ECLI:NL:RBMNE:2018:5149

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 oktober 2018
Publicatiedatum
24 oktober 2018
Zaaknummer
6735335 UC EXPL 18-2922 LH/1040
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inlenersbeloning en ketenaansprakelijkheid bij uitlening van arbeidskrachten

Op 24 oktober 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen een vennootschap onder firma, hierna aangeduid als [eiseres], en de besloten vennootschap Brainnet B.V., hierna aangeduid als Brainnet. De zaak betreft de inlenersbeloning in de zin van artikel 8 van de Wet Allocatie Arbeidskrachten door Intermediairs (WAADI) en de toepasselijke cao. [Eiseres] heeft arbeidskrachten ter beschikking gesteld aan Brainnet, die op hun beurt deze arbeidskrachten aan de opdrachtgever Volker Wessels Telecom Connect B.V. (VWT) hebben geleverd. De kern van het geschil draait om de vraag of Brainnet gehouden was om de inlenersbeloning te betalen aan de door [eiseres] ter beschikking gestelde arbeidskrachten, en of [eiseres] recht had op betaling van een factuur van € 3.785,23 en een schadevergoeding van € 3.000,46. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiseres] niet heeft voldaan aan haar verplichtingen uit de inleenovereenkomst, met name de verplichting om de benodigde accountantsverklaringen te overleggen. Hierdoor was Brainnet gerechtigd om de betaling van de factuur op te schorten. De vordering van [eiseres] tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelde dat [eiseres] als professioneel uitleenbureau op de hoogte had moeten zijn van de toepasselijke cao en de inlenersbeloning. De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] in al zijn onderdelen afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 6735335 UC EXPL 18-2922 LH/1040
Vonnis van 24 oktober 2018
inzake
de vennootschap onder firma
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. N. Huberts,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Brainnet B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
verder ook te noemen Brainnet,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J. Snijder.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 13 maart 2018 (met producties 1 tot en met 20);
- de conclusie van antwoord (met producties 1 tot en met 19);
- het tussenvonnis van 4 juli 2018, waarbij een comparitie is gelast.
1.2.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2018. Voor [eiseres] zijn ter zitting verschenen haar beide vennoten, mevrouw [A] en de heer [B] , vergezeld door mr. N.A. Bohlander, die waarnam voor mr. Huberts. Voor Brainnet is verschenen de heer [C] , bestuurder van Brainnet, vergezeld door mr. Snijder. Partijen hebben de standpunten nader toegelicht. Zij hebben op vragen van de kantonrechter geantwoord en zij hebben op elkaar kunnen reageren. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.
1.3.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een bedrijf dat zich heeft gericht op het uitlenen van personeel, gespecialiseerd in telecom en ICT. Nadat [eiseres] vanaf omstreeks 2011/2012 rechtstreeks aan Volker Wessels Telecom Connect B.V. (hierna te noemen VWT) arbeidskrachten ter beschikking had gesteld, heeft VWT in of omstreeks 2015 besloten om nog slechts via tussenkomst van Brainnet zaken met [eiseres] te doen. Aanleiding hiervoor waren de bij de Wet aanpak schijnconstructies (WAS) ingevoerde artikelen 7:616a-616f Burgerlijk Wetboek (BW), regelende de aansprakelijkheid van opdrachtgevers en anderen in de keten voor wie werknemers werken maar met wie zij geen arbeidsovereenkomst hebben (de zogenoemde ketenaansprakelijkheid), alsook de wens van VWT om het proces van inlening van arbeidskrachten en de zorg voor de nakoming van de daaraan verbonden verplichtingen, zowel die samenhangen met de ketenaansprakelijkheid als die welke voortvloeien uit fiscale wetgeving, uit te besteden. Brainnet is een bedrijf dat zich richt op het ondersteunen van haar klanten (in dit geval: VWT) bij de inzet van tijdelijke arbeidskrachten.
2.2.
