ECLI:NL:RBMNE:2018:5104

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 oktober 2018
Publicatiedatum
19 oktober 2018
Zaaknummer
6828382 LC EXPL 18-1118
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur voor telefoontoebehoren afgewezen wegens gebrek aan bewijs van aflevering

In deze zaak vordert [eiseres] B.V. betaling van een onbetaalde factuur van € 6.054,71 voor telefoons en telefoononderdelen die volgens haar tussen 15 januari 2016 en 2 februari 2016 zijn afgeleverd aan [gedaagde sub 1]. De factuur is op 1 juni 2017 verzonden, maar [gedaagde sub 1] heeft deze factuur onbetaald gelaten en betwist dat er ooit een bestelling is geplaatst of dat er goederen zijn ontvangen.

De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld op basis van de ingediende stukken, waaronder de dagvaarding en de conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De rechter oordeelt dat [eiseres] onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de goederen daadwerkelijk zijn afgeleverd. De bewijzen van aflevering door UPS zijn niet voldoende om het verband tussen de afgeleverde goederen en de gefactureerde zaken aan te tonen.

Omdat [eiseres] niet heeft aangetoond dat er een overeenkomst bestaat en dat de goederen zijn ontvangen, wordt de vordering afgewezen. Tevens wordt [eiseres] veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde sub 1], die zijn begroot op € 500,00 aan salaris voor de gemachtigde. De beslissing is genomen door kantonrechter mr. R.J. Verschoof en is op 24 oktober 2018 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 6828382 LC EXPL 18-1118 RW/1368
Vonnis van 24 oktober 2018
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: L.C.G. van Seggelen, gerechtsdeurwaarder, werkzaam bij Van Seggelen & Partners,
tegen:
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1] V.O.F., mede h.o.d.n. [handelsnaam 1] ,rechtsopvolger onder bijzondere titel van de besloten vennootschap [bedrijfnaam] B.V., (voorheen) mede h.o.d.n. [handelsnaam 2] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
en haar vennoten:
2.
[gedaagde sub 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde sub 3] ,
wonende te [woonplaats]
4.
[gedaagde sub 4] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder samen ook te noemen, vrouwelijk enkelvoud, [gedaagde sub 1] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. S.A.G. de Vries.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten, het geschil en de beoordeling

2.1.
Bij factuur van 1 juni 2017 heeft [eiseres] telefoons en telefoononderdelen aan [gedaagde sub 1] in rekening gebracht voor in totaal € 6.054,71 inclusief btw. [gedaagde sub 1] heeft die factuur onbetaald gelaten.
2.2.
In deze zaak vordert [eiseres] betaling van die factuur, met nevenvorderingen. Volgens [eiseres] zijn de in de factuur genoemde zaken tussen 15 januari 2016 en 2 februari 2016 bij (de rechtsvoorganger van) [gedaagde sub 1] afgeleverd in vijf deelleveringen. [eiseres] wijst daarbij op de door haar overgelegde bewijzen van aflevering door UPS (productie 2 van [eiseres] ).
2.3.
[gedaagde sub 1] voert verweer. Volgens haar heeft zij nooit iets besteld bij [eiseres] , heeft zij niets ontvangen en is daarom niets verschuldigd.
2.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Voor zover al zou kunnen worden uitgegaan van de juistheid van de bewijzen van aflevering door UPS, dan nog ontbreekt elk verband tussen de afleverbewijzen en de gefactureerde zaken. Het had op de weg van [eiseres] gelegen om concreet en feitelijk dat verband duidelijk te maken, bijvoorbeeld door te verklaren welk gedeelte van de zaken wanneer zou zijn afgeleverd, of hoeveel zaken zijn afgeleverd, met welk gewicht en welke afmetingen. Dit had zij bijvoorbeeld kunnen doen door uit de doeken te doen waarop de op de bewijzen van aflevering vermelde trackingnummers zien. Dit alles heeft [eiseres] niet gedaan. De kantonrechter overweegt verder dat uit de bewijzen van aflevering zelfs niet blijkt dat [eiseres] de afzender is van de zaken die UPS zou hebben afgeleverd.
2.5.
Dat tussen partijen een overeenkomst bestaat (wat [gedaagde sub 1] betwist), baseert [eiseres] kennelijk alleen op haar stelling dat [gedaagde sub 1] de op de factuur van 1 juni 2017 genoemde zaken heeft ontvangen. Maar omdat [eiseres] die stelling onvoldoende nader heeft onderbouwd, is die ontvangst niet komen vast te staan. Daarmee valt de grondslag onder de vordering weg en zal deze worden afgewezen. De nevenvorderingen delen dit lot.
2.6.
Als de in het ongelijk gestelde partij, zal [eiseres] in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten van [gedaagde sub 1] worden tot aan dit vonnis begroot op € 500,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 250,00).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 500,00 aan salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Verschoof, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2018.