Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 18 september 2018, met producties,
- de fax van mr. Van Zanten van 26 september 2018, met één productie.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vordert [eiseres] B.V. de ontruiming van een bedrijfsruimte door [gedaagde] B.V. en betaling van achterstallige huur. De huurovereenkomst tussen partijen was oorspronkelijk aangegaan voor twee jaar, van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2017. Op 15 december 2017 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin is afgesproken dat de huurovereenkomst niet eindigt op 31 december 2017, maar op 31 mei 2018. [gedaagde] heeft echter het gehuurde niet op de afgesproken datum ontruimd en heeft ook huurachterstanden laten ontstaan. De kantonrechter oordeelt dat de huurovereenkomst op 31 mei 2018 is geëindigd en dat [gedaagde] het gehuurde zonder recht of titel in gebruik heeft. De vordering tot ontruiming wordt toegewezen, evenals de vordering tot betaling van de achterstallige huur van € 15.092,30 en een contractuele boete van € 6.900,00. De kantonrechter overweegt dat [gedaagde] niet kan terugvallen op huurbescherming, omdat de omstandigheden van het geval dit onaanvaardbaar maken. De kosten van de procedure worden aan [gedaagde] opgelegd.