In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 18 oktober 2018 uitspraak gedaan over de omgangsregeling tussen de vader en de moeder van de minderjarige [voornaam van minderjarige]. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling (GI) de opdracht gegeven om de omgangsregeling stapsgewijs uit te breiden. De vader had verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de GI van 15 februari 2018 te laten vervallen, omdat hij van mening was dat de GI misbruik had gemaakt van haar bevoegdheid. De kinderrechter oordeelde echter dat de GI niet in strijd met haar bevoegdheid had gehandeld, aangezien de rechtbank eerder had bepaald dat de GI de omgangsregeling mocht invullen en uitbreiden. De kinderrechter benadrukte dat de GI geen definitieve omgangsregeling had vastgesteld, maar slechts een stap had gezet in het proces van uitbreiding van de omgang. De kinderrechter wees het verzoek van de vader af, omdat de GI haar bevoegdheid niet had overschreden en de uitbreiding van de omgang in het belang van de minderjarige was. De kinderrechter concludeerde dat het noodzakelijk was om de uitbreiding stapsgewijs te laten plaatsvinden, gezien de slechte communicatie tussen de ouders. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er werd informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep.