ECLI:NL:RBMNE:2018:5191

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 september 2018
Publicatiedatum
25 oktober 2018
Zaaknummer
NL.18.1453
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.J. van Binsbergen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de levering van een auto met fabrieksgarantie en de gevolgen van tuning voor de garantie

In deze zaak heeft eiser, een eenmanszaak, een Volkswagen Golf gekocht van verweerster, een besloten vennootschap, met de belofte van een verlengde fabrieksgarantie. Na de aankoop heeft eiser werkzaamheden laten uitvoeren door een andere Volkswagen-dealer, waarbij hij geconfronteerd werd met een factuur en de mededeling dat de fabrieksgarantie ongeldig was verklaard omdat de auto getuned was. Eiser heeft verweerster aangesproken op non-conformiteit en heeft de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden. Verweerster betwist dat de garantie vervallen is en stelt dat eiser haar niet in de gelegenheid heeft gesteld om de tekortkoming te herstellen. De rechtbank oordeelt dat verweerster niet in verzuim is en dat de vorderingen van eiser worden afgewezen. De rechtbank concludeert dat de auto bij aflevering voldeed aan de overeenkomst, omdat de fabrieksgarantie op dat moment geactiveerd was. De vordering tot schadevergoeding en ontbinding van de overeenkomst wordt afgewezen, en eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

VONNIS
_________________________________________________________________ _
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
zaaknummer: NL18.1453
Vonnis van 20 september 2018
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser, hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat H.C. Uittenbogaart te Alphen aan den Rijn,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster, hierna te noemen: [verweerster] ,
advocaat X.H.C. Woodhouse te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de procesinleiding,
  • het verweerschrift,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 9 augustus 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] drijft onder de naam [naam eenmanszaak] (hierna: [naam eenmanszaak] ) een eenmanszaak voor beheer, dienstverlening en advisering op het gebied van informatietechnologie. [eiser] heeft op naam van [naam eenmanszaak] bij [verweerster] een Volkswagen Golf gekocht (hierna de auto) voor een bedrag van € 31.549,79. De factuur van 21 juli 2017 voor de auto vermeldt:
“Gekocht inclusief resterende fabrieksgarantie welke geactiveerd wordt middels onderhoudsbeurt bij Volkswagen dealer op kosten van de klant”.
2.2.
Op 21 juli 2017 heeft een aankoopkeuring en onderhoudsservice plaatsgevonden bij de Volkswagen-dealer [bedrijfsnaam 1] (hierna: [bedrijfsnaam 1] ). Op de factuur zijn bedragen in rekening gebracht voor “welkomstkeuring” en voor “groot onderhoudservice”. Daaronder vermeldt de factuur:
“U heeft recht op Mobiliteitsgarantie/service voor de volgende 30.000 km of tot het volgende fabrieksvoorgeschreven onderhoudsmoment (welke het eerst optreedt)”
Achter een aantal van de daaronder genoemde werkzaamheden is vermeld dat deze “niet belast” zijn.
2.3.
[eiser] heeft (reparatie)werkzaamheden laten uitvoeren aan de auto door Volkswagen-dealer [bedrijfsnaam 2] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 2] ) Vanwege deze werkzaamheden heeft [eiser] op 12 oktober 2017 een factuur ontvangen van [bedrijfsnaam 2] voor een bedrag van € 3.266,93. De factuur vermeldt als werkorder datum: 14 augustus 2017. In de begeleidende e-mail heeft [bedrijfsnaam 2] aan [eiser] meegedeeld:
“Hierbij ontvangt u de factuur betreffende de reparatie aan uw Volkswagen Golf GTE. Zoals ik eerder heb vermeld is de garantie ongeldig verklaard omdat de auto getuned is”
Bij deze e-mail heeft [bedrijfsnaam 2] een gedeelte van de uitdraai van de gegevens van de fabrieksgarantie gevoegd.
2.4.
