In deze zaak vordert [eiseres] B.V. betaling van een onbetaalde factuur van € 6.054,71 voor telefoons en telefoononderdelen die volgens haar tussen 15 januari 2016 en 2 februari 2016 zijn afgeleverd aan [gedaagde sub 1]. De factuur is op 1 juni 2017 verzonden, maar [gedaagde sub 1] heeft deze factuur onbetaald gelaten en betwist dat er ooit een bestelling is geplaatst of dat er goederen zijn ontvangen.
De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld op basis van de ingediende stukken, waaronder de dagvaarding en de conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De rechter oordeelt dat [eiseres] onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de goederen daadwerkelijk zijn afgeleverd. De bewijzen van aflevering door UPS zijn niet voldoende om het verband tussen de afgeleverde goederen en de gefactureerde zaken aan te tonen.
Omdat [eiseres] niet heeft aangetoond dat er een overeenkomst bestaat en dat de goederen zijn ontvangen, wordt de vordering afgewezen. Tevens wordt [eiseres] veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde sub 1], die zijn begroot op € 500,00 aan salaris voor de gemachtigde. De beslissing is genomen door kantonrechter mr. R.J. Verschoof en is op 24 oktober 2018 in het openbaar uitgesproken.