ECLI:NL:RBMNE:2018:5105

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 oktober 2018
Publicatiedatum
19 oktober 2018
Zaaknummer
NL18.3451
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor gebrekkige vloerdelen geleverd door groothandel aan detailhandel

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee besloten vennootschappen, waarbij de eiseres, een groothandel in vloerbedekking, vorderingen heeft ingesteld tegen de verweerster, een andere groothandel die vloerdelen heeft geleverd. De eiseres heeft geklaagd over gebrekkige vloerdelen die zijn geleverd door de verweerster, waarbij consumenten hebben geklaagd over delaminatie van de toplagen van de vloerdelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vloerdelen die door de verweerster zijn geleverd, als gebrekkig moeten worden beschouwd, en dat de verweerster tekort is geschoten in haar verbintenis om vloerdelen te leveren met de eigenschappen die daarvan mochten worden verwacht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiseres niet kan worden verplicht om de nog op voorraad zijnde vloerdelen te verkopen, gezien het risico dat ook deze vloerdelen gebrekkig zijn. De verweerster is in verzuim geraakt, en de gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst is rechtsgeldig. De rechtbank heeft de verweerster veroordeeld tot terugbetaling van de koopprijs voor de niet verkochte vloerdelen en tot schadevergoeding aan de eiseres. De totale schadevergoeding bedraagt € 39.651,67, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

Uitspraak

VONNIS
_________________________________________________________________ _
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
zaaknummer: NL18.3451
Vonnis van 3 oktober 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres, hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat Y.A.E. Vlassenroot,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster, hierna te noemen: [verweerster] ,
advocaat C.L. Berkel te Veenendaal.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de procesinleiding
  • het verweerschrift
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 6 september 2018
  • de akte van [verweerster] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een groothandel in vloerbedekking zoals laminaat en lamelparket. Bestuurder van [eiseres] is de heer [A] (hierna: [A] ).
2.2.
[verweerster] verkoopt vloerbedekking, met de nadruk op vloerdelen die geheel of gedeeltelijk bestaan uit hout. Bestuurder van [verweerster] is de heer [B] (hierna: [B] ).
2.3.
In het najaar van 2015 heeft [verweerster] drie partijen vloerdelen verkocht en geleverd aan [eiseres] . De vloerdelen zijn bedoeld om in woningen te worden gebruikt als vloerbedekking. Zij bestaan elk uit een tussenlaag van HDF (‘High Density Fibreboard’), waarop aan de bovenkant een dunne houten toplaag van Amerikaans eiken (‘white oak’) is geplakt. Zo’n houten toplaag wordt ook wel fineer genoemd. Aan de onderkant van de HDF-tussenlaag is een laag papier geplakt. De vloerdelen kunnen aan elkaar worden geklikt. Dit kliksysteem heet Uniclic.
2.4.
[verweerster] heeft voor deze vloerdelen drie facturen aan [eiseres] gestuurd: een factuur van 21 september 2015 ter hoogte van € 22.809,76 inclusief btw, een factuur van 1 oktober 2015 ter hoogte van € 25.330,33 inclusief btw en een factuur van 19 oktober 2015 ter hoogte van € 54.657,35 inclusief btw. [eiseres] heeft deze facturen betaald.
2.5.
In de loop van 2016 heeft [eiseres] geconstateerd dat in haar voorraad vloerdelen, afkomstig van [verweerster] , sprake was van vloerdelen die krom trokken. Op 9 mei 2016 heeft [A] daarom vloerdelen, afkomstig van [verweerster] , aan [B] laten zien. [B] heeft toen gezegd dat de vloerdelen goed genoeg waren.
2.6.
[eiseres] heeft vloerdelen verkocht en geleverd aan winkels, die deze vloerdelen vervolgens hebben verkocht en geleverd aan consumenten. Voor de verkoop en levering van vloerdelen aan [naam afnemer/winkel 2] heeft [eiseres] op 16 september 2015 een factuur gestuurd ter hoogte van € 2.184 exclusief btw, onder vermelding van ‘ [......] woodflooring onbehandeld bruut’. Op andere facturen van [eiseres] aan de desbetreffende winkels is vermeld dat het gaat om ‘ [......] HDF Uniclic Amerikaans Eiken’. Het gaat om de volgende facturen:
datum factuur Naam afnemer/winkel prijs exclusief btw
12 februari 2016 [naam afnemer/winkel 1] € 1.651,65
15 april 2016 [naam afnemer/winkel 2] € 2.184
4 oktober 2016 [naam afnemer/winkel 3] € 1.951,95
7 april 2017 [naam afnemer/winkel 4] € 1.865,50
2.7.
[naam afnemer/winkel 2] heeft vloerdelen verkocht en geleverd aan consumenten met de achternamen [achternaam 1] , [achternaam 2] en [achternaam 3] . Alle drie deze consumenten hebben hierna bij [naam afnemer/winkel 2] geklaagd over delaminatie. Dat wil zeggen dat toplagen waren losgekomen van de tussenlaag waarop zij waren gelijmd. De klacht van [achternaam 1] is omstreeks
15 juli 2016 bij [naam afnemer/winkel 2] gemeld. [naam afnemer/winkel 2] heeft deze klacht doorgegeven aan [eiseres] door middel van een daarvoor bedoeld serviceformulier. Daarop is als klacht vermeld ‘Delaminatie op diverse plekken ±7 x’.
2.8.
[B] is hierna bij [naam afnemer/winkel 2] geweest en heeft met de heer [C] , de eigenaar van [naam afnemer/winkel 2] (hierna: [C] ), gesproken over de klachten over delaminatie.
2.9.
In een schriftelijke verklaring van [C] ( [naam afnemer/winkel 2] ) van
27 september 2017 staat het volgende:
‘[…] [voornaam van D] [rechtbank: [D] , een medewerker van [eiseres] ] vroeg mij om mijn ervaringen met jullie klik-fineer lamelparket te delen. Het moge duidelijk zijn dat de kwaliteit van dat product te wensen overliet. Bij alle vloeren die ik ervan verkocht heb (drie stuks) waren/zijn er problemen. Bij alle vloeren komt de toplaag los van de drager. Twee vloeren zijn inmiddels al vervangen. […] Met de leverancier van jullie ging het stroever. De betrokken vertegenwoordiger [rechtbank: [B] ] is hier bij me langs geweest om de zaak te bespreken. Daarna zijn ze geen enkele afspraak nagekomen. Ze wilden zelf bij mijn klanten ter plekke gaan kijken. Ik vond dat prima, en heb ze de namen, nummers en adressen gegeven. Uiteraard stelde ik mijn klant daarvan op de hoogte. Maar ze belden niet, ondanks mijn aansporingen. Uiteindelijk heb ik het telefoonnummer van de betreffende vertegenwoordiger aan mijn klant gegeven. Toen is er contact geweest, maar volgens mij is er nooit iemand polshoogte gaan nemen. […] Met andere woorden: zoek het maar uit!!! […]’
2.10.
In een aanvullende schriftelijke verklaring van [C] ( [naam afnemer/winkel 2] ) van
29 augustus 2018 staat het volgende:
‘[…] Wij hebben september 2015 gekocht van [eiseres] een pallet HDF Uni-Click onbehandeld. Ook in april 2016 een zelfde pallet aangeschaft. […] Ook is de leverancier van de vloer bij mij geweest, Dhr [voornaam van B] [rechtbank: [B] ]. Hij heeft toen afspraken met mij gemaakt om de klacht te verhelpen, om vervanging te voorkomen. Hij zou dat zelf bij de klant (Fam. [achternaam 1] ) gaan doen. Dhr. [voornaam van B] heeft nooit [achternaam 1] gebeld, totdat ik het nummer van Dhr. [voornaam van B] aan [achternaam 1] heb gegeven. [achternaam 1] heeft Dhr. [voornaam van B] gebeld, maar er is nooit een reparatie geweest. Uiteindelijk heb ik dat zelf weer opgepakt en opgelost. De vloer is eruit gehaald en vervangen door een ander vloer, de duo 10/3 van [eiseres] . Ook de vloer bij [achternaam 2] heb ik vervangen met de 10/3 duo van [eiseres] . De vloeren HDF click zijn teruggegaan naar [eiseres] en [eiseres] heeft alle kosten betaald en de nieuwe vloeren tegen nul geleverd. […]’
2.11.