Bij haar dienstverlening ten behoeve van VWT maakt Brainnet in de relatie tot haar recruiters/leveranciers, in dit geval [eiseres] , gebruik van een model inleenovereenkomst. Daarin is in artikel 1.4 bepaald ( [eiseres] is aangeduid als ‘Opdrachtnemer’):
‘Opdrachtnemer staat er voor in dat hij al zijn wettelijke verplichtingen verband houdend met deze Inleenovereenkomst nakomt, waaronder in elk geval begrepen die voortvloeiende uit de WAADI (Wet Allocatie Arbeidskrachten door Intermediairs), de WAV (Wet Arbeid Vreemdelingen), de Wet Aanpak Schijnconstructies (WAS) en eventueel toepasselijke cao
(-).’Artikel 1.2 van de inleenovereenkomst luidt: ‘
De Opdrachtnemer staat er voor in dat de toepasselijkheid van de op de Deskundige(dit is benaming voor de ter beschikking gestelde arbeidskracht, kantonrechter)
betrekking hebbende voorwaarden uit deze Inleenovereenkomst ook wordt overeengekomen met de Deskundige, of, als een derde door de Opdrachtnemer wordt ingeschakeld, met die derde (-).’Artikel 8.2 van de inleenovereenkomst bepaalt:
‘Een Deskundige, indien het een uitzendkracht van een Opdrachtnemer betreft, valt direct onder de zogeheten Inlenersbeloning krachtens de CAO voor uitzendkrachten.’Artikel 11.10 van de inleenovereenkomst luidt:
‘Betaling van de laatste factuur zal plaatsvinden nadat Opdrachtnemer omtrent de desbetreffende periode aan alle verplichtingen als bedoeld in artikel 12 heeft voldaan (-).’In artikel 12.1 van de inleenovereenkomst is bepaald:
‘Opdrachtnemer verklaart zijn verplichtingen jegens de Belastingdienst aangaande omzetbelasting, loonbelasting en premies sociale verzekeringen stipt na te komen. Opdrachtnemer vrijwaart Brainnet en de Klant voor alle aanspraken en verplichtingen tot betaling van deze belastingen en premies.’In artikel 12.3 van de inleenovereenkomst is geregeld dat Brainnet bevoegd is alle betalingen aan opdrachtnemer op te schorten, indien deze haar niet binnen twee maanden na afloop van een kwartaal met betrekking tot de ter beschikking gestelde arbeidskrachten die voor de belastingdienst geen zelfstandige zijn geen accountantsverklaring verstrekt betreffende de juiste, volledige en tijdige aangifte en betaling van omzetbelasting, loonbelasting en premies sociale verzekeringen.
2.3.
In april 2016 heeft Brainnet aan [eiseres] de door haar gehanteerde modelovereenkomst en modelwerkopdracht verstrekt. Uiteindelijk is in juli 2016 door partijen een (tekstueel op onderdelen gewijzigde) inleenovereenkomst, waarin de hiervoor aangehaalde bepalingen zijn opgenomen, getekend.
2.4.
In het kader van deze inleenovereenkomst heeft [eiseres] vanaf 1 mei 2016 twee allround monteurs, de heer [D] en de heer [E] , aan Brainnet ter beschikking gesteld voor een project van VWT bij KPN. In de loop van juli 2016 hebben [eiseres] en Brainnet de beide ‘Werkopdrachten’ getekend die zien op de ter beschikking stelling aan Brainnet van de heren [D] en [E] . Daarin is de door Brainnet aan [eiseres] verschuldigde vergoeding gesteld op € 29,-- (exclusief btw) per gewerkt uur. In deze werkopdrachten is voor de vergoeding van overwerk verwezen naar de cao Technisch Installatiebedrijf (hierna: de cao TI).
2.5.
De heren [D] en [E] waren als uitzendkrachten in dienst van payrolbedrijf en uitzendbureau WePayPeople N.V. (hierna: WePayPeople). Ingevolge de artikelen 18 en 19 van de ABU-cao (afgesloten voor de periode van 5 november 2012 tot en met 4 november 2017, versie september 2016) heeft de uitzendkracht vanaf de eerste dag van zijn terbeschikkingstelling bij de opdrachtgever jegens het uitzendbureau in beginsel recht op de inlenersbeloning. Onder ‘inlenersbeloning’ verstaat de ABU-cao (artikel 1, aanhef en onder j.):
‘de rechtens geldende beloning van de werknemer in dienst van de opdrachtgever, werkzaam in een gelijke of gelijkwaardige functie als de uitzendkracht.’In artikel 20 van de ABU-cao is bepaald:
‘1. De inlenersbeloning wordt per terbeschikkingstelling vastgesteld. Bij toepassing van de inlenersbeloning wordt de door de uitzendkracht te vervullen functie voor aanvang van de terbeschikkingstelling ingedeeld in de bij de opdrachtgever toepasselijke functiegroep. De indeling vindt plaats op basis van de door de opdrachtgever verstrekte informatie (zie lid 3 van dit artikel).
