staan, en (vervolgens)
- die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] een mes heeft getoond, en
- vervolgens tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Als jullie rustig blijven gebeurt jullie niks. Maak geen onverwachte beweging, ik wil geld" en dat die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] naar de kassa moesten lopen, en
- vervolgens die [slachtoffer 2] geld in een zak heeft laten stoppen en vervolgens zelf geld uit de kassalade heeft gepakt en in een plastic ( [winkel 1] ) tasje heeft gestopt, en
vervolgens dat plastic tasje uit de handen van die [slachtoffer 2] heeft gepakt;
2.
op 27 augustus 2017 te [vestigingsplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een winkel (te weten de [winkel 2] , gelegen aan de [adres] ) een hoeveelheid geld, toebehorende aan de [winkel 2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en
op 27 augustus 2017 te [vestigingsplaats] met het oogmerk zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan de [winkel 2] ,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer 3] een mes heeft getoond, en
- vervolgens tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Dit is een wanhoopsoverval om mijn huur te kunnen betalen" en dat die [slachtoffer 3] naar de kassa moest lopen en "Blijf kalm" en "Heb je ook briefjes van vijftig?", en
vervolgens zelf ook geld uit die kassalade heeft gepakt.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
Feit 2:
eendaadse samenloop van
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en
afpersing.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Klinisch psycholoog B. van Giessen en forensisch psychiater H.A. Gerritsen hebben in hun rapporten van 15 oktober 2018 het volgende geconcludeerd.
Verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van het gebruik van meerdere stimulerende middelen, alle in langdurige remissie onder gecontroleerde omstandigheden, en aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderline-trekken, en trekken van psychopathie.
Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde, reden waarom is geadviseerd om dit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 24 maanden, en
- terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Daarnaast is de gevangenneming gevorderd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
Primair is een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit, subsidiair -in geval van oplegging van een vonnis als bedoeld in artikel 37b, tweede lid Sr- is verzocht een advies op te nemen strekkende tot het zo spoedig mogelijk aanvangen van de tbs met dwangverpleging.
De verdediging heeft betoogd dat oplegging van een nieuwe tbs-maatregel niet passend is, maar dat in geval van strafoplegging de huidige tbs-maatregel kan worden onderbroken. Verzocht is ook de vordering tot gevangenneming af te wijzen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is op 17 augustus 2017 de [naam instelling] te [vestigingsplaats] ontvlucht, alwaar hij verbleef in verband met een eerder opgelegde tbs-maatregel met dwangverpleging. Korte tijd erna heeft hij binnen een paar dagen twee winkelovervallen gepleegd en daarbij telkens medewerkers bedreigd met een mes. Zulke misdrijven, begaan op voor publiek toegankelijke plaatsen, veroorzaken bij de slachtoffers daarvan gevoelens van onveiligheid en brengen in de samenleving grote onrust teweeg.
Omdat de ervaring heeft geleerd dat slachtoffers van dergelijke overvallen veelal een langdurige en ernstige psychische nasleep van het gebeurde ondervinden, behoort ter genoegdoening aan de slachtoffers een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur te volgen. De rechtbank neemt daarbij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het landelijk overleg vakinhoud strafrecht (LOVS) als uitgangspunt. Als uitgangspunt bij een overval op een winkel met bedreiging met geweld geldt een gevangenisstraf van twee jaren.
Zoals blijkt uit het uittreksel justitiële documentatie van 24 september 2018 is verdachte eerder, en vaak, veroordeeld vanwege soortgelijke (gewelddadige) vermogensdelicten. Zo heeft verdachte in 2011 een langdurige gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging opgelegd gekregen voor soortgelijke feiten. Op 1 juli 2016 is verdachte vervolgens veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf voor afpersing. Ook toen had verdachte zich aan zijn behandeling onttrokken. Dat verdachte het bewezenverklaarde nu ook heeft begaan nadat hij de tbs-kliniek was ontvlucht, neemt de rechtbank strafverzwarend mee.
De rechtbank heeft de hiervoor in rubriek 7 genoemde rapporten bij haar beoordeling betrokken, waarin in wordt geadviseerd om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. De rechtbank neemt deze conclusie over. Hoewel het advies is geschreven naar aanleiding van het op 24 augustus 2017 gepleegde feit, concludeert de rechtbank op basis van deze rapporten en de omstandigheid dat de gepleegde feiten zeer vergelijkbaar zijn, dat verdachte ook ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde feit verminderd toerekeningsvatbaar is.
Beide deskundigen adviseren de huidige tbs-maatregel voort te zetten.
