ECLI:NL:RBMNE:2018:5152

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 oktober 2018
Publicatiedatum
24 oktober 2018
Zaaknummer
5820486 UC EXPL 17-4337
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige publicatie van persoonsgegevens van een GZ-psycholoog na doorhaling in het BIG-register

In deze zaak vordert eiser, een voormalig GZ-psycholoog, dat de gedaagde stichting, die zich inzet voor slachtoffers van medische fouten, onrechtmatig heeft gehandeld door zijn naam op een zwarte lijst te publiceren na zijn doorhaling in het BIG-register. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde feitelijke mededelingen heeft gedaan die zijn toegestaan. Eiser was eerder geregistreerd als GZ-psycholoog, maar zijn registratie werd door het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG) geschrapt vanwege een onethische relatie met een cliënte. De gedaagde publiceerde de naam van eiser op haar website, inclusief verwijzingen naar zijn doorhaling in het BIG-register en zijn activiteiten als zorgverlener. Eiser stelt dat deze publicaties onrechtmatig zijn en vordert schadevergoeding en verwijdering van zijn persoonsgegevens van de websites van de gedaagde.

De kantonrechter overweegt dat de publicaties van de gedaagde niet onrechtmatig zijn, omdat zij feitelijke informatie bevatten die openbaar is en niet in strijd is met de wet. De rechter benadrukt dat het recht op vrije meningsuiting van de gedaagde zwaarder weegt dan het recht van eiser op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten. Dit vonnis is gewezen op 24 oktober 2018.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 5820486 UC EXPL 17-4337 asp/1189
Vonnis van 24 oktober 2018
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: voorheen mr. A.F.M. Oudijk,
thans mr. R.M.W. de Haan,
tegen:
de stichting
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. D. Fasseur.
.1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 5,
  • de conclusie van antwoord met producties 6, 7 en 8,
  • het vonnis van 10 mei 2017, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
  • het proces-verbaal van comparitie van 25 oktober 2017, waarbij alleen [eiser] is verschenen,
  • het verzoek om pleidooi van de [gedaagde] ,
  • de rolbeslissing van 22 november 2017, waarbij pleidooi is toegestaan en waarbij aan beide partijen verhinderdata zijn opgevraagd,
  • de zittingsaantekeningen van de griffier van de zitting van 12 december 2012, de door de kantonrechter bepaalde datum voor pleidooi, waarbij alleen [eiser] is verschenen,
  • het verzoek tot wraking van 12 december 2017, ingediend namens de [gedaagde] , gericht tegen de behandelend kantonrechter, mr. Kilian,
  • de beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingsverzoeken van 26 januari 2018, waarbij het wrakingsverzoek ongegrond is verklaard,
  • het verzoek namens de kantonrechter aan partijen om verhinderdata voor een nieuw te houden pleidooizitting vast te stellen,
  • de beslissing van de kantonrechter van 9 mei 2018 waarin de zaak is verwezen naar de rolzitting van 23 mei 2018 voor het opgeven van verhinderdata door beide partijen,
  • het proces-verbaal van de pleidooizitting van 13 september 2018, met daaraan gehecht de pleitaantekeningen van de [gedaagde] en een ter zitting overgelegde productie. [eiser] heeft zijn eis tijdens deze zitting verminderd op de hierna te vermelden wijze.
1.2. De aanvankelijk behandelend rechter is in het kader van het binnen deze rechtbank gebruikelijke rouleerbeleid per 1 januari 2018 niet langer werkzaam binnen de Afdeling Civiel recht, maar in de Afdeling Strafrecht, zodat de zaak aan de thans behandelend rechter is toegewezen.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.4. Bij brief van 1 oktober 2018 heeft mr. De Haan meegedeeld dat hij de behandeling van de zaak overneemt van mr. Oudijk. De kantonrechter heeft deze mededeling in de kop van dit vonnis tot uitdrukking gebracht.
