ECLI:NL:RBMNE:2018:5237

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 oktober 2018
Publicatiedatum
29 oktober 2018
Zaaknummer
C/16/464526 / KG ZA 18-474
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke bescherming van taxibord en slaafse nabootsing in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, vorderden de eisers, een vennootschap onder firma gespecialiseerd in daklichten, dat de gedaagden, die ook actief zijn in de verkoop van dakborden voor taxi's, zouden worden veroordeeld tot het staken van inbreuk op hun auteursrechten en het staken van slaafse nabootsing. De eisers stelden dat hun taxibord, dat een specifieke vormgeving had, auteursrechtelijk beschermd was. De rechtbank oordeelde dat de afzonderlijke elementen van het taxibord niet voldoende origineel waren om auteursrechtelijke bescherming te genieten. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van de eisers op basis van auteursrecht moesten worden afgewezen, omdat het taxibord niet voldeed aan de eisen van oorspronkelijkheid en creativiteit. Daarnaast werd ook de vordering op basis van slaafse nabootsing afgewezen, omdat niet was aangetoond dat het taxibord een eigen plaats op de markt had. De eisers werden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die op € 6.282,32 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 31 oktober 2018.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/464526 / KG ZA 18-474
Vonnis in kort geding van 31 oktober 2018
in de zaak van
1. de vennootschap onder firma
[eiseres sub 1] V.O.F.,
gevestigd te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
3.
[eiseres sub 3],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisers,
advocaat mr. G.S.C.M. van Roeyen te Eindhoven,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1],
gevestigd te [woonplaats 2] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden,
advocaat mr. D.J. van den Bosch te Bilthoven.
Partijen zullen hierna [eisers c.s.] en [gedaagden c.s.] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling, ter gelegenheid waarvan [eisers c.s.] haar eis heeft gewijzigd
  • de pleitnota van [eisers c.s.]
  • de pleitnota van [gedaagden c.s.] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op 31 oktober 2018, tenzij partijen uiterlijk op
8 oktober 2018 zouden berichten dat zij een schikking hebben bereikt. Bij e-mails van
3 oktober 2018 hebben beide partijen medegedeeld dat zij er niet in zijn geslaagd een minnelijke regeling te treffen.

2.De feiten

2.1.
Eiseres sub 1 is een onderneming die gespecialiseerd is in daklichten, taxiborden en toplights. Zij produceert en verkoopt onder meer het volgende daklicht, dat de naam draagt “ [naam] ”. Dit daklicht is ter zitting getoond, en op de hierna volgende foto links weergegeven.
2.2.
Eisers sub 2 en 3 zijn de vennoten van eiseres sub 1.
2.3.
Gedaagde sub 1 houdt zich onder meer bezig met de verkoop, installatie en belettering van dakborden voor lesauto’s en taxi’s. Begin 2018 is zij gestart met het ontwerpen van een nieuw daklicht. In dit kader heeft zij de prototypes getoond die in de foto hiervoor aan de rechterzijde zijn opgenomen.
2.4.
Gedaagden sub 2 en 3 zijn vennoten van gedaagde sub 1.
2.5.
Bij brief van 2 juli 2018 heeft de advocaat van [eisers c.s.] [gedaagden c.s.] gesommeerd het onrechtmatig handelen in de vorm van het maken van inbreuk op auteursrechten en slaafse nabootsing te staken.

3.Het geschil

3.1.
[eisers c.s.] vordert samengevat - na eiswijziging dat de voorzieningenrechter:
gedaagden ieder voor zich en voor zoveel mogelijk gezamenlijk
beveelt iedere inbreuk op het auteursrecht van [eisers c.s.] met betrekking tot de “ [naam] ” te staken en gestaakt te houden,
beveelt iedere slaafse nabootsing van de “ [naam] ” te staken en gestaakt te houden,
beveelt alle voorraad van inbreukmakende daklichten te vernietigen,
beveelt een door een registeraccountant gecertificeerde opgave te verstrekken van diverse gegevens over de inbreukmakende daklichten,
veroordeelt om een dwangsom te betalen bij elke overtreding van deze bevelen, of voor elke dag dat deze voortduurt,
en gedaagden
veroordeelt in de proceskosten op de voet van artikel 1019h Rv,
veroordeelt in de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente,
de termijn als bedoeld in artikel 1019i Rv bepaalt op 6 maanden na de datum van het vonnis.
3.2.
[gedaagden c.s.] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Eiswijziging