In een e-mail van [A] aan [B] van 5 september 2016 staat het volgende:
‘[…] Onderwerp: HDF discussie
[…]
Terugkomend op ons telefoongesprek afgelopen week, hierbij de vraag of het je lukt om met ons af te spreken op maandag 19 september. De voorkeur gaat uit naar een meeting hier op de zaak, daar dan ook gelijk inzichtelijk kan worden gemaakt, wat de klachten/retouren zijn. […]’
2.12.
[B] is niet ingegaan op het verzoek van [A] van 5 september 2016 voor een gesprek bij [eiseres] .
2.13.
[naam afnemer/winkel 3] (zie 2.6) heeft van [verweerster] afkomstige vloerdelen, die zij had gekocht van [eiseres] , verkocht en geleverd aan een consument met de achternaam [achternaam 4] . In november 2016 heeft [achternaam 4] bij [naam afnemer/winkel 3] geklaagd over de vloer: een aantal toplagen liet los. [naam afnemer/winkel 3] heeft deze klacht vervolgens gemeld bij [eiseres] , die hierover contact heeft opgenomen met [verweerster] ( [B] ). Begin december 2016 is [B] naar de woning van [achternaam 4] gegaan en heeft toen de toplagen die los zaten vastgezet.
2.14.
Op 17 januari 2017 heeft mevrouw [E] (hierna: [E] ) van [naam afnemer/winkel 3] een e-mail gestuurd aan [eiseres] . Daarin staat samengevat het volgende. Begin 2017 ontving [naam afnemer/winkel 3] opnieuw een klacht van [achternaam 4] over de vloer: ongeveer 25 toplagen hadden losgelaten. [naam afnemer/winkel 3] heeft ook deze klacht vervolgens bij [eiseres] gemeld, die deze klacht heeft doorgegeven aan [B] . Op dinsdag 16 januari 2017 heeft [B] telefonisch contact gehad met [E] . Tijdens dat telefoongesprek heeft [B] meegedeeld dat hij wel bereid was om aan [achternaam 4] een nieuwe vloer te leveren, maar dat hij niet bereid was om de kosten daarvan voor zijn rekening te nemen. [E] ging er niet mee akkoord dat de kosten voor het leggen van een vervangende vloer bij [achternaam 4] voor rekening van [naam afnemer/winkel 3] of van [achternaam 4] zouden komen, en heeft [eiseres] verzocht de kwestie snel op te lossen.
2.15.
In een aanvullende schriftelijke verklaring van [E] van 30 augustus 2018 staat het volgende:
‘[…] [B] heeft wel degelijk gemeld dat de vloer niet deugdelijk was en was ook bereid om een nieuwe vloer te leveren, maar was niet bereid om de bijkomende kosten van het verwijderen en leggen van een nieuwe vloer voor zijn rekening te nemen. De vloer was tijdens het leggen goed, anders zou deze uiteraard niet gelegd zijn. Ik kan me niet herinneren dat de klant planken apart heeft gelegd. De klachten zijn wel ontstaan direct na het leggen: verschillende toplagen lieten los. Dit is door [B] zelf hersteld. Echter ging het loslaten van de toplagen na het herstel door. De hoeveelheid was dusdanig veel dat er gesproken moet worden van een productiefout. Deze fout was echter tijdens het leggen absoluut niet zichtbaar. […]’
2.16.
In februari 2016 heeft [naam afnemer/winkel 1] (zie 2.6) vloerdelen verkocht en geleverd aan een consument met de achternaam [achternaam 5] . Op 6 december 2016 heeft [achternaam 5] bij [naam afnemer/winkel 1] geklaagd over loslatende toplagen van deze vloer. [naam afnemer/winkel 1] heeft deze klacht vervolgens doorgegeven aan [eiseres] door middel van een serviceformulier en een doorgestuurde e-mail van [achternaam 5] , met foto’s van de vloer en een toelichting. Op het serviceformulier staat ‘toplagen laten los, zie bijlage foto’s’. Op de foto’s zijn delen van een vloer te zien waarvan de toplaag heeft losgelaten.
2.17.
[naam afnemer/winkel 4] (zie 2.6) heeft van [eiseres] verschillende partijen HDF Amerikaans eiken-vloerdelen gekocht. Begin 2017 heeft een klant van [naam afnemer/winkel 4] , die een aantal van deze vloerdelen had gekocht, over de vloer geklaagd bij [naam afnemer/winkel 4] . [naam afnemer/winkel 4] heeft dit vervolgens gemeld bij [eiseres] .
2.18.
Op 23 januari 2017 heeft [A] een e-mail gestuurd aan [B] . Als bijlagen bij die e-mail zaten het serviceformulier met de klacht van [achternaam 1] ( [naam afnemer/winkel 2] ) over loslatende toplagen, foto’s van de vloer van [achternaam 1] , en de e-mail van [naam afnemer/winkel 3] ( [E] ) van
17 januari 2017 aan [eiseres] over de klacht van [achternaam 4] over loslatende toplagen (zie 2.14). In deze e-mail van 23 januari 2017 staat het volgende:
‘[…] Hierbij een overzicht van een aantal lopende klachten. Hoor graag ASAP van je welke je wel en welke niet in beeld hebt en wat jou actie tot op heden is geweest, (klacht van [naam afnemer/winkel 1] en van [naam afnemer/winkel 4] volgen ASAP) […]’
2.19.
[B] heeft niet gereageerd op deze e-mail van 23 januari 2017. Daarom heeft [eiseres] [B] vervolgens diverse malen gebeld.
2.20.
In een e-mail van [A] aan [B] van 6 februari 2017, met als onderwerp ‘hdf click klacht’, staat het volgende:
‘[…] Hierbij een aanvulling inzake […] [achternaam 4] , hier is langer uitstel niet mogelijk, met alle gevolgen van dien: lees onvermijdbare kosten die dit met zich meebrengt. Daarnaast nog een klacht […] [achternaam 1] . Ook hier is sprake van de-laminatie, genoemde consument eist dat er op korte termijn een oplossing komt. Het probleem breidt zich wekelijks uit, langer uitstel is niet mogelijk. Graag je reactie/bevestiging, met een concrete oplossing. […]’
2.21.
In een e-mail van 13 februari 2017 van [A] aan [B] over de tweede klacht van [achternaam 4] (ongeveer 25 toplagen die los zaten) staat het volgende:
‘[…] Naar aanleiding van ons gesprek afgelopen week, het volgende te weten:
Jij hebt aangegeven een vloer te zullen leveren ter oplossing van de klacht. We vragen je nu om tevens ook de vloer te plaatsen bij de consument, daar anders de kosten gemaakt door derde veel hoger worden dan dat jij dat rechtstreeks regelt. […]’
2.22.
Op 15 februari 2017 heeft [A] een e-mail gestuurd aan [B] . Bij deze e-mail zaten als bijlagen het serviceformulier van [naam afnemer/winkel 1] over de klacht van [achternaam 5] over loslatende toplagen, en de e-mail van [achternaam 5] met foto’s van de vloer. In deze e-mail staat het volgende:
‘[…] Hierbij nog (ontbrekende??) informatie inzake klacht [naam afnemer/winkel 1] . Graag eerst communicatie naar ons, alvorens je de consument benaderd, dan voorkomen we misverstanden. Hoor graag van je […]’
2.23.
[B] heeft de e-mails van [eiseres] van 6, 13 en 15 februari 2017 niet beantwoord en heeft naar aanleiding van die e-mails ook niet op een andere manier contact opgenomen met [eiseres] .
2.24.