Bij brief van 27 oktober 2017 heeft (de advocaat van) [eiser] aan [verweerster] meegedeeld:
“Toen cliënt na de aankoop de auto voor een onderhoudsbeurt bij Volkswagendealer [bedrijfsnaam 2] te [vestigingsplaats] had gebracht, was dit in verband met de verlengde fabrieksgarantie in eerste instantie kosteloos. Later heeft [A] cliënt echter alsnog een factuur toegezonden ad € 3.266,93 (ziebijlage 1, factuur [A] ) omdat [A] had opgemerkt dat de auto rond september 2015 (softwarematig) is getuned bij [bedrijfsnaam 3] te [vestigingsplaats] (zie bijlage 2, factuur [bedrijfsnaam 3] ). Hierdoor is de fabrieksgarantie komen te vervallen.
Aangezien zowel in de advertentie van de auto als op de factuur was aangegeven dat er sprake zou zijn van een fabrieksgarantie tot 22 mei 2019, en aangezien de auto deze eigenschap nu achteraf niet blijkt te bezitten, is er sprake van non-conformiteit omdat de auto nu niet de eigenschappen heeft die cliënt daarvan mocht verwachten.
Herstel
Op grond van het vorenstaande verzoekt cliënt primair ongedaanmaking van de koopovereenkomst en subsidiair een verklaring van [verweerster] dat [verweerster] tot 22 mei 2019 alle kosten zal voldoen die normaal onder de fabrieksgarantie vallen en primair en subsidiair om de reeds door cliënt geleden schade ad € 3.266,93 te vergoeden.
(…).”
2.5.
In een brief van 5 december 2017 heeft (de gemachtigde van) [verweerster] de vorderingen van [eiser] van de hand gewezen. Zij heeft in dat verband meegedeeld dat zij de auto heeft geleverd met fabrieksgarantie en dat uit de stukken die [eiser] bij zijn brief van 27 oktober 2017 heeft gevoegd, niet blijkt dat de fabrieksgarantie daadwerkelijk is komen te vervallen. Verder heeft [verweerster] er op gewezen dat - indien de auto werkelijk niet voldeed aan de overeenkomst - [eiser] haar niet in de gelegenheid heeft gesteld om de klacht zelf te beoordelen en zo nodig zelf te herstellen .
2.6.
Bij brief van 12 december 2017 heeft (de advocaat van) [eiser] de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden en [verweerster] gesommeerd het aankoopbedrag aan hem terug te betalen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
primair:
a. voor recht verklaart dat de koopovereenkomst tussen hem en [verweerster] van 21 juli 2017 rechtsgeldig buitengerechtelijk is ontbonden;
b. dan wel de koopovereenkomst ontbindt en [verweerster] veroordeelt om aan hem een bedrag van € 31.579,79 te voldoen in het kader van restitutie van het aankoopbedrag en
c. aan hem een schadevergoeding te betalen van € 7.111.61;
subsidiair:
a. de koopovereenkomst tussen hem en [verweerster] vernietigt en [verweerster] veroordeelt om aan hem een bedrag van € 31.579,79 te voldoen in het kader van restitutie van het aankoopbedrag wegens onverschuldigde betaling,
primair en subsidiair:
met vergoeding van rente, buitengerechtelijke kosten en de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat de auto niet voldoet aan hetgeen hij op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. Volgens [eiser] is sprake van non-conformiteit, omdat de auto aan hem is verkocht met een resterende fabrieksgarantie tot 22 mei 2019. De fabrieksgarantie is bij de onderhoudsbeurt bij [bedrijfsnaam 1] geactiveerd. Achteraf is echter gebleken dat de auto deze eigenschap niet bezit. Omdat [verweerster] is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst door een auto te leveren zonder fabrieksgarantie moet [verweerster] ook de schade vergoeden die [eiser] als gevolg van deze tekortkoming heeft geleden. Het gaat om de factuur van [bedrijfsnaam 2] van € 3.266,93. Zonder de tekortkoming van [verweerster] zouden de werkzaamheden die [bedrijfsnaam 2] heeft verricht volgens [eiser] onder de fabrieksgarantie zijn vergoed. Verder stelt [eiser] dat hij schade lijdt doordat hij een kredietvergoeding van € 3.844,68 verschuldigd is, als hij - met de gerestitueerde koopsom - het krediet aflost dat hij is aangegaan om de auto te financieren. Over zijn subsidiaire beroep op dwaling heeft [eiser] naar voren gebracht dat [verweerster] door de informatie in de advertentie voor de auto en de vermelding op de factuur dat de auto wordt geleverd met verlengde fabrieksgarantie een verkeerde voorstelling van zaken heeft gegeven. Als hij voorafgaand aan de overeenkomst ervan op de hoogte zou zijn geweest dat de auto niet voorzien was van fabrieksgarantie, zou hij de overeenkomst niet hebben gesloten. [eiser] beroept zich op de consumentrechtelijke bescherming van titel 1 van boek 7 BW. De koop is weliswaar gesloten op naam van zijn eenmansbedrijf [naam eenmanszaak] , maar in de praktijk is hij nauwelijks van een consument te onderscheiden, en de overeenkomst die hij met [verweerster] heeft gesloten ligt buiten het gebied van zijn professionele activiteit.
