ECLI:NL:RBMNE:2018:5026

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 oktober 2018
Publicatiedatum
16 oktober 2018
Zaaknummer
6966575 / LC EXPL 18-1691
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeerkosten en schadevergoeding na treintje rijden

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands II B.V. (hierna: Q-Park) een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens het niet betalen van parkeerkosten en het maken van gebruik van de parkeerfaciliteit door middel van 'treintje rijden'. Q-Park stelt dat [gedaagde] de parkeergarage heeft verlaten zonder te betalen, door direct achter een voorganger onder de slagboom door te rijden. Q-Park vordert een bedrag van € 316,50, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. De gedaagde heeft aangevoerd dat hij niet de bestuurder was van de auto, maar dat zijn zoon deze bestuurde en dat er wel degelijk betaald is voor het parkeren. Q-Park heeft camerabeelden overgelegd als bewijs voor haar vordering.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat Q-Park niet voldoende bewijs heeft geleverd dat er een parkeerovereenkomst tot stand is gekomen tussen Q-Park en [gedaagde]. De beelden tonen niet aan dat [gedaagde] de bestuurder was en er is geen concreet bewijs dat de overeenkomst met [gedaagde] is gesloten. Bovendien heeft [gedaagde] een betalingsbewijs overgelegd waaruit blijkt dat er op het moment van het verlaten van de parkeergarage een betaling heeft plaatsgevonden. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de vordering van Q-Park moet worden afgewezen, en heeft Q-Park veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
Vonnis van 10 oktober 2018
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 6966575 / LC EXPL 18-1691 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-PARK OPERATIONS NETHERLANDS II B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eiseres, hierna ook te noemen: Q-Park,
gemachtigde mr. C.F.M.P. Spreksel,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Q-Park exploiteert - onder meer - parkeergarage […] te [vestigingsplaats] .
2.2.
In augustus 2017 was de Volvo voorzien van kenteken [kenteken] op naam gesteld van [gedaagde] .
2.3.
In de door Q-Park gehanteerde algemene voorwaarden staat onder meer opgenomen:
“(…)
5.9
De parkeerder en zijn voertuig dienen de parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten met gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel. Het zonder gebruikmaking van een geldig door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel verlaten van de parkeerfaciliteit is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
6. Parkeergeld en betaling
6.1
Voor het gebruik van de parkeerfaciliteit is de parkeerder parkeergeld verschuldigd. (…)
6.3
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan.
De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.”
2.4.
Het dagtarief voor parkeergarage […] is € 16,50.
2.5.
Voor de slagboom is een bord geplaatst waarop te lezen is:
“ WELKOM
Q-PARK […]
OPENINGSTIJDEN
24 UUR PER DAG – 7 DAGEN PER WEEK
TARIEVEN
20 minuten of een gedeelte hiervan € 1,00
Maximaal dagtarief € 16,50
(…)
BETAALMIDDELEN
(…)
SERVICES
(…)
ALGEMENE VOORWAARDEN
(…)”