4.1.
Ter zitting heeft [eisers c.s.] haar vordering gewijzigd in die zin dat aan de vorderingen onder iii) tot en met v) telkens wordt toegevoegd de zinsnede: “ieder voor zich en voor zoveel mogelijk gezamenlijk”. [gedaagden c.s.] heeft daartegen geen bezwaar gemaakt, zodat de vorderingen aldus zijn gewijzigd. In de weergave van de vorderingen onder 3.1 is daarmee al rekening gehouden.
Spoedeisend belang
4.2.
Het beroep van [gedaagden c.s.] op het ontbreken van een spoedeisend belang wordt verworpen. De spoedeisendheid van de hoofdvordering tot het staken van inbreukmakend handelen volgt uit het feit dat [gedaagden c.s.] heeft geweigerd een onthoudingsverklaring te tekenen. Daarmee is de dreiging van onrechtmatig handelen gegeven. De spoedeisendheid van de nevenvorderingen volgt uit de spoedeisendheid van de hoofdvordering (HR 15 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA1522).
Auteursrechtinbreuk?
4.3.
Naar vaste rechtspraak is voor auteursrechtelijke bescherming vereist dat het voortbrengsel een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. De eis dat het voortbrengsel een eigen, oorspronkelijk karakter moet bezitten, houdt, kort gezegd, in dat de vorm niet ontleend mag zijn aan die van een ander werk. De eis dat het voortbrengsel het persoonlijk stempel van de maker moet dragen betekent dat sprake moet zijn van een vorm die het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes, en die aldus voortbrengsel is van de menselijke geest.
4.4.
[eisers c.s.] stelt dat haar daklicht “ [naam] ”, hierna te noemen: het taxibord van [eisers c.s.] , de volgende auteursrechtelijk beschermde trekken vertoont:
a. a) trapezoïde vorm
b) uitgevoerd in kunststof
c) gladde, glooiende afvlakking in de geronde hoeken
d) een uitgesneden middendeel, bestaande uit een kunststoffen scherm, dat exact symmetrisch gepositioneerd is tussen de beide hoeken van het taxibord
e) kleurverschil tussen dit middendeel en het ‘frame’.
Volgens [eisers c.s.] leveren deze onderdelen, al dan niet in combinatie, een auteursrechtelijk beschermd werk op.
4.5.
Voor de beoordeling of sprake is van een auteursrechtelijk beschermd werk, is van cruciaal belang om vast te stellen wat het vormgevingserfgoed was ten tijde van de openbaarmaking van het werk van [eisers c.s.] , volgens haar zeggen in 2008. [eisers c.s.] heeft daarover niets gesteld, maar alleen betwist dat de door [gedaagden c.s.] overgelegde taxiborden (producties 1 tot en met 3, die hierna zijn opgenomen) dateren van vóór 2008, en gesteld dat een deel daarvan (productie 1) niet identiek is aan het taxibord van [eisers c.s.] Weliswaar rust op [gedaagden c.s.] de stelplicht en bewijslast ter zake van de ontlening (HR 6 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU8940), maar [eisers c.s.] dient het door [gedaagden c.s.] aangedragen vormgevingserfgoed voldoende gemotiveerd te betwisten. Gelet op de omvang van het door [gedaagden c.s.] aangedragen vormgevingserfgoed had van [eisers c.s.] op dat punt meer mogen worden verwacht dan alleen het betwisten van de datering en het in algemene woorden betwisten van de gelijkenis met haar taxibord. Namelijk het overleggen van voorbeelden van taxiborden die volgens haar wel dateren van vóór 2008. Dat heeft zij echter niet gedaan. In dat licht zal in het navolgende uitgegaan van het door [gedaagden c.s.] geschetste vormgevingserfgoed.
Productie 1
Productie 2
Productie 3
4.6.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zijn de hiervoor onder 4.4 aangeduide afzonderlijke trekken niet auteursrechtelijk beschermd.
ad a), b) en c)
Uit het vormgevingserfgoed wordt voldoende aannemelijk dat uitvoering van een taxibord in kunststof gebruikelijk is, en dat hetzelfde geldt voor de trapezoïde vorm, en afronding van de hoeken. Dat de hoek die het taxibord van [eisers c.s.] maakt en de wijze van afronding van de hoeken, in substantiële mate afwijkt van dit vormgevingserfgoed kan daaruit niet worden afgeleid. Daarbij komt dat de afronding van de hoeken te zeer bepaald is door technische eisen (het bereiken van een optimaal aerodynamisch effect) dat niet geoordeeld kan worden dat deze afronding het persoonlijk stempel van de maker (de door [eisers c.s.] ingeschakelde ontwerper) draagt.