1.5. Bij brief en e-mail van 22 oktober 2018 heeft de [gedaagde] de kantonrechter verzocht enkele wijzigingen in het proces-verbaal aan te brengen. De kantonrechter heeft daarop geantwoord de brief in het procesdossier te voegen, zodat de brief onderdeel uitmaakt van het proces-verbaal.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is onder meer afgestudeerd psycholoog en bewegingswetenschapper. Hij heeft als Gezondheidszorgpsycholoog (hierna: GZ-psycholoog) gewerkt. Naar aanleiding van een uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (hierna CTG) is de inschrijving van [eiser] als GZ-psycholoog in het zogenoemde BIG-register doorgehaald . Het is hem sindsdien niet toegestaan zich als GZ-psycholoog te afficheren of de daaraan verbonden werkzaamheden als GZ-psycholoog te verrichten. De maatregel vindt haar grond in de omstandigheid dat [eiser] een (ongelijkwaardige) relatie heeft onderhouden met een cliënte.
2.2.
Het BIG-register is gebaseerd op de Wet Beroepen in de gezondheidszorg (Wet BIG). In het register staan alle beroepsbeoefenaren, die in de Wet BIG als beschermde beroepen staan vermeld, waaronder GZ-psychologen. Psychologen vallen daar niet onder.
2.3.
De [gedaagde] heeft, kort gezegd, als doel op te komen voor de belangen slachtoffers van medische fouten en die van hun nabestaanden. De [gedaagde] publiceert onder meer een door haar zo genoemde Zwarte Lijst, waarop namen van artsen en andere functionarissen uit de gezondheidszorg worden vermeld die volgens de [gedaagde] kort gezegd hun wettelijke zorgplicht schenden. In dat kader publiceert de [gedaagde] onder anderen de namen van artsen en andere personen uit de gezondheidszorg die een maatregel hebben opgelegd gekregen van het CTG en/of die uit het BIG-register zijn geschrapt.
2.4.
De doorhaling van [eiser] in het BIG-register is op 28 juni 2016 gepubliceerd op de website [webside 1] in een artikel over gezondheidszorgwerkers die op de een of andere wijze volgens het CTG in de fout waren gegaan.
2.5.
De [gedaagde] heeft in de loop van 2016 de naam van [eiser] vermeld op de door haar beheerde website [webside 2] . Deze vermelding hield in de uit het BIG-register overgenomen persoonsgegevens van [eiser] en een foto van [eiser] , die de [gedaagde] had overgenomen uit de website van [eiser] . De tekst van deze vermelding hield voorts in:
“Op 26 juni 2016 blijkt dat [eiser] actief is als zorgverlener in [vestigingsplaats] : zie zijn website [webside 3] Nader onderzoek is noodzakelijk. Hoe valt een doorhaling in het BIG-register te rijmen met AGB-code praktijk: [code 1] , AGB-code zorgverlener: [code 2] , KVK: [nummer] .”.
2.6.
Een AGB-code staat voor Algemeen Gegevens Beheer-code, een landelijke code waarmee zorgaanbieders in een landelijke database worden geregistreerd en door het publiek kunnen worden herkend.
2.7. (
De advocaat van) [eiser] heeft de [gedaagde] bij brief en e-mail van 27 oktober 2016 verzocht zijn gegevens op de website van de [gedaagde] te verwijderen.
2.8.
De [gedaagde] heeft bij e-mail van 27 november 2016 aan de advocaat van [eiser] als volgt gereageerd:
“Uw cliënt Dhr. [eiser] is sinds oktober 2010 als GZ psycholoog doorgehaald in het BIG-register.
(…)
Plaatsing van de heer [eiser] op [webside 2] is derhalve in meerdere opzichten volstrekt rechtmatig.
Van overbodigheid is geen sprake daar vermelding in het BIG-register niet gekoppeld is aan Google.
Uw cliënt is niet gerechtigd tot het voeren van de beroepstitel psycholoog, gezien zijn doorhaling in het BIG-register.
Desalniettemin publiceert Uw cliënt onrechtmatig en herhaaldelijk op internet dat hij psycholoog is of profileert hij zich als psycholoog.
(…)
Om Uw cliënt tegemoet te komen, is zijn foto verwijderd.
(…)”.
2.9.
De [gedaagde] heeft de foto van [eiser] van haar website verwijderd. Op enig moment daarna heeft de [gedaagde] de aanvullende tekst op haar website als volgt aangepast:
“Op 26 juni 2016 blijkt dat [eiser] actief is als zorgverlener in [vestigingsplaats] en psychodiagnostisch onderzoek doet: zie zijn website[webside 3]Nader onderzoek is noodzakelijk.”
2.10.
[eiser] heeft tijdens de pleitzitting een schermuitdraai van [webside 2] getoond waarop nu als tekst staat, naast de vermelding van het BIG-register:
“(…)
De inschrijving in het register van GZ-psychologen is per 2 september 2010 doorgehaald.
Lees: de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege. (toevoeging kantonrechter: dit is een link, waarmee naar een geanonimiseerde uitspraak over een GZ-psycholoog gegaan kan worden
).
[eiser] profileert zich als psycholoog en gezondheidswetenschapper op zijn website [webside 3]
(…)”