3.3.
[verweerster] betwist dat de auto niet zou voldoen aan de koopovereenkomst. Zij stelt dat zij de auto heeft geleverd met een verlengde fabrieksgarantie. De fabrieksgarantie is op de dag van aankoop geactiveerd bij de onderhoudsbeurt bij [bedrijfsnaam 1] . Daaruit blijkt dat de garantie op dat moment geldend was. Voorts betwist [verweerster] dat uit de door [eiser] overgelegde stukken blijkt dat de fabrieksgarantie (op een later moment) zou zijn vervallen. Daarnaast stelt [verweerster] dat de verlengde fabrieksgarantie enkel kosteloze reparaties vergoedt voor het geval er specifiek benoemde technische onvolkomenheden in de auto aanwezig zouden zijn. Een onderhoudsbeurt valt volgens [verweerster] niet onder de fabrieksgarantie. Dus los van de vraag of de fabrieksgarantie zou zijn vervallen, heeft [eiser] geen schade geleden vanwege de betaling van de werkzaamheden van [bedrijfsnaam 2] . Het beroep op ontbinding van de overeenkomst gaat volgens [verweerster] niet op. [eiser] heeft [verweerster] niet in de gelegenheid gesteld om de gestelde tekortkoming te herstellen, zodat zij niet in verzuim is. Indien zou komen vast te staan dat er sprake is van een tekortkoming, omdat de auto bij aflevering niet viel onder de verlengde verzekering, dan stelt [verweerster] dat deze tekortkoming een ontbinding van de koopovereenkomst niet kan rechtvaardigen. Zij wijst er in dit verband op dat de verlengde fabrieksgarantie enkel een ‘bijproduct’ is, dat wordt meegeleverd met de auto en dat ook van beperkte duur is, namelijk tot 22 mei 2019.
Voor het geval de vordering tot ontbinding wordt toegewezen betoogt [verweerster] dat op de daaruit voor haar voortvloeiende ongedaanmakingsverbintenis tot restitutie van het aankoopbedrag een matiging moet plaatsvinden van ten minste 15%, bij wijze van ‘gebruiksvergoeding’. Voorts heeft [verweerster] betwist dat [eiser] schade lijdt vanwege de verschuldigdheid van de kredietvergoeding vanwege de door hem gesloten financieringsovereenkomst voor de auto.

4.De beoordeling

4.1.
Het beroep van [eiser] op de consumentenbescherming van titel 1 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek gaat niet op. De enkele omstandigheid dat in- en verkoop van auto’s niet zijn bedrijfsmatige activiteit is, is daarvoor onvoldoende. Het gaat om de vraag of is voldaan aan de voorwaarde dat [eiser] de overeenkomst heeft gesloten voor doeleinden buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit. [eiser] heeft de auto gekocht op naam van zijn bedrijf [naam eenmanszaak] , zodat als uitganspunt heeft te gelden dat hij de auto heeft gekocht voor zijn bedrijfsmatige activiteiten. [eiser] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld die erop kunnen wijzen dat hij zijn auto niet voor dat doel zou hebben aangeschaft.
4.2.