Hoewel een gevangenisstraf de behandeling in het tbs-kader zal onderbreken, ziet de rechtbank hierin onvoldoende aanleiding om in het geheel af te zien van het opleggen van een gevangenisstraf, zoals door de verdediging is bepleit. Daarvoor zijn de gepleegde feiten te ernstig. Bovendien is verdachte weliswaar verminderd toerekeningsvatbaar, maar komt uit de adviezen van de deskundigen naar voren dat verdachte wel degelijk het kwalijke van zijn handelen in kan zien. Desalniettemin heeft verdachte er weer voor gekozen om dergelijke ernstige feiten te plegen.
Daarbij acht de rechtbank voorts van belang dat zowel de deskundigen als de verdediging hebben aangegeven dat de behandeling in het tbs-kader (nog) niet goed van de grond is gekomen. Onder die omstandigheden is van een doorkruising ban de behandeling geen sprake. Verder acht de rechtbank van belang dat verdachte (mede) verantwoordelijk is voor het stagneren van de behandeling, doordat hij sinds de start van zijn behandeling tweemaal is ontvlucht en vervolgens nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. De in onderhavige zaak bewezenverklaarde feiten zijn dezelfde soort feiten als waarvoor verdachte in 2011 de maatregel tot terbeschikkingstelling opgelegd heeft gekregen. Verdachte laat op geen enkele manier zien inzicht te hebben in zijn handelen en de gevolgen daarvan. Onder deze omstandigheden kan de rechtbank niet volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur.
De vordering van de officier van justitie tot oplegging van een (nieuwe) terbeschikkingstelling met dwangverpleging, wordt door de rechtbank afgewezen. De verdachte heeft immers nog een maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, die recent met twee jaar is verlengd. De termijn van deze terbeschikkingstelling zal gedurende het uitzitten van de thans op te leggen gevangenisstraf niet lopen (artikel 38f, eerste lid, sub a, Sr), en zal daarna weer worden voortgezet. Oplegging van een nieuwe, vervangende maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging heeft dan ook geen meerwaarde. Aan het subsidiaire verzoek van de verdediging om in het vonnis een advies als bedoeld in artikel 37b, tweede lid Sr op te nemen, komt de rechtbank dan ook niet toe.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar passend en geboden is.
Aangezien verdachte op dit moment binnen het kader van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging verblijft, ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding tot een bevel gevangenneming. De vordering van de officier van justitie wordt daarom afgewezen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[winkel 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 345,- aan materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreekse schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 345,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [winkel 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 345,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 6 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [winkel 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 55, 57, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 jaren;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [winkel 1] toe tot een bedrag van € 345,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [winkel 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [winkel 1] aan de Staat € 345,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 6 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van de Lustgraaf, voorzitter, mrs. V. van Dam en H.F. Koenis, rechters, in tegenwoordigheid van J.D. Koteris, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 oktober 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 augustus 2017 te Veenendaal, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in/uit een
winkel (te weten de [winkel 1] ) (gelegen aan de [straatnaam] ) een hoeveelheid geld (te weten 345 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [winkel 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
hij op of omstreeks 24 augustus 2017 te Veenendaal, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk zich wederrechtelijke te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten 345 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [winkel 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- zeer dicht tussen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is in gaan staan, en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft getoond, en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Als jullie rustig blijven gebeurd jullie niks. Maak geen onverwachte beweging, ik wil geld" en/of dat die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] naar de kassa moesten lopen, althans woorden van gelijke dreigende strekking en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] geld in een zak heeft laten stoppen en/of (vervolgens) (zelf) geld uit de kassalade heeft gepakt en/of in een plastic ( [winkel 1] ) tasje heeft gestopt, en/of
- ( vervolgens) dat plastic tasje uit de handen van die [slachtoffer 2] heeft gegrist/gepakt;
16/706926-17
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 27 augustus 2017 te Rotterdam, althans in het arrondissement Rotterdam,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in/uit een winkel (te weten de [winkel 2] ) (gelegen aan de [adres] ) een hoeveelheid geld (te weten 190 euro), geheel of ten dele toebehorende aan de [winkel 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of
hij op of omstreeks 27 augustus 2017 te Rotterdam, althans in het arrondissement Rotterdam,
met het oogmerk zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten 190 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [winkel 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer 3] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft getoond, en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Dit is een wanhoops-overval om mijn huur te kunnen betalen" en/of dat die [slachtoffer 3] naar de kassa moest lopen en/of "Blijf kalm" en/of "Heb je ook briefjes van vijftig?", althans woorden van gelijke dreigende strekking, en/of
- ( vervolgens) (zelf) geld uit die kassalade heeft gepakt;
16/659239-18
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht