ECLI:NL:RBMNE:2018:4761

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 september 2018
Publicatiedatum
1 oktober 2018
Zaaknummer
6471968 LC EXPL 17-3975
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Europees civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging bij aansluitende vlucht onder Europese verordening

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is een geschil ontstaan tussen twee eisers, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], en de luchtvaartmaatschappij Ukraine International Airlines (UIA) over compensatie voor een vertraagde vlucht. De eisers, vertegenwoordigd door ARAG Flight Claim Services, claimden compensatie op basis van Verordening 261/2004 van de Europese Unie, die van toepassing is op passagiersrechten bij annuleringen en vertragingen van vluchten. De zaak betreft een vlucht van Brussel naar Kiev, die met vertraging aankwam, gevolgd door een aansluitende vlucht van Kiev naar Bangkok. De eisers stelden dat zij meer dan drie uur vertraging hadden opgelopen bij aankomst in Bangkok, wat hen recht gaf op compensatie volgens de Europese regelgeving.

De kantonrechter oordeelde dat de eisers voldoende bewijs hadden geleverd van de vertraging en dat de Verordening van toepassing was, omdat de vluchten als één geheel moesten worden beschouwd. De rechter wees de gevorderde compensatie toe, omdat de eisers niet alleen de vertraging hadden aangetoond, maar ook dat de omboeking van de vlucht hen had gedwongen om via Londen te reizen. UIA werd veroordeeld tot betaling van €600,00 aan elke eiser, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd UIA ook veroordeeld in de proceskosten van de eisers. De rechter benadrukte dat de wettelijke rente pas verschuldigd was vanaf het moment dat UIA in verzuim was, na een ingebrekestelling. Dit vonnis is uitgesproken op 26 september 2018.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
Vonnis van 26 september 2018
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 6471968 / LC EXPL 17-3975 van

1.[eiser sub 1] ,2. [eiseres sub 2] ,beiden wonende te [woonplaats] ,eisers, hierna afzonderlijk [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] en tezamen [eiser sub 1] c.s. te noemen,gemachtigde ARAG Flight Claim Services,

tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
UKRAINE INTERNATIONAL AIRLINES,
statutair gevestigd te Kiev (Oekraïne) en kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde, hierna UIA te noemen,
vertegenwoordigd door M. Iarmak.

1.De procedure

1.1.
De procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 maart 2018;
- de akte van [eiser sub 1] c.s., waarna UIA niet meer heeft gereageerd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Overwegingen

