ECLI:NL:RBMNE:2018:5208

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 september 2018
Publicatiedatum
26 oktober 2018
Zaaknummer
C/16/464418/ FO RK 18-1233
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bijzondere curator in een zaak met tegenstrijdige belangen rondom een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 september 2018 een beschikking gegeven met betrekking tot de benoeming van een bijzondere curator voor een minderjarige, geboren in 2002. De zaak is ontstaan uit een complexe situatie waarin de belangen van de minderjarige, [minderjarige], in het geding zijn. De ouders van [minderjarige] zijn gescheiden, en de moeder is op 27 mei 2018 overleden. Bij testament heeft de moeder de verzorger van [minderjarige] benoemd tot voogd, maar de vader is van rechtswege belast met het gezag over [minderjarige]. Dit leidt tot tegenstrijdige belangen, aangezien de verzorger ook als bewindvoerder is benoemd over de nalatenschap van de moeder.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een situatie van tegenstrijdige belangen bestaat rondom [minderjarige], wat aanleiding geeft tot de benoeming van een bijzondere curator. De rechtbank heeft de bijzondere curator de opdracht gegeven om de positie van [minderjarige] ten aanzien van de nalatenschap te onderzoeken en de noodzakelijke rechtshandelingen te verrichten. De benoeming van de bijzondere curator is voor de duur van een jaar, met de mogelijkheid tot verlenging of voortijdig ontslag.

De rechtbank heeft de betrokken partijen, waaronder de vader en de verzorger, geadviseerd om contact op te nemen met een juridisch loket of advocaat indien zij gezamenlijk gezag over [minderjarige] willen uitoefenen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. L. de Goei, en is uitgewerkt op 13 september 2018.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/464418 / FO RK 18-1233
Beschikking van 7 september 2018 benoeming bijzondere curator 1:250 BW
in de zaak betreffende
de minderjarige
[minderjarige], geboren op [2002] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
de rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1] ,
hierna te noemen: de verzorger,
en
[belanghebbende 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader

1.De procedure

1.1.
Bij de rechtbank zijn op 25 juli 2018 de volgende stukken binnen gekomen:
  • een brief van de stiefvader van 24 juli 2018;
  • een brief van [minderjarige] van 24 juli 2018;
  • testament van
1.2.
De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren van 7 september 2018. Verschenen zijn: de vader, de verzorger en mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland, locatie Utrecht (hierna te noemen: de Raad)

2.De feiten

2.1.
De vader en moeder van [minderjarige] zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit het huwelijk zijn geboren:
  • [minderjarige], geboren op [2002] te [geboorteplaats] ;
  • [broer minderjarige], geboren op [1999] te [geboorteplaats] .
2.2.
De echtscheiding van de ouders van [minderjarige] is nadien uitgesproken en op 7 juli 2008 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.3.
De moeder van [minderjarige] en de stiefvader zijn op 25 april 2018 een geregistreerd partnerschap met elkaar aangegaan. Dit geregistreerde partnerschap is ontbonden door het overlijden van de moeder van [minderjarige] op 27 mei 2018.