[eiseres] heeft [naam afnemer/winkel 2] naar aanleiding van de klachten van [achternaam 1] , [achternaam 2] en [achternaam 3] op verschillende manieren gecompenseerd. [eiseres] heeft aan [naam afnemer/winkel 2] de volgende facturen gestuurd:
  • Een creditfactuur van 20 juli 2016 ter hoogte van € 2.184 exclusief btw, ter creditering van de factuur van 15 april 2016 (zie 2.6).
  • Een creditfactuur van 23 september 2016 ter hoogte van € 455 exclusief btw, onder vermelding van ‘ivm retour 10 pak HDF Uniclic onbehandeld’ [rechtbank: Op de factuur staat - € 455, maar door de aanduiding met creditfactuur was de vermelding van een negatief bedrag niet nodig. De rechtbank gaat uit van een vergissing.].
  • Een factuur van 23 februari 2017 ter hoogte van € 1.559,90 exclusief btw voor het leveren van Europees eiken-vloerdelen, inclusief een korting van € 738,90, onder vermelding van ‘deel compensatie volgens afspraak oplossing klacht’.
  • Een factuur van 23 februari 2017 voor een bedrag van - € 570 exclusief btw onder vermelding van ‘leg en arbeidskosten oplossing klacht HDF-klik.’
  • Een factuur van 10 oktober 2017 ter hoogte van € 0 voor de levering van één pak HDF Amerikaans eiken-vloerdelen ‘ter oplossing van klacht december 2016.’
2.25.
[eiseres] heeft [naam afnemer/winkel 1] naar aanleiding van de klacht van [achternaam 5] gecompenseerd. Dit blijkt uit de volgende facturen:
  • Een factuur van [eiseres] aan [naam afnemer/winkel 1] van 1 juni 2017 ter hoogte van € 0, voor de levering van 17 pakken Europees eiken-vloerdelen, onder vermelding van ‘ter oplossing klacht […] [achternaam 5] ’.
  • Een factuur van [naam afnemer/winkel 1] aan [eiseres] van 22 juni 2017 ter hoogte van € 825 exclusief btw onder vermelding van ‘ [achternaam 5] ’ en ’75 m2 Vloer verwijderen en nieuwe plaatsen’.
2.26.
[eiseres] heeft [naam afnemer/winkel 3] naar aanleiding van de klacht van [achternaam 4] gecompenseerd. Dit blijkt uit de volgende facturen:
  • Een creditfactuur van [eiseres] aan [naam afnemer/winkel 3] van 6 juli 2017 ter hoogte van € 1.951,95 exclusief btw, ter creditering van de factuur van 4 oktober 2016 (zie 2.6).
  • Een factuur van [naam afnemer/winkel 3] aan [eiseres] van 16 augustus 2017 ter hoogte van € 977,90 exclusief btw, onder vermelding van ‘legkostenvergoeding inzake […] [achternaam 4] ’ en ‘Betalingswijze: verrekenen’.
2.27.
[eiseres] heeft [naam afnemer/winkel 4] naar aanleiding van de klacht van een van haar klanten gecompenseerd. Dit blijkt uit een factuur van [eiseres] aan [naam afnemer/winkel 4] van 21 april 2017 ter hoogte van € 0 voor de levering van 14 pakken Europees eiken-vloerdelen ‘ter oplossing klacht HDF click’.
2.28.
Door middel van een brief van 27 juli 2017 van DAS Rechtsbijstand aan [verweerster] heeft [eiseres] de overeenkomst op grond waarvan HDF Amerikaans eiken-vloerdelen aan haar zijn geleverd voor een prijs van € 54.657,35 gedeeltelijk ontbonden. Deze ontbinding heeft betrekking op de vloerdelen die [eiseres] niet heeft verkocht en bij haar op voorraad staan. Daarnaast is [verweerster] in deze brief aansprakelijk gesteld voor de schade van [eiseres] bestaande uit herstelkosten en is [verweerster] is gesommeerd om uiterlijk 10 augustus 2017 € 32.044,72 aan [eiseres] te betalen,. Dit bedrag bestaat uit terugbetaling van € 24.258,06 voor de niet door [eiseres] verkochte vloerdelen die nog bij haar in opslag staan en een schadevergoeding van
€ 7.786,66.
2.29.
De vloerdelen die [verweerster] heeft geleverd aan [eiseres] zijn geproduceerd door het Belgische bedrijf [bedrijfsnaam 1] N.V., handelend onder de naam [handelsnaam] (hierna: [handelsnaam] ). In een schriftelijke verklaring van de heer [F] (hierna: [F] ), CEO van [handelsnaam] , van 23 augustus 2018 staat het volgende:
‘[…] Wij hebben van uit [handelsnaam] de ervaring meegegeven hoe dit product moest geproduceerd worden maar werd door [B] genegeerd daar hij zijn marges beter wou maken. Wij hebben gehandeld op zijn instructies. Daaruit zijn heel wat problemen ontstaan die hieronder opgenoemd zijn. Fineer had verschillende dikte verschillen daardoor delaminatie. Het moest gewoon eik zijn “kwaliteit speelt geen rol” De afgewerkte platen waren krom daar [voornaam van B] wilde besparen op tegenfineer wat we altijd gebruiken. “achterkant speelt geen rol moet goedkoop zijn” dan werd er maar papier beruikt. Bij het afwerken van de parket zorgen [voornaam van B] met zijn, zogezegde eigen ervaring, voor de formules op de lakstraat. Hij bepaalde zelf de grammages toen ik zei dit kan niet antwoordde hij opnieuw “moet zo goedkoop mogelijk zijn” met alle gevolgen vandien. Zelfs de leverancier van de UV olie was ook niet akkoord. Ik heb me dan verwijderd van de productie en [voornaam van B] gaf instructies aan de bediener hoe het moest. […]’

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert (samengevat) dat de rechtbank [verweerster] in een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis veroordeelt tot betaling aan [eiseres] van € 47.407,45, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 februari 2018, en tot vergoeding van de proceskosten. Het bedrag van € 47.407,45 bestaat uit een hoofdsom van € 44.291,64 inclusief btw, de wettelijke rente hierover vanaf 27 juli 2017 tot en met 31 januari 2018 ter hoogte van € 1.875,25, en buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 1.240,56. De hoofdsom van € 44.291,64 bestaat uit de inkoopprijs van de niet verkochte vloerdelen die nog op voorraad staan bij [eiseres] (€ 31.232,37 inclusief btw) + de waarde van de door [achternaam 4] , [achternaam 5] en [achternaam 1] geretourneerde, beschadigde vloerdelen (€ 4.679,23 inclusief btw) + de kosten van het vervangen van vloeren (€ 8.782,88 inclusief btw).
3.2.
Aan deze vorderingen legt [eiseres] ten grondslag dat [eiseres] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenis tot het leveren van vloerdelen met de eigenschappen die daarvan mochten worden verwacht. [eiseres] betoogt het volgende. De vloerdelen voldoen niet aan de eisen die hieraan in redelijkheid zijn te stellen. [eiseres] mocht verwachten dat de toplagen van de vloerdelen niet zouden loslaten (delamineren) en dat de vloerdelen niet zouden gaan ‘schotelen’, dat wil zeggen krom trekken. Gezien de grote hoeveelheid klachten die [eiseres] heeft ontvangen is volgens [eiseres] de conclusie gerechtvaardigd dat alle door [verweerster] aan [eiseres] geleverde vloerdelen ondeugdelijk zijn. Als gevolg van de gedeeltelijke ontbinding rust op [verweerster] een ongedaanmakingsverbintenis, bestaande uit het terugbetalen van de koopprijs voor de niet verkochte vloerdelen die nog bij [eiseres] op voorraad staan. Daarnaast is [verweerster] als gevolg van haar tekortschieten verplicht de schade van [eiseres] te vergoeden.
3.3.
[verweerster] voert verweer en concludeert (samengevat) tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.4.