Voor een succesvol beroep op ontbinding van de overeenkomst op grond van artikel 6:265 BW dient sprake te zijn van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst (lid 1). Voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, stelt het tweede lid van artikel 6:265 BW als vereiste voor het ontstaan van de bevoegdheid tot ontbinding dat de schuldenaar in verzuim verkeert. Voor verzuim is in beginsel een ingebrekestelling vereist, bestaande in een schriftelijke aanmaning waarbij de schuldenaar een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld (zie artikel 6:82 lid 1 BW). Op grond van de hierna volgende overwegingen is de rechtbank van oordeel dat [verweerster] niet in verzuim is geraakt, zodat [eiser] niet bevoegd was tot ontbinding van de overeenkomst.
4.3.
Ter onderbouwing van haar verweer dat de auto conform de overeenkomst is geleverd, met fabrieksgarantie heeft [verweerster] gewezen op de factuur van [bedrijfsnaam 1] waarop is vermeld dat [eiser] recht heeft op garantie. Het feit dat de garantie op dat moment ook werkelijk was geactiveerd, blijkt volgens [verweerster] uit de vermelding op de factuur dat een aantal werkzaamheden die [bedrijfsnaam 1] heeft uitgevoerd, is gedaan zonder daar een bedrag voor in rekening te brengen. Deze werkzaamheden, waarachter staat “onbelast”, vallen volgens [verweerster] onder de fabrieksgarantie. [eiser] heeft ook niet betwist dat de fabrieksgarantie door [bedrijfsnaam 1] is geactiveerd, maar hij stelt dat [bedrijfsnaam 1] heeft verzuimd te checken of de auto getuned was, zodat de fabrieksgarantie niet (meer) geldig was. [verweerster] heeft gemotiveerd betwist dat [bedrijfsnaam 1] deze check niet zou hebben uitgevoerd.
4.4.
Ter zitting heeft [eiser] de uitdraai overgelegd met de gegevens van de fabrieksgarantie die hij van [bedrijfsnaam 2] had ontvangen. Deze uitdraai vermeldt als startdatum van de fabrieksgarantie 22 mei 2017 en als einddatum 22 mei 2019. Uit de onderste kolom blijkt dat de status van de garantie inactief is. De reden daarvoor is dat de auto getuned is (“TDI-engine ECM Modification”). De datum van deze melding is 17 augustus 2017.
4.5.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de auto is afgeleverd met een geactiveerde fabrieksgarantie, maar dat deze op 17 augustus 2017, inactief is gemaakt. Dit inactief maken is kennelijk gedaan door [bedrijfsnaam 2] , omdat zij had geconstateerd dat de auto was getuned. De constatering dat de auto niet voldeed aan hetgeen hij op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten (te weten een auto met verlengde fabrieksgarantie) had voor [eiser] een reden moeten zijn om, voordat hij een verdere opdracht voor werkzaamheden aan de auto aan [bedrijfsnaam 2] verstrekte, met de auto terug te gaan naar [verweerster] . Dan had [verweerster] zelf kunnen (laten) onderzoeken of er redenen waren die met zich meebrachten dat de auto niet (meer) onder de fabrieksgarantie viel, en/of bij [bedrijfsnaam 1] navraag kunnen doen naar haar bevindingen bij de keuring in juni 2017, voorts kunnen nagaan of er sprake was van tuning en zo ja, welke consequenties dit zou hebben gehad voor de geldigheid van de fabrieksgarantie. Verder had [verweerster] dan kunnen onderzoeken of de fabrieksgarantie opnieuw geactiveerd had kunnen worden.
4.6.
