Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 7 maart 2018
- productie 9 van [eiser]
- de comparitie van 20 augustus 2018, waarvan de griffier aantekening heeft gehouden.
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
Ontvankelijkheid
tenzijeen van hen binnen de wettelijke termijn een beslissing van de rechter heeft gevorderd over het punt waarover de Huurcommissie om een uitspraak was verzocht (artikel 7:262 BW). Omdat [eiser] tijdig een beslissing van de kantonrechter heeft gevorderd, zijn partijen niet gebonden aan de uitspraak van de Huurcommissie. De inhoud van die uitspraak geldt tussen hen niet als overeengekomen en die uitspraak behoeft niet te worden vernietigd. De procedure bij de kantonrechter is daarnaast geen beroepsprocedure. Dit deel van de vordering van [eiser] zal daarom worden opgevat als een verzoek aan de kantonrechter om een uitspraak te doen over de redelijkheid van het voorstel tot huurverlaging zoals [eiser] dat aan [gedaagde] heeft gedaan.
nietredelijk acht, dan blijft de huurprijs die op dat moment tussen partijen geldt gehandhaafd, tenzij de huurder zich binnen de wettelijke termijn tot de kantonrechter richt met de vordering uitspraak te doen over de redelijkheid van zijn voorstel. De kantonrechter beslist in eerste en hoogste instantie. Met dit wettelijke systeem valt naar het oordeel van de kantonrechter niet te rijmen dat de huurder zijn oorspronkelijke voorstel aan de verhuurder nog zou kunnen wijzigen tijdens de procedure bij de kantonrechter (Kantonrechter Rotterdam 17 februari 1997,
WR1997,53).
ECLI:NL:RBMNE:2017:1805). Dit resulteert in een puntenaantal van (naar boven afgerond) 21 voor de WOZ-waarde. De berekening van de Huurcommissie wordt voor het overige door geen van partijen betwist, zodat in rechte uit kan worden gegaan van een totaal puntenaantal van (afgerond) 61. Daarbij hoort een maximale huurprijs van € 287,29 per maand. [eiser] heeft aan [gedaagde] een verlaging voorgesteld naar € 531,87 per maand, met ingang van 1 mei 2017. De kantonrechter acht dat voorstel van [eiser] dan ook redelijk.
NJ1985, 267). [eiser] is daarom ontvankelijk in zijn vordering.
- € 78,00 vastrecht;
- € 99,21 explootkosten inclusief informatiekosten;
- € 300,00 salaris gemachtigde (2 punten x het tarief van € 150,00).
5.De beslissing
,vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de explootkosten met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;