[verweerster] voert de volgende verweren:
[verweerster] is niet tekortgeschoten. Met uitzondering van de vloerdelen die zijn gelegd bij [achternaam 4] (via [naam afnemer/winkel 3] ) staat niet vast dat de vloerdelen waarover bij [eiseres] is geklaagd, afkomstig zijn van [verweerster] . En voor het geval dat wel zo is, staat niet vast dat de vloerdelen moeten worden beschouwd als een gebrekkig product. De klachten kunnen namelijk het gevolg zijn van een te vochtig binnenklimaat in de opslag van [eiseres] of in de woningen waarin de vloeren zijn gelegd. Daarom moet worden aangenomen dat alle door [verweerster] geleverde vloerdelen de eigenschappen hebben die daarvan mogen worden verwacht.
[verweerster] is niet in verzuim geraakt, want zij is nooit gesommeerd tot herstel van de vermeende gebreken. Daardoor is de partiële ontbinding niet rechtsgeldig en is [verweerster] niet verplicht tot vergoeding van schade van [eiseres] .
Voor het geval wel wordt aangenomen dat sprake is van een tekortkoming en van verzuim: [verweerster] betwist de hoogte van de door [eiseres] gevorderde ongedaanmakingsverbintenis.
Voor het geval wel wordt aangenomen dat sprake is van een tekortkoming en van verzuim: [verweerster] hoeft [eiseres] geen schadevergoeding te betalen. [eiseres] heeft haar niet schriftelijk meegedeeld dat zij schadevergoeding vordert in plaats van nakoming (artikel 6:87 BW). Ook is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat [eiseres] schadevergoeding vordert, omdat [eiseres] heeft nagelaten om [verweerster] vanaf het begin te betrekken bij de vaststelling van de schade en bij het oplossen daarvan.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Samenvatting van de beoordeling

4.1.
De rechtbank is van oordeel dat alle vloerdelen die [eiseres] in het najaar van 2015 van [verweerster] heeft gekocht als gebrekkig moeten worden beschouwd. Daardoor is [verweerster] tekortgeschoten in haar verbintenis om vloerdelen te leveren met de eigenschappen die daarvan mochten worden verwacht. [verweerster] is in verzuim geraakt. De gedeeltelijke ontbinding is rechtsgeldig en [verweerster] is verplicht om de schade van [eiseres] te vergoeden. Dit wordt hierna toegelicht.
Alle vloerdelen waarover bij [eiseres] is geklaagd, zijn afkomstig van [verweerster]
4.2.
De eerste vraag die moet worden beoordeeld is of, behalve de vloerdelen die via [naam afnemer/winkel 3] aan [achternaam 4] zijn geleverd, ook de andere vloeren waarover bij [eiseres] is geklaagd, bestaan uit vloerdelen die afkomstig zijn van [verweerster] . Die vraag wordt bevestigend beantwoord, op grond van de volgende omstandigheden.
4.3.
De drie partijen die [verweerster] in het najaar van 2015 aan [eiseres] heeft geleverd bestonden alle uit HDF Uniclic Amerikaans eiken. En [eiseres] heeft in de periode van het najaar 2015 tot en met april 2017 aan [naam afnemer/winkel 1] , [naam afnemer/winkel 2] en [naam afnemer/winkel 4] vloerdelen bestaande uit HDF Uniclic Amerikaans eiken verkocht en geleverd. Dit blijkt uit de facturen van [eiseres] die in 2.6 zijn vermeld.
4.4.
De factuur van [eiseres] van 16 september 2015 aan [naam afnemer/winkel 2] (zie ook 2.6) bevat een andere vermelding van wat is geleverd, namelijk ‘ [......] woodflooring onbehandeld bruut’. De rechtbank gaat er echter vanuit dat ook deze factuur betrekking heeft op de levering van vloerdelen bestaande uit HDF Amerikaans eiken. Daarvoor is het volgende van belang. In de aanvullende schriftelijke verklaring van [C] van [naam afnemer/winkel 2] van 29 augustus 2018 (zie 2.10) staat dat hij in september 2015 van [eiseres] een pallet HDF Uniclic heeft gekocht, en dat hij in april 2016 een zelfde pallet heeft aangeschaft. Daarnaast is op de factuur van 16 september 2015, ter hoogte van € 2.184 exclusief btw, vermeld dat het gaat om 48 eenheden met een eenheidsprijs van € 45,50. Ook op de factuur van 15 april 2016 staat een prijs van € 2.184 exclusief btw voor 48 eenheden met een eenheidsprijs van € 45,50.
4.5.
[naam afnemer/winkel 1] , [naam afnemer/winkel 2] en [naam afnemer/winkel 4] hebben (net als [naam afnemer/winkel 3] ), nadat de HDF Uniclic Amerikaans eiken-vloerdelen aan hen waren geleverd, bij [eiseres] geklaagd over de kwaliteit van vloerdelen die zij aan hun klanten hadden geleverd. [naam afnemer/winkel 2] heeft daarbij de naam [achternaam 1] genoemd (zie 2.7). [naam afnemer/winkel 1] heeft de naam [achternaam 5] gemeld (zie 2.16). Voor [naam afnemer/winkel 4] verwijst de rechtbank naar 2.17.
4.6.
[eiseres] heeft op 5 september 2016 onder vermelding van het onderwerp ‘HDF discussie’ aan [verweerster] gemeld dat er klachten waren (zie 2.11). Op 23 januari 2017 heeft [eiseres] informatie verstrekt aan [verweerster] over de klachten van [naam afnemer/winkel 2] ( [achternaam 1] ) en [naam afnemer/winkel 3] ( [achternaam 4] ) en gemeld dat er klachten waren van [naam afnemer/winkel 1] en [naam afnemer/winkel 4] (zie 2.18).
4.7.
[eiseres] heeft [naam afnemer/winkel 2] , [naam afnemer/winkel 1] , [naam afnemer/winkel 3] en [naam afnemer/winkel 4] na ontvangst van de klachten gecompenseerd (zie 2.24 tot en met 2.27). Op de desbetreffende (credit-)facturen voor [naam afnemer/winkel 2] en [naam afnemer/winkel 4] staat dat het gaat om oplossingen van klachten, met in een aantal gevallen de vermelding van HDF Uniclic/klik/click. En op de facturen voor [naam afnemer/winkel 1] en [naam afnemer/winkel 3] zijn de namen vermeld van degenen om wiens klachten het gaat ( [achternaam 5] respectievelijk [achternaam 4] ) vermeld.
4.8.
Samengevat komt het voorgaande hierop neer:
  • [verweerster] heeft in het najaar van 2015 HDF Uniclic Amerikaans eiken-vloerdelen verkocht aan [eiseres] .
  • [eiseres] heeft vanaf het najaar 2015 HDF Uniclic Amerikaans eiken-vloerdelen verkocht aan winkels.
  • Die winkels hebben vloerdelen verkocht aan consumenten.
  • Bij consument [achternaam 4] , waarvan [verweerster] heeft erkend dat de vloer via [eiseres] afkomstig is van [verweerster] , was sprake van loslatende toplagen. Ook bij de andere consumenten ging het om loslatende toplagen.
  • [eiseres] heeft de klachten van díe consumenten doorgegeven aan [verweerster] .
  • Vervolgens heeft [eiseres] compenserende maatregelen getroffen ter oplossing van deze klachten.
Op grond van deze omstandigheden luidt de conclusie dat alle vloeren waarover bij [eiseres] is geklaagd, bestaan uit vloerdelen die afkomstig zijn van [verweerster] .
Alle vloerdelen die [eiseres] van [verweerster] heeft gekocht, zijn te beschouwen als gebrekkig
4.9.
De volgende vraag is of alle vloerdelen die [eiseres] in het najaar van 2015 van [verweerster] heeft gekocht, als gebrekkig moeten worden beschouwd. Ook die vraag wordt bevestigend beantwoord.
4.10.