3.Het geschil

3.1.
Q-Park heeft gevorderd de veroordeling van [gedaagde] , uitvoerbaar bij voorraad, om aan haar te betalen € 316,50, vermeerderd met € 47,48 aan buitengerechtelijke kosten en met de wettelijke rente over € 363,98 vanaf de datum van pleging, althans verzuim tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2.
Aan haar vordering heeft Q-Park ten grondslag gelegd dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de parkeerovereenkomst door zonder te betalen de parkeeraccommodatie te verlaten. [gedaagde] heeft zich schuldig gemaakt aan het zogenaamde treintje rijden, d.w.z. door vlak achter zijn voorganger onder de slagboom die is geopend voor zijn voorganger, door te rijden. [gedaagde] houdt aldus plekken bezet volgens het “PRIS”-systeem en Q-Park loopt inkomsten mis. Op grond van de op de overeenkomst van kracht zijnde algemene voorwaarden is [gedaagde] het tarief voor een verloren kaart van € 16,50 verschuldigd alsmede een bedrag van € 300,00 ter zake aanvullende schadevergoeding.
3.3.
Volgens Q-Park wordt [gedaagde] als kentekenhouder vermoed de bestuurder te zijn geweest. Q-Park heeft camerabeelden in het geding gebracht waaruit volgens haar blijkt dat het treintje rijden met de auto op naam van [gedaagde] heeft plaatsgevonden. Door het binnenrijden gaat de parkeerder akkoord met de algemene voorwaarden. Voor het binnenrijden wordt de bestuurder door een informatiebord op de algemene voorwaarden gewezen. Tussen Q-Park en [gedaagde] is een parkeerovereenkomst tot stand gekomen en [gedaagde] is akkoord gegaan met de algemene voorwaarden. [gedaagde] was op de hoogte van de aanvullende schadevergoeding en de gevolgen van het treintje rijden. De aanvullende schadevergoeding is opgebouwd uit kosten voortvloeiende uit investeringen in dure camerasystemen technische en administratieve aanpassingen om [gedaagde] te kunnen traceren en vervolgen en medewerkers die nodig zijn om aan de hand van meldingen de beelden op te zoeken. Het “treintje rijden” is maatschappelijk ontoelaatbaar gedrag en levert onveilige situaties op. Verder veroorzaakt het kopieergedrag. Volgens Q-Park heeft [gedaagde] het verschuldigde parkeergeld niet voldaan. Voor het geval vast komt te staan dat het parkeergeld wel is voldaan, heeft Q-Park haar vordering verminderd met het tarief voor een verloren kaart.
3.4.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij wel de eigenaar maar niet de bestuurder was van onderhavige auto. De auto werd bestuurd door haar zoon, [A] . Haar zoon heeft het kaartje afgerekend. [gedaagde] heeft een betalingsbewijs in het geding gebracht. Bij de slagboom kwam haar zoon er achter dat deze niet automatisch op kenteken open ging zoals gebruikelijk bij andere Q-park garages. Haar zoon kwam er op dat moment achter dat hij het kaartje tussen de betaalautomaat en de auto was kwijtgeraakt. [gedaagde] heeft dit te kennen gegeven aan de gemachtigde van Q-Park. Het betaalbewijs heeft [gedaagde] ook doen toekomen aan de gemachtigde. Het betaalbewijs was volgens de gemachtigde van Q-Park niet geldig. Volgens [gedaagde] is er netjes betaald voor de tijd dat er is geparkeerd en is er geen sprake geweest van doorrijden zonder te betalen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Q-Park heeft, bij repliek, een dvd in het geding gebracht waaruit kan worden opgemaakt dat de auto met kenteken [kenteken] op 31 augustus 2017 vlak achter een voorgaande auto de parkeergarage heeft verlaten. Niet blijkt dat de bestuurder een parkeerticket in de uitritterminal heeft gedaan om de slagboom te openen. Nu [gedaagde] de dvd niet heeft betwist, kan niet anders worden geoordeeld dan dat de bestuurder van de auto met kenteken [kenteken] op 31 augustus 2017 de parkeergarage heeft verlaten door direct achter een voorganger aan te rijden.
4.2.
Nu [gedaagde] voldoende gemotiveerd heeft betwist dat zij de parkeerovereenkomst met Q-Park is aangegaan, ligt het op de weg van Q-Park om, gelet op het bepaalde in artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het bestaan van deze overeenkomst te bewijzen. Q-Park baseert haar vordering immers op de totstandkoming van deze overeenkomst tussen haar en [gedaagde] en de daaruit voortvloeiende toepasselijkheid van de Algemene Voorwaarden. Op basis van de thans ter beschikking staande gegevens is Q-Park daar niet in geslaagd. Uit de overgelegde beelden valt niet vast te stellen dat de auto door [gedaagde] is bestuurd, terwijl zij dit bestrijdt. Q-Park stelt ook niet dat dit uit de beelden kan worden afgeleid. Verder is door Q-Park geen concreet bewijs aangeboden voor de stelling dat de overeenkomst met [gedaagde] is gesloten. De bewijslast hiervan ligt bij Q-Park. In de aangedragen feiten en omstandigheden wordt thans geen aanleiding gezien daar in dit geval van af te wijken, temeer nu [gedaagde] voldoende concreet heeft aangegeven dat niet zij maar een ander de overeenkomsten met Q-Park heeft gesloten. Onder die omstandigheden is niet langer sprake van een vermoeden dat de kentekenhouder ook de bestuurder is. Reeds op deze grond dient de vordering van Q-Park te worden afgewezen.
4.3.
Ten overvloede merkt de kantonrechter verder nog op dat [gedaagde] een betalingsbewijs in het geding heeft gebracht waaruit blijkt dat [A] op 31 augustus 2017 om 17:58 uur aan Q-Park […] een bedrag van € 1,00 heeft voldaan. Q-Park heeft daartegen aangevoerd dat het betalingsbewijs niet geldig is. Uit het betalingsbewijs is naar het oordeel van de kantonrechter de betaling af te leiden alsmede dat dit is afgeschreven van het rekeningnummer toebehorend aan de persoon waarvan [gedaagde] heeft gesteld dat deze in haar auto heeft gereden. Nu Q-Park de ontvangst van de betaling niet heeft betwist en de betaling is geschied 4 minuten voor het verlaten van de parkeergarage, heeft [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aangetoond dat de verschuldigde parkeerkosten zijn voldaan. Van overtreding van artikel 6.3 van de algemene voorwaarden (de parkeerfaciliteit verlaten zonder voorafgaande betaling) is dan ook geen sprake. Ook een beroep op artikel 5.9 is naar het oordeel van de kantonrechter in de gegeven omstandigheden onaanvaardbaar.
4.4.
Gelet op het vorenstaande komt het gevorderde tarief voor een verloren kaart en de aanvullende schadevergoeding niet voor toewijzing in aanmerking. De nevenvorderingen komen derhalve evenmin voor toewijzing in aanmerking.
4.5.
Q-Park wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten verwezen.
Omdat [gedaagde] zich niet heeft laten bijstaan door een professioneel gemachtigde en overigens gesteld noch gebleken is dat sprake is geweest van kosten waarvoor de wet een vergoeding toekent, zullen de kosten van [gedaagde] op nihil worden begroot.

5.De beslissing

De kantonrechter:
- wijst de vordering van Q-Park af;
- veroordeelt Q-Park in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2018.