2. De inlenersbeloning is samengesteld uit de navolgende elementen, overeenkomstig de bepalingen, zoals die gelden in de inlenende onderneming:
a. uitsluitend het geldende periodeloon in de schaal;
b. de van toepassing zijnde arbeidsduurverkorting per week/maand/jaar/periode. Deze kan -
dit ter keuze van de uitzendonderneming - gecompenseerd worden in tijd en/of geld;
c. toeslagen voor overwerk, verschoven uren, onregelmatigheid (waaronder feestdagentoeslag) en ploegentoeslag;
d. initiële loonsverhoging, hoogte en tijdstip als bij de opdrachtgever bepaald;
e. kostenvergoeding (voor zover de uitzendonderneming deze vrij van loonheffing en premies kan uitbetalen: reiskosten, pensionkosten, gereedschapskosten en andere kosten noodzakelijk vanwege de uitoefening van de functie);
f. periodieken, hoogte en tijdstip als bij de opdrachtgever bepaald.
3. De toepassing van de inlenersbeloning is gebaseerd op de informatie als verstrekt door de opdrachtgever over de functiegroep, de hoogte van het loon, de van toepassing zijnde arbeidsduurverkorting, de hoogte van de periodiek, de hoogte en het tijdstip van de initiële loonsverhoging, de kostenvergoedingen en de toeslagen (-).’
2.6.
Van WePayPeople ontvingen [D] en [E] voor hun werkzaamheden bij VWT niet meer dan de ABU-beloning, die lager is dan de inlenersbeloning.
2.7.
De factuur die [eiseres] heeft verstuurd voor de werkzaamheden van de heer [E] (die tot en met 21 juli 2016 bij VWT is ingezet), is door Brainnet voldaan. Voor de door de heer [D] in de weken 41 tot en met 44 van 2016 verrichte werkzaamheden heeft [eiseres] op 3 november 2016 aan Brainnet € 3.785,23 (de btw was verlegd) in rekening gebracht.
2.8.
Naar aanleiding van een steekproef die Brainnet periodiek doet teneinde te controleren of de door haar ingeleende arbeidskrachten overeenkomstig artikel 8 WAADI worden beloond, is [eiseres] bij brief van Brainnet van 20 september 2016 verzocht om inzage in de salarisgegevens van de heer [D] . Op 19 oktober 2016 heeft [eiseres] drie loonstroken van [D] (over weken 35 tot en met 37 van 2016) toegezonden. Daaruit bleek dat hij een uurloon van € 10,63 bruto ontving. Toen bleek Brainnet ook pas dat het bij de door [eiseres] ter beschikking gestelde arbeidskrachten ging om uitzendkrachten die in dienst van WePayPeople waren. Na onderzoek stelde Brainnet zich op het standpunt dat [D] , vanwege zijn functie en werkervaring, had moeten worden beloond volgens functieschaal 7 van de cao TI, met één ervaringsjaar. Het bruto all-in uurloon (inclusief verlof en feestdagen) zou dan € 15,22 hebben moeten bedragen. Na overleg met [eiseres] heeft Brainnet het onderzoek uitgebreid naar de arbeidsvoorwaarden van [E] . Volgens Brainnet zou diens bruto all-in uurloon (inclusief verlof en feestdagen) € 14,87 moeten zijn geweest. Bij brief van 23 december 2016 heeft Brainnet [eiseres] verzocht om bewijs dat de salarissen van [D] en [E] op de juiste wijze zijn gecorrigeerd en betaald. Tevens werd verzocht om een accountantsverklaring waaruit blijkt dat WePayPeople de omzetbelasting en de loonheffing voor de inzet van [D] en [E] juist heeft aangegeven en afgedragen, alsmede om een accountsverklaring inhoudende dat [eiseres] de omzetbelasting correct heeft aangegeven en afgedragen. In afwachting hiervan heeft Brainnet de betaling van de factuur van [eiseres] van 3 november 2016 opgeschort.
2.9.
[eiseres] heeft daarop aan WePayPeople verzocht om het salaris van [D] en [E] te corrigeren overeenkomstig de cao TI. WePayPeople heeft de salarissen herberekend en hiervoor aan [eiseres] een bedrag van € 3.000,46 (inclusief btw) in rekening gebracht, bestaande uit het aan [D] nog verschuldigde loon c.a. en de kosten voor de door WePayPeople gemaakte herberekening. Aan [D] is een nabetaling gedaan.
2.10.
In januari 2017 heeft [eiseres] zich jegens Brainnet op het standpunt gesteld dat het salaris van [D] , zou hij bij VWT in dienst zijn geweest, lager zou zijn geweest dan het volgens Brainnet te betalen loon. Ook wees [eiseres] erop dat andere, door VWT ingezette uitzendkrachten niet overeenkomstig de cao TI worden beloond.
2.11.