In totaal zeven consumenten hebben problemen gehad met de vloerdelen die afkomstig zijn van [verweerster] : [achternaam 1] , [achternaam 2] , [achternaam 3] ( [naam afnemer/winkel 2] ), [achternaam 5] ( [naam afnemer/winkel 1] ), [achternaam 4] ( [naam afnemer/winkel 3] ) en twee klanten van [naam afnemer/winkel 4] waarvan de namen bij [eiseres] onbekend zijn.
4.11.
Wat betreft [naam afnemer/winkel 2] geldt dat de namen [achternaam 1] , [achternaam 2] , [achternaam 3] zijn genoemd in de aanvullende verklaring van [C] (zie 2.10). De naam [achternaam 1] is ook vermeld in het serviceformulier dat [naam afnemer/winkel 2] aan [eiseres] heeft verstrekt (zie 2.7). De naam [achternaam 5] is onder meer genoemd in het serviceformulier van [naam afnemer/winkel 1] (zie 2.16). En dat [achternaam 4] last had van loslatende toplagen is door [verweerster] bevestigd. Dat twee klanten van [naam afnemer/winkel 4] hebben geklaagd blijkt uit het volgende. In de mail van [eiseres] aan [verweerster] van 23 januari 2017 is aangekondigd dat de klacht van [naam afnemer/winkel 4] zo snel mogelijk zou volgen (zie 2.18). Die klacht moet betrekking hebben op een vloer die voor
23 januari 2017 door [naam afnemer/winkel 4] aan een consument is verkocht en geleverd. Op 21 april 2017 heeft [eiseres] een factuur ter hoogte van € 0 aan [naam afnemer/winkel 4] gestuurd, voor de levering van een vervangende vloer (14 pakken Europees eiken vloerdelen) ‘ter oplossing klacht HDF click’ (zie 2.27). Volgens [eiseres] ziet deze laatste factuur op de klant die eerder die maand HDF Amerikaans eiken-vloerdelen van [naam afnemer/winkel 4] had gekocht, en waarvoor [eiseres] de factuur van 7 april 2017 aan [naam afnemer/winkel 4] had gestuurd (zie 2.6). De rechtbank vindt dit aannemelijk en gaat daarvan uit.
4.12.
De klachten van (in ieder geval) zes van de zeven in 4.10 genoemde consumenten hadden betrekking op delaminatie, het verschijnsel waarbij de toplaag van Amerikaans eikenhout loslaat van de HDF-tussenlaag. Dit blijkt uit:
  • Het door [naam afnemer/winkel 2] ingevulde serviceformulier met de klacht van [achternaam 1] waarop staat ‘Delaminatie op diverse plekken ±7 x’.
  • De schriftelijke verklaring van [C] ( [naam afnemer/winkel 2] ) van 27 september 2017 (zie 2.9), waarin staat dat bij alle drie de vloeren die hij heeft verkocht, de toplaag loskwam.
  • De bevestiging van [verweerster] tijdens de zitting, dat [B] begin december 2016 een aantal loslatende toplagen bij [achternaam 4] , een klant van [naam afnemer/winkel 3] , heeft gerepareerd, en de e-mail van [E] van [naam afnemer/winkel 3] van 17 januari 2017 (zie 2.14), waarin staat dat hierna bij [achternaam 4] nog eens ongeveer 25 toplagen hadden losgelaten.
  • Het serviceformulier van [naam afnemer/winkel 1] met de klacht van [achternaam 5] , waarop staat ‘toplagen laten los, zie bijlage foto’s’, en die foto’s waarop delen van een vloer te zien zijn waarvan de toplaag heeft losgelaten (zie 2.16).
  • Een foto van een vloer die door [naam afnemer/winkel 4] aan [eiseres] is gestuurd, waarop is te zien dat bij tenminste drie vloerdelen de toplagen hebben losgelaten
4.13.
De problemen bij deze consumenten waren zo ernstig, dat in vijf gevallen de gehele vloer is verwijderd en vervangen door een andere vloer. Dit was het geval bij [achternaam 1] en [achternaam 2] ( [naam afnemer/winkel 2] ), [achternaam 5] ( [naam afnemer/winkel 1] ), [achternaam 4] ( [naam afnemer/winkel 3] ) en een klant van [naam afnemer/winkel 4] . Dit blijkt uit de maatregelen die [eiseres] ter compensatie heeft genomen (zie 2.24 tot en met 2.27). Wat betreft [achternaam 1] en [achternaam 2] is dit ook bevestigd in de aanvullende schriftelijke verklaring van [C] van [naam afnemer/winkel 2] (zie 2.10).
4.14.
In één geval heeft [eiseres] ter compensatie één pak vloerdelen, bestaande uit HDF Amerikaans eiken, geleverd. Dit blijkt uit de factuur van [eiseres] aan [naam afnemer/winkel 2] van 10 oktober 2017 ter hoogte van € 0 (zie 2.24, laatste gedachtestreepje). Tijdens de zitting is door [eiseres] verklaard dat dit is gebeurd naar aanleiding van de klacht van consument [achternaam 3] . De rechtbank acht dit aannemelijk. Uit de aanvullende schriftelijke verklaring van [C] van [naam afnemer/winkel 2] blijkt staat namelijk dat hij, anders dan bij [achternaam 1] en [achternaam 2] , bij [achternaam 3] niet de vloer heeft vervangen. Overigens heeft [eiseres] ervoor gekozen om voor deze levering van één extra pak HDF Amerikaans eiken geen schadevergoeding te vorderen.
4.15.
Het verweer van [verweerster] dat de klachten zijn ontstaan door een te vochtig binnenklimaat in de opslag van [eiseres] of in de woningen van de consumenten, slaagt niet. [eiseres] heeft aangevoerd dat zij al meer dan 30 jaar soortgelijke producten in haar magazijn opslaat en dat zij de van [verweerster] afkomstige vloerdelen op de juiste wijze verpakt en vocht- en vorstvrij in een verwarmd magazijn heeft opgeslagen. [verweerster] heeft deze stelling niet weersproken, zodat de juistheid van die stelling vast staat. Wat betreft het binnenklimaat bij de consumenten is van belang dat het gaat om zeven verschillende woningen. De kans dat in al die woningen het binnenklimaat te vochtig was, en wel zo vochtig dat toplagen van de vloerdelen daardoor zijn losgelaten, is erg klein. Zo klein, dat deze stelling van [verweerster] , die zij verder op geen enkele manier heeft onderbouwd, wordt verworpen.
4.16.
Gelet op het aantal klachten en de aard en ernst ervan kan van [eiseres] niet worden verlangd dat zij het restant van de vloerdelen, die zij van [verweerster] heeft gekocht en die nog bij [eiseres] op voorraad staan, verkoopt. Het risico dat bij een groot aantal van die vloerdelen ook toplagen zullen loslaten nadat zij bij consumenten van afnemers zijn gelegd, is daarvoor te groot. Daarom luidt de conclusie dat alle vloerdelen die [eiseres] in het najaar van [verweerster] heeft gekocht, als gebrekkig moeten worden beschouwd. Daaruit volgt dat [verweerster] ten aanzien van al die vloerdelen tekort is geschoten in haar verbintenis om vloerdelen te leveren met de eigenschappen die daarvan mochten worden verwacht.
4.17.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog het volgende op. Vast staat dat de vloerdelen zijn geproduceerd door [handelsnaam] . Tijdens de zitting heeft [B] over de schriftelijke verklaring van [F] (zie 2.29) verklaard dat [handelsnaam] bij de productie van de vloerdelen niet heeft gehandeld op zijn instructies. De rechtbank kan dat nu niet vaststellen, maar dat hoeft ook niet omdat de rechtbank de inhoud van die verklaring niet gebruikt als bewijsmiddel. Het is wel zo dat die verklaring de juistheid lijkt te bevestigen van de conclusie dat alle vloerdelen als gebrekkig moeten worden beschouwd. Want ook als [handelsnaam] niet op instructie van [B] heeft gehandeld geldt dat de producent in feite zegt dat bij de productie ervan fouten zijn gemaakt: er is fineer gebruikt van verschillende dikte, met delaminatie tot gevolg, en doordat aan de onderkant van de HDF-tussenlaag papier is bevestigd in plaats van een gebruikelijk ander materiaal, trekken vloerdelen krom.