ad d)
Uit de mondelinge behandeling ter zitting is gebleken dat het doel van het scherm van het taxibord van [eisers c.s.] is om het eenvoudig te kunnen vervangen bij gebruik van de taxi door een andere chauffeur (waardoor vermelding van een ander chauffeursnummer nodig is). Daarmee is een los scherm als element louter technisch bepaald. Dat laat onverlet dat bij de vormgeving van het scherm zodanig creatieve keuzes kunnen zijn gemaakt, dat het alsnog auteursrechtelijk beschermd is. Die creatieve keuzes kan de voorzieningenrechter niet ontwaren. De zijkanten van het scherm zijn recht, en de overige zijden volgen de vorm van het frame, waar het onderdeel van uitmaakt. Beide keuzes liggen voor de hand.
ad e)
Uit het vormgevingserfgoed wordt aannemelijk dat het bij taxiborden gebruikelijk is om vlakverdeling toe te passen in verschillende kleuren. Dit kennelijk om het taxibord meer te laten opvallen. Gelet op het feit dat bij de kleurverdeling van het taxibord van [eisers c.s.] is aangesloten bij de verschillende onderdelen waaruit dit bestaat, het losse scherm en het frame waarin het geplaatst is, is sprake van voor de hand liggende keuzes.
4.7.
Het ontbreken van auteursrechtelijk beschermde trekken in een werk betekent in beginsel dat het werk geen auteursrechtelijke bescherming toekomt. Dit is alleen anders als de combinatie van deze trekken wel oorspronkelijk is en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Ook dat ziet de voorzieningenrechter niet. De keuze van de samenvoeging van de onbeschermde elementen levert geen verrassende vormgeving op.
4.8.
Het voorgaande betekent dat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter aan het taxibord van [eisers c.s.] geen auteursrechtelijke bescherming toekomt, zodat de vorderingen voor over deze op het auteursrecht zijn gebaseerd, moeten worden afgewezen.
Slaafse nabootsing?
4.9.
Voor zover de vorderingen zijn gebaseerd op slaafse nabootsing, geldt hetzelfde. Daarvoor is onder meer vereist dat het beweerdelijk nagebootste product een eigen plaats heeft op de markt. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over het gebrek aan oorspronkelijkheid en creativiteit van het taxibord van eiser, is niet voldoende aannemelijk geworden dat hieraan is voldaan. Dat de producten van [eisers c.s.] geliefd zijn in de markt, is onvoldoende voor het voldoen aan het vereiste van een ‘eigen plaats’ in de markt. Die eigen plaats moet namelijk voortkomen uit de vormgeving, en niet uit de populariteit of bekendheid van het product (HR 19 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:938).
Conclusie
4.10.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van [eisers c.s.] worden afgewezen. [eisers c.s.] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. [gedaagden c.s.] heeft een kostenveroordeling gevorderd op de voet van artikel 1019h Rv. Nu het verweer tegen de auteursrechtelijke grondslag van de vorderingen slaagt, heeft zij daar in beginsel recht op, maar alleen voor zover haar werkzaamheden aan die grondslag kunnen worden toegerekend. Zij heeft die werkzaamheden begroot op 75% van het totaal aan werkzaamheden. De voorzieningenrechter volgt haar daarin echter niet, en begroot de werkzaamheden op 60%, omdat de werkzaamheden die zijn besteed aan het achterhalen van het vormgevingserfgoed ook nodig waren voor de grondslag van slaafse nabootsing. De kosten aan de zijde van [gedaagden c.s.] worden met inachtneming hiervan begroot op:
- griffierecht € 626,00
- salaris advocaat
5.656,32 (60% van € 8.773,87 + 40% van € 980)
Totaal € 6.282,32
4.11.
De nakosten en de daarover gevorderde wettelijke rente zijn toewijsbaar op de wijze als in de beslissing is bepaald.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers c.s.] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden c.s.] tot op heden begroot op € 6.282,32,
5.3.
veroordeelt [eisers c.s.] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [gedaagden c.s.] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 157,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Burgers, bijgestaan door mr. W.A. Visser als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2018. [1]

Voetnoten

1.type: WV (4208)