Op 18 april 2017 heeft Brainnet van [eiseres] een verklaring (gedagtekend 9 februari 2017) ontvangen van registeraccountant [F] , inhoudende dat de omzetbelasting inzake de terbeschikkingstelling van de heer [D] in het vierde kwartaal van 2016 aan de belastingdienst is opgegeven en afgedragen. Brainnet heeft deze accountantsverklaring goedgekeurd. Op haar verzoek aan [eiseres] om met betrekking tot de terbeschikkingstelling van [D] en [E] ook een accountantsverklaring te ontvangen over het tweede en derde kwartaal van 2016 heeft Brainnet van [eiseres] niet vernomen.
2.12.
Op 23 mei 2017 heeft [adviesbureau] , niet zijnde registeraccountant of accountant administratieconsulent, aan [eiseres] verklaard dat zij op grond van haar onderzoek heeft geconcludeerd dat in het derde en vierde kwartaal van 2016 met betrekking tot de inzet van [D] de omzetbelasting correct is aangegeven en afgedragen aan de belastingdienst.
2.13.
Brainnet heeft met de twee inmiddels van [eiseres] ontvangen verklaringen geen genoegen genomen. Zij verlangt nog een accountantsverklaring inzake de omzetbelasting van [eiseres] en loonheffing van WePayPeople met betrekking tot [D] over het tweede en derde kwartaal van 2016 en een accountantsverklaring inzake de omzetbelasting van [eiseres] wat betreft [D] over het vierde kwartaal van 2016. Ook wenst zij nog accountantsverklaringen inzake de omzet en loonheffingen met betrekking tot [E] over het tweede kwartaal van 2016. Omdat zij deze niet heeft ontvangen, heeft Brainnet de betaling van de factuur van [eiseres] van 3 november 2016 verder opgeschort. Nadere correspondentie tussen partijen heeft niet tot een minnelijke regeling van het geschil geleid.

3.De vordering en het daartegen gevoerde verweer

3.1.
[eiseres] vordert dat Brainnet wordt veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan haar € 6.785,69 te betalen, bestaande uit het bedrag van de factuur van 3 november 2016 van € 3.785,23 en uit een schadevergoeding van € 3.000,46, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 6.785,69 vanaf de verschuldigdheid tot de voldoening. Tevens vordert [eiseres] de veroordeling van Brainnet tot betaling van € 864,25 (inclusief btw) aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Ten slotte vordert [eiseres] dat Brainnet wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering tot betaling van het bedrag van € 3.785,23 ten grondslag dat Brainnet gehouden is tot nakoming van haar betalingsverplichtingen uit hoofde van de inleenovereenkomst. Nu Brainnet de hoogte van het factuurbedrag van € 3.785,23 niet betwist, is zij tot betaling ervan verplicht. Een beroep op opschorting komt haar niet toe, allereerst omdat de inzet van [D] al geruime tijd geleden is gestopt en voorts omdat een vennootschap onder firma, zoals [eiseres] , ingevolge artikel 12.3 van de versie van de inleenovereenkomst van juli 2016 geen accountantsverklaring over de afdracht van belasting en premies hoeft te overleggen. [eiseres] is ook niet in staat om de door Brainnet verlangde accountantsverklaringen te overleggen, omdat daarvoor eerst duidelijk moet zijn welk salaris aan [D] en [E] - laatstgenoemde heeft overigens afstand gedaan van zijn mogelijke recht op nabetaling van loon c.a. - had moeten worden betaald. Brainnet heeft [eiseres] hierover, ook na aandringen, nog altijd niet juist en gedocumenteerd geïnformeerd. [eiseres] meent dat Brainnet uitgaat van een onjuiste toepassing van de cao TI, omdat zij ten onrechte binnen de betreffende salarisschaal differentieert naar ervaringsjaren. Blijkens de door [eiseres] van VWT ontvangen informatie hanteert VWT in haar onderneming geen ervaringsjaren, maar wordt een allround monteur
‘gewoon ergens binnen de range (-) van de twee uitersten in Schaal 7’ingedeeld. Bovendien wijst [eiseres] erop dat (andere) arbeidskrachten die voor projecten van VWT ter beschikking zijn - en nog altijd worden - gesteld niet meer dan de ABU-beloning ontvangen, althans evenmin volgens de cao TI worden beloond.
3.3.