3.Het geschil van partijen

3.1.
[eiser] vordert, na vermindering van eis, dat de kantonrechter bij uitvoerbaar te verklaren vonnis:
voor recht zal verklaren dat de [gedaagde] als gevolg van haar gedragingen onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld en ten gevolge daarvan schadeplichtig is,
de [gedaagde] te veroordelen om binnen veertien dagen na uitspraak van dit vonnis, de persoonsgegevens van [eiser] van de websites [webside 4] en [webside 2] te verwijderen en verwijderd te houden, met dien verstande dat de persoonsgegevens op geen enkele wijze met een zoekopdracht op internet terug zijn te vinden, althans voor zover de verwerking meer persoonsgegevens bevat dan het BIG-register,
de [gedaagde] te veroordelen om zich in de toekomst te onthouden van enige vorm van gegevensverwerking van [eiser] op de genoemde websites, dan wel op andere websites, althans voor zover de verwerking meer persoonsgegevens bevat dan het BIG-register,
(ingetrokken)
de [gedaagde] te veroordelen binnen veertien dagen na de uitspraak van dit vonnis over te gaan tot betaling aan [eiser] € 5.000,00 als schadevergoeding,
een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat de [gedaagde] niet aan deze veroordelingen voldoet, met een maximum van € 25.000,00,
de [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2.
De [gedaagde] voert gemotiveerd verweer.
3.3.
De kantonrechter zal hierna op de stellingen van partijen ingaan, voor zover dat voor de beoordeling van het geschil noodzakelijk is.