[verweerster] is in verzuim geraakt
4.18.
Een leverancier die tekort is geschoten in zijn verbintenis om vloerdelen te leveren met de eigenschappen die daarvan mochten worden verwacht, is verplicht om, naar keuze van de koper, op kosten van de leverancier de gebrekkige vloerdelen te herstellen of te vervangen (artikel 7:21 BW). Doet de leverancier dat niet, dan is hij verplicht de schade van zijn klant te vergoeden als hij in verzuim is. Ook voor (gedeeltelijke) ontbinding van een koopovereenkomst is in beginsel verzuim van de leverancier vereist. Voor verzuim is in veel gevallen een ingebrekestelling vereist. Meestal is dat een schriftelijke aanmaning waarin aan de wederpartij een redelijke termijn is geboden om alsnog deugdelijk te presteren. [eiseres] heeft [verweerster] niet schriftelijk aangemaand. Verzuim kan echter ook op andere manieren intreden. Als uit de houding van een leverancier blijkt dat een aanmaning nutteloos is, kan de ingebrekestelling plaatsvinden door een schriftelijke mededeling waaruit blijkt dat hij voor het uitblijven van de nakoming aansprakelijk wordt gesteld (artikel 6:82 lid 2 BW). Aan beide voorwaarden is in dit geval voldaan. [verweerster] is namelijk in de brief van DAS Rechtsbijstand van 27 juli 2017 (zie 2.28) aansprakelijk gesteld. En [eiseres] heeft uit de houding van [verweerster] afgeleid dat een aanmaning nutteloos was. Voor dat laatste zijn de volgende omstandigheden van belang.
4.19.
Op 5 september 2016 heeft [eiseres] [verweerster] per e-mail gevraagd om te komen kijken naar de klachten en ‘retouren’. Op dat verzoek is [B] niet ingegaan.
4.20.
De klacht van [achternaam 1] is omstreeks 15 juli 2016 bij [naam afnemer/winkel 2] binnengekomen. Tijdens de zitting heeft [B] verklaard dat hij bij [naam afnemer/winkel 2] is geweest en dat hij toen heeft gesproken over de HDF Amerikaans eiken-vloerdelen die [naam afnemer/winkel 2] had gekocht van [eiseres] en die afkomstig waren van [verweerster] . In de schriftelijke verklaringen van [C] van [naam afnemer/winkel 2] staat dat [B] had gezegd dat hij ter plekke bij de klanten van [naam afnemer/winkel 2] wilde gaan kijken en dat [C] hem de namen, nummers en adressen heeft gegeven, maar dat [B] die klanten vervolgens niet heeft gebeld. Tijdens de zitting heeft [B] hierover verklaard dat hij zich dit niet kan herinneren. Dat is geen betwisting van wat [C] heeft verklaard, zodat de rechtbank er vanuit gaat dat die verklaring op dit punt klopt. Tijdens de zitting heeft [eiseres] verklaard dat zij dit destijds ook al van [naam afnemer/winkel 2] had gehoord. De rechtbank vindt dit aannemelijk en gaat daar ook van uit. Daaruit volgt dat [eiseres] er in de loop van 2016 van op de hoogte is geraakt dat [B] zijn toezegging aan [naam afnemer/winkel 2] , om contact op te nemen met die klanten en naar hun vloeren te gaan kijken, niet is nagekomen.
4.21.
Tijdens de zitting heeft [B] bevestigd dat hij in januari 2017 telefonisch heeft gesproken met [E] van [naam afnemer/winkel 3] over de tweede klacht van [achternaam 4] , en dat hij in dat gesprek heeft gezegd dat hij niet bereid was om de kosten voor het leggen van een nieuwe vloer bij [achternaam 4] voor zijn rekening te nemen. [eiseres] is hiervan op de hoogte geraakt door middel van de e-mail van [naam afnemer/winkel 3] van 17 januari 2017.
4.22.
Op 23 januari 2017 heeft [eiseres] [B] schriftelijke informatie gegeven over de klachten van [achternaam 1] ( [naam afnemer/winkel 2] ) en [achternaam 4] ( [naam afnemer/winkel 3] ) en heeft hij meegedeeld dat er ook klachten waren van [naam afnemer/winkel 1] en [naam afnemer/winkel 4] (zie 2.18). In die e-mail is [B] gevraagd om aan [eiseres] mee te delen welke klachten hij in beeld had en wat zijn actie tot dan toe is geweest. Ook op deze e-mail heeft [B] niet gereageerd.
4.23.
Omdat [B] niet reageerde op de e-mail van [eiseres] van 23 januari 2017, is [eiseres] [B] gaan bellen. Tijdens de zitting heeft [eiseres] verklaard dat [B] telefonisch heeft gezegd dat hij erop terug zou komen, maar dat hij dat niet heeft gedaan. In reactie daarop heeft [B] gezegd dat hij niet meer weet of [eiseres] hem heeft gebeld en dat hij gezegd heeft dat hij erop terug zou komen. Dat is geen betwisting van wat [eiseres] heeft verklaard, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat deze verklaring van [eiseres] klopt.
4.24.
Ook op de e-mails van [eiseres] van 6, 13 en 15 februari 2017 (zie 2.20 tot en met 2.22), waarin [verweerster] is gevraagd om de klachten op te lossen, heeft [B] niet gereageerd.
4.25.
Uit al deze omstandigheden heeft [eiseres] kunnen afleiden dat [verweerster] niet bereid was om op haar kosten aan [eiseres] niet-gebrekkige vloerdelen te leveren waarmee de vloeren van de consumenten die hadden geklaagd, konden worden vervangen. Ook heeft [eiseres] uit die omstandigheden kunnen afleiden dat [verweerster] niet bereid was om de nog niet door [eiseres] verkochte vloerdelen op kosten van [verweerster] te vervangen door niet-gebrekkige vloerdelen. Een aanmaning was dus nutteloos. Dat [eiseres] die conclusie terecht heeft getrokken, heeft [verweerster] tijdens de zitting in feite ook bevestigd. [B] heeft toen namelijk over de klacht van [achternaam 5] ( [naam afnemer/winkel 1] ) gezegd dat hij vond dat [eiseres] het zelf moest oplossen, omdat [eiseres] al heel lang in de vloerenbusiness zit. Ook uit het handelen van [B] ten aanzien van alle andere klachten blijkt dat hij vond dat [eiseres] die allemaal zelf moest oplossen.
4.26.
De rechtbank gaat er vanuit dat de schriftelijk aansprakelijkstelling van 27 juli 2017, die per post is verstuurd, [verweerster] heeft bereikt op 28 juli 2017. Het voorgaande brengt mee dat [verweerster] op 28 juli 2017 in verzuim is geraakt wat betreft haar verbintenis om vloerdelen te leveren met de eigenschappen die daarvan mochten worden verwacht.
Gedeeltelijke ontbinding en ongedaanmakingsverbintenissen
4.27.
[verweerster] heeft in het najaar van 2015 op drie verschillende momenten vloerdelen aan [eiseres] geleverd. Niet gesteld of gebleken is dat deze drie leveringen voortvloeien uit één koopovereenkomst, zodat de rechtbank er vanuit gaat dat er drie afzonderlijke koopovereenkomsten zijn gesloten. In de brief van DAS Rechtsbijstand van 27 juli 2017 is de koopovereenkomst op grond waarvan [verweerster] vloerdelen aan [eiseres] heeft geleverd voor de prijs van € 54.637,35 gedeeltelijk ontbonden. Dit ziet op de derde koopovereenkomst (de factuur van 19 oktober 2015, zie 2.4). Deze gedeeltelijke ontbinding is rechtsgeldig. Er was namelijk sprake van een tekortkoming en het verzuim van [verweerster] is ingetreden door de ontvangst van de hiervoor genoemde brief. De start van het verzuim en het moment van die gedeeltelijke ontbinding vielen dus samen. Uit het hele betoog van [eiseres] leidt de rechtbank echter af dat [eiseres] bedoeld heeft alle drie de koopovereenkomsten gedeeltelijk te ontbinden, namelijk voor zover ook de vloerdelen uit de eerste twee leveringen niet door haar verkocht zijn en nog in haar magazijn staan. De rechtbank beschouwt dit betoog als een buitengerechtelijke gedeeltelijke ontbinding van de eerste twee koopovereenkomsten. Buitengerechtelijk, want een ontbinding door de rechtbank op vordering van [eiseres] is niet aan de orde. Gelet op het bovenstaande is de gedeeltelijke ontbinding van alle drie de koopovereenkomsten rechtsgeldig.