Aan haar vordering tot betaling van een schadevergoeding van € 3.000,46 legt [eiseres] ten grondslag dat het aan Brainnet is te verwijten dat de ter beschikking gestelde arbeidskrachten ( [D] en [E] ) - ten onrechte - niet meteen volgens de cao TI zijn beloond. In artikel 8.2 van de inleenovereenkomst wordt verwezen naar de cao voor Uitzendkrachten, zodat [eiseres] ervan mocht uitgaan dat aan [D] en [E] niet meer dan de (lagere) ABU-beloning hoefde te worden betaald. In zoverre heeft zij bij het aangaan van de inleenovereenkomst gedwaald. Als zij had geweten dat volgens de cao IT moest worden beloond, had zij niet tegen het bedongen uurtarief met Brainnet gecontracteerd. [eiseres] heeft er op mogen vertrouwen dat de tekst van de in juli 2016 getekende inleenovereenkomst en werkopdrachten dezelfde was als die van de in april 2016 door Brainnet verstrekte modelovereenkomst en modelwerkopdracht. Omdat Brainnet haar niet op de verschillen heeft gewezen, is het haar ontgaan dat in de werkopdrachten van 12 juli 2016 onder ‘bijzondere bepalingen’ (voor de vergoeding van overwerk) is verwezen naar de cao TI. Zij kon dan ook niet weten dat in de onderneming van VWT de cao TI gold. [eiseres] beroept zich ten slotte op artikel 20 lid 3 van de ABU-cao, op grond van welke bepaling Brainnet haar vanaf het begin af aan correct had moeten informeren over (de hoogte van) de inlenersbeloning. Omdat zij dat niet heeft gedaan (pas in september 2016 is [eiseres] gewezen op de cao TI), heeft [eiseres] schade geleden doordat het salaris van [D] moest worden herberekend en nabetaald. Brainnet moet die schade vergoeden, aldus [eiseres] .
3.4.
Brainnet betwist de vordering. Zij beroept zich op haar bevoegdheid tot opschorting van de verplichting tot betaling van de factuur van 3 november 2016, nu [eiseres] niet heeft voldaan aan haar verplichting tot het verstrekken van de benodigde accountantsverklaringen. Brainnet heeft belang bij die verklaringen, omdat zij haar (hoofdelijke) aansprakelijkheid voor het niet of onvoldoende afdragen van belasting en premies door [eiseres] en WePayPeople moet kunnen uitsluiten. Zolang zij dat niet kan, heeft zij er recht op en belang bij dat een mogelijke vordering van door [eiseres] ter beschikking gestelde arbeidskrachten of de bevoegde autoriteiten kan worden verrekend met hetgeen zij aan [eiseres] verschuldigd is.
3.5.
Brainnet betwist gehouden te zijn tot vergoeding van schade. [eiseres] wist of had kunnen en moeten weten dat zij op grond van artikel 8.2 van de inleenovereenkomst en artikel 8 WAADI de cao TI moest (doen) toepassen. Voor zover [eiseres] zich in dit verband op artikel 20 van de ABU-cao beroept, is deze cao-bepaling niet van toepassing op de onderlinge rechtsverhouding van partijen, aldus Brainnet.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Partijen twisten over de afwikkeling van de tussen hen bestaan hebbende inleenovereenkomst. [eiseres] vordert zowel nakoming (betaling van het factuurbedrag van € 3.785,23) als schadevergoeding (ter hoogte van € 3.000,46). Brainnet betwist deze vordering. De kantonrechter zal de beide onderdelen van de vordering - in vergelijking met de presentatie ervan in de dagvaarding - in omgekeerde volgorde beoordelen.
Schadevergoeding
4.2.
De vordering van [eiseres] tot betaling van schadevergoeding raakt de kern van het geschil van partijen. Uit de considerans van de inleenovereenkomst blijkt dat de rechtsverhouding van partijen, die in deze overeenkomst is geregeld, onderdeel uitmaakt van een keten van relaties tussen partijen die alle betrokken zijn bij het verrichten van werkzaamheden door - uiteindelijk - aan VWT ter beschikking gestelde arbeidskrachten. Maar ook uit de voorafgegane periode, waarin [eiseres] rechtstreeks aan VWT arbeidskrachten ter beschikking heeft gesteld, moet haar al duidelijk zijn geweest welke positie zij in de (ook toen al bestaande) keten had. Net als in de periode voordat Brainnet als extra schakel in de keten werd opgenomen, was [eiseres] vanaf 1 mei 2016 de partij die arbeidskrachten tegen vergoeding ter beschikking stelde aan een ander voor het onder diens toezicht en leiding, anders dan krachtens een met deze gesloten arbeidsovereenkomst, verrichten van arbeid, in de zin van artikel 1, aanhef en onder c WAADI. Dit veranderde door de tussenkomst van Brainnet niet. Brainnet heeft leiding en toezicht gedelegeerd aan VWT, en deze mogelijk aan de uiteindelijke opdrachtgever van de verrichte werkzaamheden (KPN). Ook toen [eiseres] de arbeidskrachten betrok van WePayPeople werd dit niet anders. Zij was ingevolge artikel 8 WAADI gehouden om de ter beschikking gestelde arbeidskrachten te doen belonen volgens de (in dit artikel opgesomde) arbeidsvoorwaarden die golden voor werknemers, werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van de onderneming van VWT, waar de terbeschikkingstelling plaats vond. De kantonrechter verwijst naar artikel 6:76 Burgerlijk Wetboek (BW), waaruit volgt dat nu [eiseres] bij de uitvoering van haar verplichtingen uit de inleenovereenkomst gebruik heeft gemaakt van de hulp van WePayPeople zij voor gedragingen van deze hulppersoon aansprakelijk is als voor eigen gedragingen.