Het betoog van [eiser] dat hij niet naar [verweerster] was teruggegaan, omdat [bedrijfsnaam 2] had gezegd dat de reparatie kosteloos was en hij pas veel later, op 12 oktober 2017, door de rekening van [bedrijfsnaam 2] ermee werd geconfronteerd dat de fabrieksgarantie niet meer gold, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De handelwijze van [eiser] is moeilijk te rijmen met de door hem overgelegde uitdraai van de fabrieksgarantie, waaruit blijkt dat [bedrijfsnaam 2] de fabrieksgarantie al op 17 augustus 2017 inactief heeft gemaakt. Over de gang van zaken rond de verstrekking van de opdracht aan [bedrijfsnaam 2] om de auto te repareren heeft [eiser] geen duidelijkheid verstrekt. In de brief van 27 oktober 2017 aan [verweerster] en in de procesinleiding heeft hij gezegd dat hij de auto bij [bedrijfsnaam 2] had gebracht voor een onderhoudsbeurt, terwijl het - zoals hij ter zitting heeft gezegd - ging om een reparatie van de oplader van de auto. Verder heeft [eiser] ter zitting naar voren gebracht dat hij eerst bij [bedrijfsnaam 2] is langs geweest om het probleem met de oplader te melden, dat hij daarna op vakantie is gegaan, dat de auto nog enige tijd bij [bedrijfsnaam 2] heeft gestaan en dat de auto pas daarna is gerepareerd. Het is - zoals ook [verweerster] naar voren heeft gebracht - niet goed denkbaar dat [bedrijfsnaam 2] toen zij in augustus 2017 had geconstateerd dat de reparatie niet onder de fabrieksgarantie kon worden uitgevoerd, zonder nader overleg en zonder opdracht van [eiser] deze kostbare reparatie toch is gaan uitvoeren.
4.7.
Anders dan [eiser] betoogt, biedt de brief van 27 oktober 2017 geen mogelijkheid van herstel van de gestelde tekortkoming. Het primaire verzoek tot ontbinding van de overeenkomst en het verzoek aan [verweerster] om te verklaren dat zij alle kosten zal voldoen die onder de fabrieksgarantie zouden vallen, gaan er kennelijk vanuit dat er geen herstel mogelijk was. Dit is echter de veronderstelling van [eiser] , die is gebaseerd op de mededeling van [bedrijfsnaam 2] , maar die hij niet heeft laten toetsen door [verweerster] en/of door [bedrijfsnaam 1] . In dit verband is ook nog van belang dat [eiser] ter zitting heeft meegedeeld dat hij ook geen reden zag om naar [bedrijfsnaam 1] te gaan, omdat deze enkel een welkomstkeuring had verricht en daarbij niet zou hebben getest of de auto al of niet was getuned. Dit betoog is door [verweerster] gemotiveerd betwist, door te wijzen op de factuur van [bedrijfsnaam 1] waaruit blijkt dat er naast de welkomstkeuring een aantal andere werkzaamheden werden verricht waarbij de auto op de computer werd aangesloten en de gegevens van de auto werden “uitgelezen”.
4.8.
Het is ook niet zo dat geen ingebrekestelling nodig was, omdat [verweerster] er blijk van zou hebben gegeven dat zij niet wenste na te komen. In haar antwoord op de brief van 27 oktober 2017 heeft [verweerster] enkel gesteld dat zij heeft geleverd conform de overeenkomst (namelijk een auto inclusief fabrieksgarantie) en dat zij niet is gehouden de kosten van de reparatie te voldoen, omdat [eiser] haar niet in de gelegenheid heeft gesteld om de geconstateerde problemen op te lossen.
4.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [verweerster] niet in verzuim is geraakt, zodat niet was voldaan aan de voorwaarden voor buitengerechtelijk ontbinden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat hetgeen [eiser] heeft aangevoerd geen grondslag biedt voor toewijzing van de gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst buitengerechtelijk is ontbonden, noch tot ontbinding van de overeenkomst.
4.10.
Op grond van het voorgaande is er evenmin een grondslag voor vergoeding van de schade wegens een toerekenbare tekortkoming door [verweerster] in de nakoming van de overeenkomst.
4.11.
De vordering tot vernietiging wegens dwaling zal de rechtbank eveneens afwijzen. De auto beschikte bij aflevering over een geactiveerde fabrieksgarantie en voldeed daarmee aan hetgeen [eiser] op grond van de mededelingen van [verweerster] mocht verwachten. Dat de fabrieksgarantie op een later moment door [bedrijfsnaam 2] is gedeactiveerd kan daar niet aan af doen.
4.12.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [verweerster] worden begroot op:
- griffierecht 1.950,00
- salaris advocaat
1.390,00(2 punten × tarief € 695,00)
Totaal € 3.340,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [verweerster] tot op heden begroot op € 3.340,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. van Binsbergen en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2018.