4.28.
Als gevolg van deze gedeeltelijke ontbindingen rusten op [verweerster] en [eiseres] ongedaanmakingsverbintenissen. [verweerster] moet aan [eiseres] de koopprijs terugbetalen voor de niet door [eiseres] verkochte vloerdelen die nog bij [eiseres] op voorraad staan, en [eiseres] moet deze vloerdelen aan [verweerster] teruggeven.
4.29.
Volgens [eiseres] heeft zij in totaal nog 738 pakken met vloerdelen van HDF Amerikaans eiken in haar magazijn, waarvoor zij € 31.232,37 inclusief btw aan [verweerster] heeft betaald. De rechtbank gaat er vanuit dat dit alle niet door [eiseres] verkochte vloerdelen zijn die door [verweerster] aan [eiseres] zijn geleverd op grond van de drie hiervoor genoemde koopovereenkomsten. [verweerster] betwist dat zij € 31.232,37 aan [eiseres] moet terugbetalen. Volgens haar staat niet vast dat [eiseres] nog in totaal 738 pakken met van [verweerster] afkomstige vloerdelen op voorraad heeft. Dit verweer wordt verworpen. Tijdens de zitting heeft [eiseres] een toelichting gegeven op een kleurenfoto van een computerscherm met een afbeelding van een pagina uit de voorraadadministratie van [eiseres] . Deze kleurenfoto had [eiseres] ruimschoots voor de zitting geüpload. Hierop zijn de aantallen pakken vloerdelen te zien, uitgesplitst per categorie (onbehandeld, grijs geolied en naturel geolied) en de daarbij horende inkoopprijzen. Deze aantallen komen uit op 738 pakken en een totale inkoopprijs van € 31.232,37. [verweerster] heeft niet aangevoerd dat dit niet zo in de voorraadadministratie van [eiseres] kan zijn verwerkt en de rechtbank ziet ook geen reden om te twijfelen aan wat [eiseres] hierover heeft gezegd.
4.30.
Gelet op het voorgaande zal [verweerster] worden veroordeeld tot terugbetaling van
€ 31.232,37 inclusief btw.
4.31.
[verweerster] heeft niet als (subsidiaire) tegenvordering ingesteld dat [eiseres] wordt veroordeeld om haar alle vloerdelen ter waarde van € 31.232,70 inclusief btw terug te geven, maar de rechtbank gaat er vanuit dat [eiseres] die vloerdelen zal teruggeven.
Schadevergoeding
4.32.
Het verweer van [verweerster] dat zij [eiseres] geen schadevergoeding hoeft te betalen wordt verworpen. De brief van DAS Rechtsbijstand van 27 juli 2017 kan voor wat betreft de gevorderde schadevergoeding worden beschouwd als een omzettingsverklaring in de zin van artikel 6:87 BW. En ook het standpunt van [verweerster] , dat het naar maatstaven redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eiseres] schadevergoeding vordert, slaagt niet. [eiseres] heeft uit de houding van [verweerster] kunnen afleiden dat zij het probleem niet wilde oplossen. Van [eiseres] kon daarom niet worden gevergd dat zij contact met [verweerster] opnam om te overleggen over de oplossingen die zij met haar afnemers besprak.
4.33.
De schade van [eiseres] moet worden vastgesteld door een vergelijking te maken tussen de situatie met, en de situatie zonder wanprestatie van [verweerster] . Daarbij gaat de rechtbank er vanuit dat de door [eiseres] verkochte vloerdelen aan [eiseres] zijn teruggegeven, zoals [eiseres] aanvoert. Die teruggegeven, gebrekkige HDF Amerikaans eiken-vloerdelen kunnen niet worden verkocht en zijn € 0 waard. De inkoopprijs daarvan is schade in die gevallen, waarin [eiseres] de verkooprijs aan haar afnemers heeft gecrediteerd. Voor zover [eiseres] haar afnemers niet heeft gecrediteerd, heeft [eiseres] namelijk de winst die zij heeft behaald met de verkoop van die vloerdelen behouden en is er in zoverre geen verschil met de situatie zonder wanprestatie, zodat de inkoopprijs dan geen schadepost oplevert. Ook van belang is de inkoopprijs die [eiseres] heeft betaald voor de vloerdelen van Europees eiken, die zij ter vervanging heeft geleverd. Die inkoopprijs blijkt uit de factuur van [bedrijfsnaam 2] Ltd. van 6 april 2016 (productie 25 van [eiseres] ). Het totaalbedrag op die factuur voor 4.426,316 m² Europees eiken is USD 83.420,56. Dat is (afgerond) € 73.206. Per m² dus € 16,54 exclusief btw. Daarnaast geldt nog dat de door [eiseres] betaalde btw geen schade is omdat zij die heeft kunnen aftrekken. Alle hieronder genoemde bedragen zijn daarom exclusief btw.
[naam afnemer/winkel 4] :
4.34.
Voor de levering aan [naam afnemer/winkel 4] (factuur van 7 april 2017) is geen sprake van creditering. Zowel in de situatie met als zonder wanprestatie houdt [eiseres] hier de winst die is behaald bij de verkoop van de HDF Amerikaans eiken-vloerdelen. Aan [naam afnemer/winkel 4] is voor € 0 een nieuwe, vervangende vloer van Europees eiken geleverd met een oppervlakte van 60,64 m² (zie 2.27).
De schade bestaat uit de kosten die zijn verbonden aan de levering van de nieuwe vloer (Europees eiken):
Inkoopprijs nieuwe vloer: 60,64 m² x € 16,54 = € 1.002,99
[naam afnemer/winkel 1] / [achternaam 5] :
4.35.
Ook [naam afnemer/winkel 1] is niet gecrediteerd. Zowel in de situatie met als zonder wanprestatie houdt [eiseres] dus de winst die is behaald bij de verkoop van de HDF Amerikaans eiken-vloerdelen. [eiseres] heeft voor € 0 ten behoeve van [achternaam 5] een nieuwe vloer van Europees eiken aan [naam afnemer/winkel 1] geleverd. Ook heeft [eiseres] aan [naam afnemer/winkel 1] de kosten voor het leggen van de nieuwe vloer (75 m²) vergoed, en heeft zij gratis de vervangende vloer geolied. Volgens [eiseres] heeft dat oliën een waarde van
€ 453,75 inclusief btw (€ 375 exclusief btw). [verweerster] heeft dat niet weersproken, zodat de rechtbank er vanuit gaat dat dit bedrag klopt.
De schade bestaat uit de door [eiseres] te betalen inkoopprijs voor de nieuwe vloer (Europees eiken) + de kosten voor het leggen van die nieuwe vloer (zie 2.25) + de kosten voor het oliën:
Inkoopprijs nieuwe vloer: 75 m² x € 16,64 = € 1.248
Kosten leggen nieuwe vloer: 825
Gratis oliën:
375
Schade € 2.448
[naam afnemer/winkel 3] / [achternaam 4] :
4.36.
[eiseres] heeft aan [naam afnemer/winkel 3] de koopprijs voor de oorspronkelijke vloer (HDF Amerikaans eiken) terugbetaald door middel van een creditfactuur. [achternaam 4] heeft een andere vloer gekocht, die niet afkomstig is van [eiseres] , en [eiseres] heeft aan [naam afnemer/winkel 3] de kosten voor het leggen van die vervangende vloer vergoed. Het gaat om 89 m².