4.3.
Ook als [eiseres] deze voor haar uit artikel 8 WAADI voortvloeiende verplichtingen niet al scherp op het netvlies mocht hebben gehad, hetgeen van haar als professioneel uitleenbureau wel verwacht mocht worden, heeft de inhoud van de inleenovereenkomst hierover geen onduidelijkheid laten bestaan. Artikel 1.4 van de inleenovereenkomst bepaalt met zoveel woorden dat de opdrachtnemer ( [eiseres] ) ervoor in staat dat hij al zijn verplichtingen, daaronder die uit de WAADI, de WAV, de WAS en de toepasselijke cao nakomt. Tussen partijen is niet in geschil dat in de verhouding tussen WePayPeople en de heren [D] en [E] de ABU-cao van toepassing was. Verder bepaalt artikel 8.2 van de inleenovereenkomst dat een door [eiseres] ter beschikking gestelde arbeidskracht, indien het een uitzendkracht van [eiseres] is, onder ‘de zogeheten inlenersbeloning krachtens de CAO voor uitzendkrachten’ valt. Ter zitting is gebleken dat Brainnet er bij het sluiten van de inleenovereenkomst vanuit ging dat [eiseres] eigen arbeidskrachten of zzp-ers zou uitlenen. In dat licht moet de bijzin in dit artikel 8.2, ‘indien het een uitzendkracht van een Opdrachtnemer betreft’, aldus worden uitgelegd dat ook de door [eiseres] ter beschikking gestelde uitzendkrachten van WePayPeople overeenkomstig de inlenersbeloning van artikel 18 en 19 van de ABU-cao dienden te worden beloond. In die richting wijst ook artikel 1.2 van de inleenovereenkomst, waarin is bepaald dat de opdrachtnemer ervoor in staat dat de op de ter beschikking te stellen arbeidskracht betrekking hebbende voorwaarden uit de inleenovereenkomst ook worden overeengekomen met een door de opdrachtnemer ingeschakelde derde (in dit geval WePayPeople). Nu gesteld noch gebleken is dat [D] en [E] vielen onder een categorie uitzendkrachten die op grond van artikel 27 e.v. van de ABU-cao volgens de voor hen minder gunstige ABU-beloning betaald mochten worden, staat vast dat hun de inlenersbeloning (zoals gedefinieerd in artikel 1, aanhef en onder j ABU-cao) toekwam.
4.4.
Het voorgaande leidt ertoe dat het standpunt van [eiseres] , inhoudende dat uit de inleenovereenkomst volgt dat de ter beschikking gestelde arbeidskrachten lager mochten worden beloond dan conform de inlenersbeloning, wordt verworpen. [eiseres] gaat uit van een onjuiste lezing van artikel 8.2 juncto 1.2 van de inleenovereenkomst. Maar ook artikel 1.4 (eerste volzin) verwijst nadrukkelijk naar de verplichtingen die voor [eiseres] voortvloeiden uit de WAADI en naar (de inlenersbeloning van artikel 18 en 19 van) de ABU-cao. Waar [eiseres] stelt dat Brainnet haar hierover onjuist althans te laat heeft geïnformeerd, en dat zij daarom heeft gedwaald, over de hoogte van het loon c.a. waarop de ter beschikking gestelde arbeidskrachten recht hadden, volgt de kantonrechter haar niet. Het beroep op dwaling wordt verworpen. Brainnet mocht erop vertrouwen dat [eiseres] , als professionele partij, wist wat de WAADI voor haar impliceerde. Het had overigens op de weg van [eiseres] gelegen om Brainnet te laten weten dat zij geen eigen werknemers of zzp-ers, maar uitzendkrachten van WePayPeople, ter beschikking stelde. Indien het voor [eiseres] onduidelijk was welke arbeidsvoorwaarden golden voor werknemers van VWT in een functie, gelijk of gelijkwaardig aan die van [D] en [E] , had zij zich daarover nader moeten laten informeren. [eiseres] kan zich jegens Brainnet niet beroepen op het bepaalde in artikel 20 lid 3 van de ABU-cao, allereerst omdat de rechtsverhouding tussen [eiseres] en Brainnet niet door die cao wordt geregeerd, maar ook omdat die cao-bepaling slechts meebrengt dat een uitzendwerkgever mag afgaan op de informatie die een opdrachtgever (onder meer) over de functiegroep, de hoogte van het loon, de van toepassing zijnde arbeidsduurverkorting en de hoogte van de periodiek heeft verstrekt. Daaruit volgt niet dat [eiseres] er, bij gebreke van dergelijke informatie, vanaf 1 mei 2016 van mocht uitgaan dat [D] en [E] niet volgens de inlenersbeloning hoefden te worden betaald. Dat zij zich over de bedoelde arbeidsvoorwaarden niet tijdig met Brainnet of VWT heeft verstaan, komt voor risico van [eiseres] .
