4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde:
Door verbalisant [slachtoffer 1] is op 5 juni 2018 aangifte gedaan en hij heeft daarbij onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 4 juni 2018 was ik werkzaam bij de politie Midden-Nederland te Hilversum. Ik reed deze dienst op een opvallende dienstmotor. Ik zag een Volkswagen Tiguan, die mij bekend was van eerdere meldingen, rijden in de richting van Hilversum.
Toen ik de [straatnaam] te Hilversum in reed, zag ik op ongeveer 40 tot 50 meter afstand collega [slachtoffer 2] op de rijbaan liggen naast zijn dienstmotor.
Ik zag dat de Volkswagen tot stilstand kwam in de [straatnaam] te Hilversum. Ik nam een gepaste afstand van ongeveer 10 meter en bracht mijn dienstmotor tot stilstand. Ik zat op dat moment nog op de motor en stond midden op de weg. Ik zag dat de achteruitrijlichten oplichten. Ik hoorde toen een hoop motorgeronk alsof de bestuurder het gaspedaal geheel intrapte. Ik zag de Volkswagen hard achteruit rijden in mijn richting. Ik zat nog op de motor en kon geen kant op. De achterzijde van de Volkswagen raakte hard de voorzijde van mijn motor. Door de harde klap werd ik een stuk omhoog getild op mijn motor en kon ik mij met mijn linker arm opvangen tegen de achterruit van de Volkswagen. De bestuurder van de Volkswagen heeft mij op deze wijze nog enkele meters naar achteren geschoven, waarna ik merkte dat ik mijn evenwicht ging verliezen boven mijn motor. Ik was hier erg angstig voor, want dan zou ik waarschijnlijk onder de auto terecht komen en zou ik mogelijk ernstig letsel oplopen of erger. Na enkele meters stopte het voertuig, waardoor ik met mijn motor naar rechts viel.
Door verbalisant [slachtoffer 2] is op 5 juni 2018 aangifte gedaan en hij heeft daarbij onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 4 juni 2018 was ik in de rechtmatige uitoefening van mijn bediening als politieambtenaar.Ik zag dat de verdachte over de stoep reed en rechtsaf de [straatnaam] te Hilversum opreed. Ik zag dat de auto van verdachte dicht op deze vrachtauto zat en hier niet meer langs kon. Ik zag dat de auto waar de verdachte in zat, ondanks dat ik hooguit enkele meters achter hem stond, ineens in de achteruit werd gezet en deze mijn richting op kwam rijden. Ik hoorde zijn banden spinnen. Ik was ook enorm verbaasd dat de auto doorreed en tegen mijn motor aanreed. De eerste keer ging dit nog niet zo hard. Ik kon nog net op mijn motor blijven zitten. Ik zag toen dat verdachte voor de tweede keer weer achteruit mijn richting op kwam en schrok enorm. Op het moment van de klap van de auto tegen de voorkant van mijn motor, had ik mij al schrap gezet. Ik voelde mijn motor achteruit geduwd worden en naar rechts omvallen. De motorfiets waarop ik reed, weegt zo’n 300 kilogram en ik moest koste wat het kost voorkomen om daaronder terecht te komen. Ik kon net aan de linkerkant van de motor af springen.
Getuige [getuige 1] heeft op 6 juni 2018 bij de politie als volgt verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 4 juni 2018 was ik op de [straatnaam] te Hilversum. Plotseling zag ik de witte achteruitrijlampen van de zwarte personenauto aangaan. Ik hoorde dat de chauffeur van de zwarte personenauto kordaat en hard gas gaf. Ik zag de zwarte personenauto naar achteren rijden. Ik hoorde een klap en zag dat de motoragent omviel. De zwarte personenauto was tegen de motoragent aangereden.
Verdachte heeft ter zitting van 19 september 2018 het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik de bestuurder was van de zwarte personenauto (Volkswagen Tiguan) op 4 juni 2018 te Hilversum. Doordat ik wist dat deze personenauto van diefstal afkomstig was en ik twee biertjes had gedronken, ben ik na het stopteken in paniek geraakt en ben ik gevlucht. Het klopt dat de auto meerdere keren in zijn achteruit heb gezet. Ik hoorde daarbij een klap en ben doorgereden. Ik wist op het moment dat ik achteruit reed, dat daar een motoragent stond.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens politie Midden-Nederland van 5 juni 2018, genummerd PL0900-2018159459-1, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens politie Midden-Nederland van 5 juni 2018, genummerd PL0900-2018159473-1, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 september 2018.
Ten aanzien van het onder 4 subsidiair ten laste gelegde:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 11 mei 2018, genummerd PL0900-2018094159-1, opgemaakt door de politie Eenheid Amsterdam;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 september 2018
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 5 juni 2018, genummerd PL0900-2018159252-1, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 5 juni 2018, genummerd PL0900-2018159188-1, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 6 juni 2018, genummerd PL0900-2018158569-52, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 september 2018.
Overwegingen
Vrijspraak ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met zijn gedragingen (voorwaardelijk) opzet op de dood van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] heeft gehad. Of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels dient te worden verstaan als de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid.
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt het volgende. Verdachte is zonder achteruit te kijken, vanuit stilstaande positie tweemaal vol gas, met spinnende banden en ronkende motor achteruit is gereden met een personenauto. Daarbij is hij vanuit stilstand tegen de vlak achter die auto stilstaande dienstmotoren met daarop verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gebotst waardoor zij ten val zijn gekomen. Gelet op het feit dat verdachte wist dat hij achtervolgd werd door agenten kon hij weten dat er een motoragent achter hem stond. De rechtbank overweegt in dit verband dat, naar algemene ervaringsregels, de te verwachten gevolgen van een aanrijding van een motorrijder op een motorfiets door een auto in belangrijke mate worden bepaald door de snelheid van de auto. Onduidelijk is gebleven met wat voor snelheid verdachte achteruit is gereden en met welke snelheid hij de motoren heeft geraakt. De schade aan de motoren is gering, zoals is te zien op de foto’s in het dossier. Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van de beschikbare gegevens in het dossier niet komen vast te staan dat sprake is van een aanmerkelijke kans op de dood van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] en van het aanvaarden daarvan. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met zijn gedragingen voorwaardelijk opzet heeft gehad op de zware mishandeling van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] . Het gericht inrijden met een Volkswagen Tiguan, een personenauto van fors gewicht en omvang, op een persoon op een 300 kilogram zware motorfiets brengt naar algemene ervaringsregels de reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid met zich dat de persoon die op de motor zit achteruit geschoven wordt, omvalt en onder de motor of de auto of de rijbaan terecht komt en daarbij zwaar lichamelijk letsel oploopt. Door aldus te handelen heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Deze geweldshandelingen van verdachte zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan dat verdachte door het op een dergelijke wijze achteruit te rijden de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 4 primair ten laste gelegde:
De rechtbank acht – evenals de officier van justitie en de verdediging – niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de Volkswagen Tiguan heeft gestolen.. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzet- dan wel schuldheling van kentekenplaten. De rechtbank is van oordeel dat er in het dossier geen wettig bewijs zit waaruit volgt dat de kentekenplaten die op de Volkswagen Tiguan zijn aangetroffen, van diefstal afkomstig zijn. Weliswaar blijkt uit de aangifte van [aangever 2] van 15 mei 2018 dat een tweetal kentekenplaten zijn gestolen, maar uit deze aangifte blijkt niet dat die aangifte ziet op de kentekenplaten met opdruk [kenteken] . Verdachte wordt daarom van dit feit vrijgesproken.