2.4.Op gezamenlijk verzoek van partijen heeft P. Verlooy, neuroloog, een expertise uitgebracht. In zijn rapport van 19 juni 2015 vermeldt Verlooy onder het kopje “Overwegingen”:
“Het is aannemelijk gezien de aard en impact van het ongeval dat er door het ongeval een geforceerde flexie/extensie is geweest van de CWK (rechtbank: cervicale wervelkolom) met overrekking van de weke delen, die de CWK omgeven. Middels beeldvormend onderzoek zijn traumatische afwijkingen van de CWK uitgesloten. Er is dus in principe sprake van een whiplash trauma, waardoor klachten over pijn in de nek en hoofdpijn, die na het ongeval zijn ontstaan, kunnen worden verklaard. Meestal verdwijnen whiplash gerelateerde klachten binnen enkele maanden, maar in sommige gevallen persisteren de klachten, waarbij geen anatomisch substraat aanwijsbaar is, maar de klachten kunnen worden gezien als een chronisch pijnsyndroom. Kennelijk is dit bij de betrokkene ook het geval geweest. De nekklachten zijn enkele malen gedocumenteerd, waarbij geen duidelijke bewegingsbeperking is vastgelegd. Ook thans bestaat er geen bewegingsbeperking, maar alleen eindstandige pijn. Er is anamnestisch uitstraling naar beide schouders
(…)
De schouderklachten passen het meest bij referred pain vanuit de nek, omdat bij onderzoek van beide schouders er geen pijn of bewegingsbeperking bestaat bij bewegingen in het schoudergewricht.
De lage rugklachten passen het meest bij aspecifieke rugklachten, omdat er anamnestisch en bij onderzoek geen aanwijzingen zijn voor radiculaire klachten of radiculaire stoornissen. Een causale relatie met het ongeval is hier niet duidelijk, omdat een specifiek ongevalsmechanisme, zoals bij de nek hier niet aanwezig is en er geen gedocumenteerd letsel is van de LWK (rechtbank: lumbale wervelkolom). Daarbij dient overwogen te worden dat lage rugklachten in een normale populatie niet zeldzaam zijn. Ook in het verleden heeft betrokkene blijkens het journaal van de huisarts wel eens lage rugklachten gehad.
(…)
Betrokkene heeft klachten over aanvalsgewijs optredende draaiduizeligheid, die anamnestisch het meest passen bij benigne paroxysmale positieduizeligheid. (…)
Blijkens het huisartsenjournaal heeft betrokkene zich op 6-9-2012, dus voor het eerste ongeval, bij zijn huisarts gemeld in verband met klachten over draaiduizeligheid, die toen zijn geduid als een labyrinthitis. Betrokkene heeft daarna nog enkele malen blijkens de anamnese aanvallen gehad en het is mogelijk en ook aannemelijk dat hij hierdoor van de ladder is gevallen. Omdat de duizeligheidsklachten al voor het ongeval zijn opgetreden en bovendien niet kunnen worden gerelateerd aan een whiplashtrauma kunnen de klachten over draaiduizeligheid niet gerelateerd worden aan het ongeval op 18-9-2012”
Verlooy heeft de volgende diagnosen gesteld:
1. Whiplash Associated Disorder graad 1
2. Benigne paroxysmale positieduizeligheid
3. aspecifieke rugklachten.
Op de vraag welke beperkingen [eiser] thans ondervindt, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval, heeft de deskundige geantwoord:
“Het is aannemelijk dat betrokkene als gevolg van zijn nekklachten lichte beperkingen ondervindt bij werkzaamheden of activiteiten, waarbij hij regelmatig zijn hoofd eindstandig dient te roteren of te lateroflecteren naar rechts of links dan wel maximaal dient te extenderen of te flecteren.
De beperkingen als gevolg van het oude en nieuwe letsel van de linker arm valt buiten beschouwing van het neurologisch onderzoek.
Voor aspecifieke lage rugklachten kan geen functieverlies en dus geen beperking worden vastgesteld op neurologisch gebied.
Het is aannemelijk dat betrokkene als gevolg van de aanvalsgewijs optredende draaiduizeligheid een beperking ondervindt bij werkzaamheden of activiteiten, waarbij hij gevaar zou kunnen lopen, bijvoorbeeld het beklimmen van ladders of steigers of het bedienen van bepaalde machines.”
De vraag welke mate van functieverlies voortvloeit uit de ongeval gerelateerde klachten en ongeval gerelateerde afwijkingen heeft de deskundige beantwoord als volgt:
“Uitgaande van de AMA Guides 6e editie kan het whiplashtrauma worden geëvalueerd op pagina 564, tabel 17-2. Indien er sprake is van een specifiek nektrauma met persisterende nekklachten, waarbij irradiatie optreedt zoals in het geval van betrokkene naar het achterhoofd en schouders, kan er functieverlies worden toegekend met een maximum tot 3% van de persoon. Het functieverlies in casu zou kunnen worden geschat op 2%, rekening houdend met het neurologisch onderzoek, waarbij er geen bewegingsbeperking van de CWK bestaat.
Uitgaande van de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie kan bij persisterende nekklachten na een whiplashtrauma geen functieverlies worden toegekend.”