4.5.
Ook het beroep van [eiseres] op de tekstuele verschillen tussen enerzijds de in april 2016 door Brainnet verstrekte modelovereenkomst en modelwerkopdracht en anderzijds de uiteindelijk in juli 2016 ondertekende inleenovereenkomst en werkopdrachten, slaagt niet. Wat er van dit beroep verder ook zij, de voor de beoordeling van dit eerste onderdeel van de vordering relevante bepalingen uit de inleenovereenkomst, in het bijzonder artikel 1.2, de eerste volzin van artikel 1.4 en artikel 8.2, stemmen overeen met die uit de eerder verstrekte modelovereenkomst. Bij haar beroep op verschillen in andere contractuele bedingen heeft [eiseres] dan ook in zoverre geen belang. Wat de verwijzing naar de cao TI in de in juli 2016 getekende werkopdrachten betreft, wijst de kantonrechter er nog op dat [eiseres] bedacht had moeten zijn op de opgenomen ‘bijzondere bepalingen.’ Dat haar de verwijzing naar de cao TI bij ondertekening van de uiteindelijke werkopdrachten is ontgaan, kan zij Brainnet niet tegenwerpen.
4.6.
De vordering tot vergoeding van schade wordt dan ook afgewezen. Van een tekortschieten in de nakoming van haar verplichtingen uit de inleenovereenkomst is aan de zijde van Brainnet geen sprake geweest.
Nakoming
4.7.
[eiseres] vordert nakoming van de inleenovereenkomst door Brainnet, in die zin dat zij aanspraak maakt op betaling van de factuur van 3 november 2016. Brainnet verweert zich met een beroep op opschorting. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat dit beroep niet slaagt. De kantonrechter overweegt het volgende.
4.8.
Voor haar opschortingsberoep baseert Brainnet zich op het bepaalde in artikel 12.3 juncto 11.10 van de inleenovereenkomst. Zij benadrukt dat haar rol in de (hierboven onder 4.2 bedoelde) keten staat of valt met de verantwoordelijkheid die zij jegens haar opdrachtgever heeft om er, ter vermijding van ketenaansprakelijkheid, op toe te zien dat bij de ter beschikkingstelling van arbeidskrachten wordt voldaan aan artikel 8 WAADI en dat in de verschillende schakels van de keten de verschuldigde belasting en premies worden voldaan. Waar [eiseres] zich tegen de opschorting verweert met een beroep op de verschillen tussen de model- en de uiteindelijk tot stand gekomen inleenovereenkomst, kan haar dit ook wat betreft het tweede onderdeel van haar vordering niet baten. Weliswaar verschilt inderdaad de tekst van artikel 12.3 van de inleenovereenkomst met het tevoren aan [eiseres] verstrekte model, maar dat verschil vindt zijn verklaring in de regels die de belastingdienst is gaan hanteren bij de aanpak van mogelijke schijnzelfstandigheid van zzp-ers. Nu niet in geschil is dat [D] en [E] hun arbeid in de onderneming van VWT niet als zzp-er, maar als uitzendkracht voor WePayPeople, en dus als werknemer, hebben verricht, komt aan bedoeld verschil in dit geding geen betekenis toe. Op [eiseres] rustte dan ook de verplichting om tijdig aan Brainnet de in artikel 12.3 genoemde accountantsverklaring(en) te overleggen, bij gebreke waarvan Brainnet zich op opschorting mocht beroepen. Alleen al omdat de verlangde accountantsverklaring noodzakelijkerwijs ziet op een inmiddels afgesloten periode faalt het beroep dat [eiseres] doet op de omstandigheid dat de inzet van [D] al geruime tijd geleden is gestopt.
4.9.