4.De beoordeling

4.1.
In deze zaak moet worden geoordeeld over de vraag of de publicaties van de [gedaagde] over [eiser] onrechtmatig zijn. Daarbij spelen twee fundamentele rechten een belangrijke rol, namelijk het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van [eiser] enerzijds en het recht op vrije meningsuiting/vrijheid van publicatie van de [gedaagde] anderzijds. Beide rechten zijn niet onaantastbaar en worden begrensd door de reikwijdte van het concurrerende recht.
Toewijzing van [achternaam eiser (-s)] vorderingen zou een beperking inhouden van het in artikel 7 van de Grondwet en artikel 10 lid 1 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) neergelegde grondrecht van vrije meningsuiting. Een dergelijk recht kan slechts worden beperkt als dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (het tweede lid van artikel 10 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien, is sprake wanneer de uitlatingen van de [gedaagde] op haar websites in strijd zijn met bepalingen uit de (voormalige) Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp), die gelet op het tijdstip van de vermelding op deze zaak van toepassing is, of onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Voor het antwoord op de vraag welk recht – het recht op vrije meningsuiting of het recht ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer dan wel eer en goede naam – zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen. Welke van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, de doorslag moet geven, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij zijn onder meer relevant (i) de aard van de gepubliceerde uitlatingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie de uitlatingen betrekking hebben, (ii) de ernst – bezien vanuit het algemeen belang – van de misstand die aan de kaak wordt gesteld, (iii) de mate waarin de uitlatingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal, (iv) de totstandkoming en de inkleding van de uitlatingen, (v) het gezag dat het medium waarop de uitlatingen gepubliceerd zijn geniet en (vi) de maatschappelijke positie van de betrokken persoon. Deze omstandigheden wegen niet even zwaar en welk gewicht daaraan moet worden toegekend, hangt af van het concrete geval.
4.2.
De kantonrechter stelt bij de beoordeling het volgende voorop.
Het feit dat [eiser] is geschrapt uit het BIG-register is te wijten aan zijn eigen gedrag, op grond waarvan het CTG de hiervoor vermelde maatregel heeft genomen.
De doorhaling in het BIG-register heeft uitsluitend gevolg voor zijn functie van GZ-psycholoog. Andere beroepen mag hij uitoefenen, ook dat van psycholoog. Daar zijn partijen het (inmiddels) over eens.
De vermelding van de doorhaling in het BIG-register is openbaar: ieder die het BIG-register raadpleegt, kan lezen dat [eiser] met naam en toenaam is vermeld en dat hij is geschrapt in zijn hoedanigheid van GZ-psycholoog.
Het vermelden van de doorhaling als zodanig, met de naam van [eiser] daarbij, is niet onrechtmatig. Partijen zijn het daar ook over eens.
Het BIG-register is niet te benaderen via een zogenoemde zoekmachine op het internet. Pas als iemand op de website van het BIG-register is aanbeland, kan op naam van een gezondheidszorgwerker worden gezocht. Ook hierover zijn partijen het eens.
4.3.
Het gaat er concreet om in hoeverre toevoegingen aan de enkele vermelding dat [eiser] is geschrapt onrechtmatig is. Daarbij zijn de volgende toevoegingen aan de orde:
de toegevoegde tekst
“Op 26 juni 2016 blijkt dat [eiser] actief is als zorgverlener in [vestigingsplaats] : zie zijn website [webside 3] Nader onderzoek is noodzakelijk. Hoe valt een doorhaling in het BIG-register te rijmen met AGB-code praktijk: [code 1] , AGB-code zorgverlener: [code 2] , KVK: [nummer] ”(zie punt 2.5),
de toegevoegde tekst
“Op 26 juni 2016 blijkt dat [eiser] actief is als zorgverlener in [vestigingsplaats] en psychodiagnostisch onderzoek doet: zie zijn website [webside 3] Nader onderzoek is noodzakelijk.”(zie punt 2.9) en
de toegevoegde tekst
“De inschrijving in het register van GZ-psychologen is per 2 september 2010 doorgehaald.
Lees: de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege
[eiser] profileert zich als psycholoog en gezondheidswetenschapper op zijn website [webside 3](zie punt 2.10).
4.4.
De kantonrechter oordeelt dat geen van deze toevoegingen onrechtmatig is. De aanvullingen zijn van feitelijke aard (“werkt als”, ‘profileert zich als”) en niet feitelijk onjuist. De in 4.3. onder a gestelde vraag (“Hoe valt dit te rijmen”) en de onder a en b vermelde toevoeging (“Nader onderzoek is noodzakelijk”) vallen naar het oordeel van de kantonrechter zonder twijfel onder het recht van vrije meningsuiting en zijn opmerkingen en vragen die in de context van de doorhaling van een inschrijving in het BIG-register niet ongerechtvaardigd zijn. Deze opmerkingen en vragen zien immers op de gevoelde noodzaak kritisch te blijven op werkzaamheden van een gezondheidszorgwerker na een dergelijke doorhaling. Doel van het BIG-register is immers mede te voorkomen dat personen wier inschrijving is doorgehaald niet op een andere manier alsnog doen wat hen niet is toegestaan. Het kan de [gedaagde] niet worden tegengeworpen dat zij kritisch is op het verwerkelijken van deze doelstelling.
4.5.
Dit oordeel wordt niet anders doordat, zoals [eiser] stelt, [eiser] last ondervindt van deze vermeldingen. Zo zou hij een verlenging van een tijdelijke arbeidsovereenkomst (in een ziekenhuis) niet hebben gekregen omdat die werkgever had gezien dat [eiser] op [webside 2] vermeld staat. Deze stelling heeft [eiser] niet onderbouwd. Bovendien geldt dat, zoals [eiser] tijdens de pleidooizitting heeft verklaard, dat die werkgever heeft gezegd dat hij het [eiser] met name verweet dat hij bij de aanvang van het dienstverband geen melding van de doorhaling had gedaan. De vermelding op de websites van de [gedaagde] is daarvan niet de oorzaak. Datzelfde geldt voor de stelling van [eiser] , dat zijn kinderen op deze wijze van de hem verweten feiten op de hoogte zijn gekomen. De kantonrechter overweegt dat de oorzaak van deze problemen ligt in het gedrag van [eiser] , niet in de publicaties van de [gedaagde] .
Van een onaanvaardbare schending van de persoonlijke levenssfeer van [eiser] is dan ook geen sprake.
4.6.
[eiser] heeft ook nog aangevoerd dat het feit dat geleid heeft tot de doorhaling inmiddels zo’n twaalf geleden heeft plaatsgehad en dat hij daarvoor toch niet blijvend achtervolgd moet worden. De kantonrechter overweegt hierover dat de doorhaling in tijd niet is gelimiteerd. Indien [eiser] gronden aanwezig acht dat alsnog een tijdelijk karakter aan de doorhaling moet worden gegeven, staat er in de Wet BIG een bestuursrechtelijke procedure open, die hij daartoe kan volgen.
4.7.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde €
400,00(2 punten x tarief € 200,00)
Totaal € 400,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gedaagde] tot aan de uitspraak van dit vonnis begroot op € 400,00 voor salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Penders, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op woensdag 24 oktober 2018.