De schade bestaat uit de gederfde winst op het HDF Amerikaans eiken (te begroten op het verschil tussen de inkoopprijs die [eiseres] aan [verweerster] heeft betaald en de verkoopprijs die zij van [naam afnemer/winkel 3] heeft ontvangen) + de betaalde koopprijs voor aan [eiseres] teruggegeven HDF Amerikaans eiken-vloerdelen, die € 0 waard zijn + de kosten voor het leggen van 89 m² nieuwe vloer (zie 2.26):
Inkoopprijs 39 pakken (89 m²) HDF Amerikaans eiken: € 1.401,75
wit geolied C011 (zie toelichting hieronder)
Verkoopprijs:
1.951,95
Gederfde winst: € 550,20
Bij: inkoopprijs 89 m² HDF Amerikaans eiken die waardeloos zijn: € 1.401,75
Bij: de kosten voor het leggen van de nieuwe vloer € 977,90
Totaal kosten
€ 2.379,65
Toelichting inkoopprijs 39 pakken Amerikaans eiken:
Prijs voor deze 89 m², zie de factuur van [verweerster] van 19 oktober 2015
(productie 3 [verweerster] ): 89 m²/547,20 m² meter x € 8.618,40 = € 1.401,75.
Controle:
Prijs per vierkante meter: 8.618,40/547,20 = € 15,75. Dit staat ook op
de factuur van 19 oktober 2015. 89 x € 15,75 = € 1.401,75.
Schade: € 2.929,85
[naam afnemer/winkel 2] :
4.37.
In de aanvullende schriftelijke verklaring van [C] van [naam afnemer/winkel 2] staat dat hij uit de aan hem in april 2016 door [eiseres] geleverde tweede pallet met HDF Uniclic-vloerdelen partijen heeft verkocht aan de consumenten [achternaam 1] (37,8 m²), [achternaam 2] (46,6 m²) en [achternaam 3] (40 m²). Tijdens de zitting heeft [eiseres] verklaard dat [C] zich heeft vergist wat betreft de pallets. Volgens [eiseres] moet namelijk het grootste gedeelte van de vloerdelen die door [naam afnemer/winkel 2] aan deze drie consumenten zijn geleverd, afkomstig zijn uit de eerste pallet, dus de vloerdelen die [eiseres] in september 2015 aan [naam afnemer/winkel 2] heeft geleverd. Een klein deel komt volgens [eiseres] uit de tweede pallet (gekocht in april 2016). De reden daarvoor is dat een pallet bestaat uit 109 m² vloerdelen, terwijl het totale aan die drie consumenten verkochte oppervlak van de vloerdelen 124,4 m² bedraagt. Het is dus onmogelijk dat de aan deze drie consumenten geleverde vloerdelen alleen afkomstig zijn uit de tweede pallet, zodat het grootste gedeelte wel uit de eerste pallet afkomstig moet zijn. De rechtbank gaat ervan uit dat [eiseres] het bij het rechte eind heeft. De door [eiseres] ter zitting afgelegde verklaring, die niet door [verweerster] is weersproken, is logisch.
4.38.
[eiseres] heeft aan [naam afnemer/winkel 2] de koopprijs voor de tweede pallet met HDF Amerikaans eiken-vloerdelen volledig vergoed door middel van creditering van de factuur van 15 april 2016. De compensatie voor de eerste pallet bestaat uit (zie 2.24) een korting op de levering van Europees eiken van € 738,90 (factuur van 23 februari 2017) + een vergoeding van € 570 voor het leggen van een nieuwe, vervangende vloer (een factuur van 23 februari 2017) + een creditering ter hoogte van € 455 voor 10 pakken HDF Amerikaans eiken (de creditfactuur van 23 september 2016).
De schade bestaat uit de gederfde winst op de tweede pallet HDF Amerikaans eiken (te begroten op het verschil tussen de inkoopprijs die [eiseres] aan [verweerster] heeft betaald en de verkoopprijs die zij van [naam afnemer/winkel 2] heeft ontvangen) + de korting voor de nieuwe vloer + de kosten voor het leggen van de nieuwe vloer + de gederfde winst over de eerste pallet (die het gevolg is van de creditering van 10 pakken HDF Amerikaans eiken):
Gederfde winst op de tweede pallet HDF Amerikaans eiken onbehandeld:
Verkoopprijs (48 pakken) € 2.184
af: inkoopprijs 109 m² : 109 x € 14,50 =
€ 1.580,50
Verschil (gederfde winst) € 603,50
Compensatie voor eerste pallet:
bij: korting op de nieuwe vloer € 738,90
bij: kosten leggen nieuwe vloer € 570
bij: gederfde winst gecrediteerde 10 pakken:
10/48 x € 603,50 =
€ 125,73
Schade € 2.038,13
Totale schade [eiseres]
4.39.
De totale schade van [eiseres] bedraagt:
  • m.b.t. [naam afnemer/winkel 4] € 1.002,99
  • m.b.t. [naam afnemer/winkel 1] € 2.448
  • m.b.t. [naam afnemer/winkel 3] € 2.929,85
  • m.b.t. [naam afnemer/winkel 2]
Totaal € 8.418,97
Te betalen hoofdsom en wettelijke rente
4.40.
De door [verweerster] aan [eiseres] te betalen hoofdsom bedraagt € 39.651,67, bestaande uit
€ 31.232,70 (ongedaanmakingsverbintenis inclusief btw) en € 8.418,97 (schadevergoeding zonder btw). Voor de ongedaanmakingsverbintenis is [verweerster] aangemaand om uiterlijk
10 augustus 2017 € 24.258,06 te betalen. Met de betaling van dit bedrag is [verweerster] in verzuim vanaf 11 augustus 2017, zodat [verweerster] daarover vanaf die datum wettelijke rente (6:119 BW) verschuldigd is. Voor het restant van de ongedaanmakingsverbintenis ter hoogte van
€ 6.974,64 houdt de rechtbank als ingangsdatum voor het verzuim, en dus als ingangsdatum voor de wettelijke rente, de datum aan van de betekening van het oproepingsexploot:
22 februari 2018. Over de schadevergoeding ter hoogte van € 8.418,97 is [verweerster] de wettelijke rente verschuldigd vanaf 28 juli 2017 (de dag van de ontvangst van de aansprakelijkstelling, zie 4.25).
Buitengerechtelijke incassokosten
4.41.
[eiseres] maakt aanspraak op € 1.240,56 als vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 februari 2018. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De rechtbank stelt ook vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. [eiseres] heeft [verweerster] buitengerechtelijk aangemaand tot betaling van een hoofdsom van € 32.044,72. Het verschuldigde tarief, bepaald op basis van dat bedrag, bedraagt € 1.095,45. De wettelijke rente hierover is toewijsbaar vanaf de datum waarop het oproepingsexploot aan [verweerster] is betekend (22 februari 2018).
Proceskosten
4.42.
[verweerster] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van [eiseres] op basis van het toegewezen bedrag op:
- betekening oproeping € 90,58
- griffierecht 1.950,00
- salaris advocaat
2.148,00(2,0 punten × tarief € 1.074,00)
Totaal € 4.188,58

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [verweerster] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 39.651,67 (negenendertigduizendzeshonderdeenenvijftig euro en zevenenzestig eurocent),
  • vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over € 8.418,97 met ingang van 28 juli 2017 tot de dag van volledige betaling,
  • vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over € 24.258,06 met ingang van 11 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling,
  • vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over € 6.974,64 met ingang van 22 februari 2018 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [verweerster] om aan [eiseres] te betalen € 1.095,45 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 22 februari 2018 tot de dag van volledige betaling
5.3.
veroordeelt [verweerster] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 4.188,58,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.J. van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2018. Het is digitaal ondertekend op het voorblad.
Type: JvdB/4223
Coll: HvW