[eiseres] beroept zich er voorts op dat ingevolge artikel 12.3 van de inleenovereenkomst van een vennootschap onder firma geen accountantsverklaringen kunnen worden verlangd. [eiseres] gaat hier uit van een verkeerde lezing van dat beding in de inleenovereenkomst. Waar in artikel 12.3 wordt gesproken over de vennootschap onder firma ziet het op de rechtsvorm waarin de ter beschikking gestelde arbeidskracht mogelijk zijn onderneming drijft, niet op de rechtsvorm van de onderneming van de opdrachtnemer van Brainnet. Dat [eiseres] een vennootschap onder firma is, brengt dan ook niet mee dat zij ontslagen is van de verplichting om (een) accountantsverklaring(en) te verstrekken.
4.10.
Ook het verweer van [eiseres] , inhoudende dat zij niet in staat is om de verlangde accountantsverklaringen te verstrekken, slaagt niet. Waar [eiseres] zich erop beroept dat zij hiervoor van WePayPeople geen medewerking krijgt, stuit dit af op het bepaalde in artikel 1.2 van de inleenovereenkomst en op artikel 6:76 BW. [eiseres] had deze medewerking van WePayPeople kunnen bedingen en het komt voor haar risico dat zij dit niet heeft gedaan.
4.11.
Waar [eiseres] meent dat pas accountantsverklaringen kunnen worden overgelegd, indien en zodra duidelijkheid bestaat over de hoogte van de beloning waarop [D] en [E] recht hadden, volgt de kantonrechter haar ook daarin niet. Zoals hierboven (onder 4.4) is overwogen, lag het op de weg van [eiseres] (en WePayPeople) om zich tijdig, voorafgaand aan de uitlening van beide arbeidskrachten, te voorzien van de informatie die nodig was om de verschuldigde inlenersbeloning te bepalen.
4.12.
De kantonrechter gaat er overigens in dit geding vanuit dat [D] en [E] recht hadden op de door Brainnet genoemde uurlonen. Toen in het najaar van 2016, na een door Brainnet gehouden steekproef, bleek dat [D] en [E] niet volgens de inlenersbeloning waren betaald, heeft Brainnet aan [eiseres] meegedeeld dat beide arbeidskrachten volgens schaal 7 van de bij VWT toepasselijke cao TI hadden moeten worden beloond en dat dit voor [D] , gezien zijn ervaringsjaar en bij een 38-urige werkweek, betekende dat voor hem een uurloon van € 15,22 bruto gold, terwijl het uurloon van [E] (in dezelfde schaal, maar zonder ervaring) € 14,87 bruto bedroeg. [eiseres] heeft zich op het standpunt gesteld dat VWT bij de toepassing van de salaristabellen van de cao TI geen rekening houdt met ervaringsjaren, maar de kantonrechter volgt haar in dit standpunt niet. De in dit geding van belang zijnde bepalingen van de cao TI waren in de periode mei/december 2016 algemeen verbindend verklaard. Het stond VWT dan ook niet vrij om daarvan ten nadele van haar werknemers af te wijken. Aan een mogelijke - ingevolge artikel 3 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaringen van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (Wet AVV): van rechtswege nietige - afwijking komt bij de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden die in de zin van artikel 8 WAADI in de onderneming van VWT ‘gelden’ geen betekenis toe. Ingevolge artikel 33 van de cao TI moest bij de toepassing van de cao-salaristabellen de relevante ervaring - in de cao aangeduid als ‘functiejaren’ - in aanmerking worden genomen.
4.13.
Het beroep dat [eiseres] heeft gedaan op de afstand van [E] van zijn mogelijke recht op nabetaling van loon c.a. staat niet aan de door Brainnet ingeroepen opschorting in de weg. Als [E] een dergelijke afstand heeft gedaan, dient dit in de betreffende accountantsverklaring te worden verantwoord.
4.14.
Ter zitting is gebleken dat het (de vennoten van) [eiseres] met name steekt dat andere, door derden aan VWT ter beschikking gestelde arbeidskrachten - ook - niet meer (hebben) ontvangen dan de lagere ABU-beloning. De kantonrechter begrijpt deze frustratie, maar op de uitkomst van dit geding tussen partijen kan die omstandigheid geen invloed hebben. Indien juist is dat andere arbeidskrachten, werkzaam bij VWT, niet overeenkomstig de in haar onderneming toepasselijke cao worden beloond, is het aan de betreffende medewerkers of aan partijen bij de cao TI om daartegen op te treden.
4.15.
Op het voorgaande stuit de vordering van [eiseres] in al zijn onderdelen af. [eiseres] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van Brainnet tot dit vonnis begroot op € 600,-- aan salaris gemachtigde. Op vordering van Brainnet wordt de rente hierover, alsmede de nakosten (met rente) toegewezen, zoals hierna omschreven.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Brainnet, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 600,-- aan salaris gemachtigde, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [eiseres] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Brainnet aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 100,-- aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
5.4.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2018.