3.De beoordeling

3.1.
De moeder van [minderjarige] heeft bij testament van 2 mei 2018 de verzorger van [minderjarige] benoemd tot voogd over [minderjarige] . De moeder was bang dat de belangen van [minderjarige] zouden worden verwaarloosd indien de vader met het gezag over [minderjarige] zou worden belast. Daarnaast is de stiefvader al jaren betrokken bij de verzorging en opvoeding van [minderjarige] .
Bij brief van 24 juli 2018 heeft de verzorger de rechtbank geïnformeerd dat hij de voogdij aanvaardt.
3.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 1:292 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan een ouder bij uiterste wilsbeschikking bepalen welke persoon dan wel welke twee personen na zijn dood voortaan als voogd onderscheidenlijk als gezamenlijke voogden het gezag over zijn kinderen zullen uitoefenen. In artikel 1:293 sub a BW is echter bepaald dat de door de ouder getroffen regeling geen gevolg heeft of vervalt indien na zijn overlijden de andere ouder van rechtswege (of krachtens rechterlijke beschikking) het gezag over zijn kinderen uitoefent.
Dit is thans het geval, aangezien de vader van rechtswege is belast met het gezag over [minderjarige] . Bovendien staat er geen aantekening in het gezagsregister waaruit iets anders blijkt. Dit betekent dat enkel de vader belast is met het gezag over [minderjarige] .
3.3.
Ten overvloede overweegt de rechtbank als volgt. Ter zitting hebben de vader en stiefvader de wens kenbaar gemaakt om gezamenlijk met het gezag over [minderjarige] belast te worden. Op grond van artikel 1:253t lid 1 BW kan, indien het gezag over een kind bij één ouder berust, de rechtbank op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind belasten. Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt in het geval dat het kind tevens in een familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder, het verzoek slechts toegewezen indien de ouder en de ander op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor het kind hebben gehad en de ouder die het verzoek doet, op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van drie jaren alleen met het gezag belast is geweest. Artikel 1:253t lid 3 BW bepaalt dat een verzoek wordt afgewezen indien, mede in het licht van de belangen van een andere ouder, gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.
De rechtbank adviseert de vader en de verzorger, indien zij het gezamenlijk gezag over [minderjarige] willen uitoefenen, contact op te nemen met het juridisch loket of een advocaat.
3.4.
Naast de gezagskwestie speelt ook de erfrechtelijke kwestie in deze zaak. Over hetgeen [minderjarige] uit de nalatenschap van de moeder verkrijgt is bij testament van 2 mei 2018 overeenkomstig het bepaalde in artikel 1:253i lid 4 sub c BW de verzorger tot bewindvoerder benoemd. Uit het testament blijkt dat het bewind voortduurt nadat [minderjarige] meerjarig is geworden, namelijk tot zijn vijfentwintigste verjaardag (dit geldt tevens voor de meerderjarige broer van [minderjarige] ). Met andere woorden: naast het bewind op grond van artikel 1:253i lid 4 sub c BW is er – naar de rechtbank begrijpt – sprake van testamentair bewind zoals geregeld in artikel 4:153 e.v. BW.
3.5.
Het feit dat de verzorger enerzijds de bewindvoerder is en de vader anderzijds met het gezag is belast, maakt dat de situatie juridisch complex is. Ter zitting is gebleken dat de erfenis nog niet beneficiair aanvaard is en dat stiefvader niet heeft gesproken over zijn verplichtingen als bewindvoerder. Uit het testament komt ook naar voren dat er spanningen zijn in de familie. Onder deze omstandigheden is er een situatie dat er sprake is van tegenstrijdige belangen rondom [minderjarige] . Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een situatie als bedoeld in 1:250 BW.
De rechtbank benoemt daarom een bijzondere curator en geeft de opdracht:
  • de positie van [minderjarige] ten aanzien van de nalatenschap te bezien en te bekijken;
  • wat de stand van zaken is inzake de afwikkeling van de nalatenschap waarin de [minderjarige] gerechtigd is;
  • wat er in en buiten rechte in [minderjarige] belang dient te gebeuren en de daartoe noodzakelijk rechtshandelingen te verrichten en zo nodig verzoeken bij de rechtbank te doen.
De rechtbank zal de benoeming voor één jaar laten duren, zodat er duidelijkheid over het einde van de werkzaamheden is. Mocht de bijzondere curator eerder ontslagen wensen te worden, kan zij dit de rechtbank schriftelijk in overweging geven. Indien verlenging in haar visie nodig is, kan zij daartoe zo nodig op termijn een verzoek indienen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
benoemt met ingang van heden voor de duur van een jaar – indien nodig met verlenging of voortijdig ontslag – tot bijzondere curator over
[minderjarige], geboren op [2002] te [geboorteplaats] met het doel en bevoegdheid als in rechtsoverweging 3.5 omschreven,
Mevrouw mr. A.M.L. van As,
Kantoor Nieuwegein
Newtonbaan 16
3439 NK Nieuwegein
Postbus 237
3430 AE Nieuwegein
030-6032922
info@vanasadvocaten.nl
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, rechter, tevens kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. de Goei op 7 september 2018 en uitgewerkt op 13 september 2018.