2.1.
De inhoud van het tussenvonnis van 28 maart 2018 moet als hier herhaald en ingelast worden beschouwd en de daarvan deel uitmakende overwegingen worden gehandhaafd. Om organisatorische redenen wordt dit eindvonnis gewezen door een andere kantonrechter dan die het tussenvonnis heeft gewezen.
2.2.
Bij voormeld tussenvonnis heeft de kantonrechter [eiser sub 1] c.s. bevolen om zijn stelling dat de vlucht van Brussel naar Kiev met vertraging in Kiev is aangekomen, dat hij vervolgens na een omboeking via Londen is gereisd en dat hij hierdoor met een vertraging van meer dan drie uur in Bangkok aangekomen, van een onderbouwing te voorzien.
2.3.
[eiser sub 1] c.s. heeft bij akte een kopie overgelegd van de instapkaarten voor een vlucht van Kiev naar Londen ( [.] ) op 17 […] (zonder jaartal) om 14.25 uur.
2.4.
Bij de beoordeling van deze zaak is van belang dat in de Verordening, voor zover hier van belang, het navolgende staat:
(…)
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
(…)
h) "eindbestemming": de bestemming die vermeld staat op het bij de incheckbalie aangeboden ticket of, in geval van rechtstreeks aansluitende vluchten, de bestemming van de laatste vlucht; indien de geplande aankomsttijd is gerespecteerd, wordt er geen rekening gehouden met haalbare alternatieve aansluitende vluchten;
(…)
Artikel 3
Werkingssfeer
1. Deze verordening is van toepassing
a.
a) op passagiers die vertrekken vanaf een luchthaven die gelegen is op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is;
b) op passagiers die vertrekken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is, tenzij zij bepaalde voordelen of compensatie hebben ontvangen en bijstand hebben gekregen in dat derde land, indien de luchtvaartmaatschappij die de vlucht in kwestie uitvoert, een communautaire luchtvaartmaatschappij is.
(…)
Artikel 5
Annulering
1. In geval van annulering van een vlucht:
(…)
c) hebben de betrokken passagiers recht op de in artikel 7 bedoelde compensatie door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, tenzij
i.
i) de annulering hun tenminste twee weken voor de geplande vertrektijd wordt meegedeeld, of
ii) de annulering hun tussen twee weken en zeven dagen voor de geplande vertrektijd wordt meegedeeld en hun een andere vlucht naar hun bestemming wordt aangeboden die niet eerder dan twee uur voor de geplande vertrektijd vertrekt en hen minder dan vier uur later dan de geplande aankomsttijd op de eindbestemming brengt, of
iii) de annulering hun minder dan zeven dagen voor de geplande vertrektijd wordt meegedeeld en hun een andere vlucht naar hun bestemming wordt aangeboden die niet eerder dan één uur voor de geplande vertrektijd vertrekt en hen minder dan twee uur later dan de geplande aankomsttijd op de eindbestemming brengt.
3. Een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert, is niet verplicht compensatie te betalen als bedoeld in artikel 7 indien zij kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
(…)
Artikel 7
Recht op compensatie
1. Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, krijgen de passagiers compensatie ten belope van:
a.
a) 250 EUR voor alle vluchten tot en met 1500 km;
b) 400 EUR voor alle intracommunautaire vluchten van meer dan 1500 km, en voor alle andere vluchten tussen 1500 en 3500 km;
c) 600 EUR voor alle niet onder a) of b) vallende vluchten.
Bij de bepaling van de afstand wordt gekeken naar de laatste bestemming waar de passagier als gevolg van de instapweigering of annulering na de geplande tijd zal aankomen.
2. Indien de passagiers een andere vlucht naar hun eindbestemming wordt aangeboden overeenkomstig artikel 8, en de aankomsttijd niet meer dan hieronder vermeld afwijkt van de geplande aankomsttijd van de oorspronkelijk geboekte vlucht:
a.
a) twee uur voor alle vluchten van 1500 km of minder, of
b) drie uur voor alle vluchten binnen de Gemeenschap van meer dan 1500 km en voor alle andere vluchten tussen 1500 en 3500 km, of
c) vier uur voor alle vluchten die niet onder a) of b) vallen,
kan de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert de compensatiebedragen vermeld in lid 1 met 50 % verlagen.
2.5.
In verband met de compensatie als bedoeld in artikel 7 Verordening heeft het
HvJ EU overwogen dat passagiers van vertraagde vluchten daarop aanspraak kunnen maken wanneer zij drie uur of meer na de door de luchtvaartmaatschappij oorspronkelijk geplande aankomsttijd hun eindbestemming bereiken (HvJ EU 19 november 2009 in de gevoegde zaken van Sturgeon c.s. versus Condor en Bock c.s. versus Air France, nummers C-402/07 en C-432/07 en zijn arrest van 23 oktober 2012 in de gevoegde zaken TUI versus CAA en Nelson versus Lufthansa, nummers C-629/10 en C-581/10).
2.6.
Het HvJ EU heeft uiteengezet dat de Verordening niet van toepassing is op een vlucht indien deze volledig buiten de Unie wordt uitgevoerd en als een afzonderlijke vervoersdienst moet worden aangemerkt. Indien de vlucht echter samen met een andere vlucht (dan wel met meerdere andere vluchten) één geheel vormt, en de plaats van vertrek in een lidstaat is, is de Verordening wel van toepassing (HvJ EU 31 mei 2018, C-537/17). Daarbij heeft het HvJ EU - onder verwijzing naar zijn overwegingen in het Folkerts-arrest (HvJ EU
26 februari 2013, C-11/11) - overwogen:
" 16. In dit verband heeft het Hof reeds geoordeeld dat het onomkeerbare tijdverlies dat het ongemak vormt waardoor het in verordening nr. 261/2004 bedoelde recht op compensatie ontstaat, zich voordoet wanneer de betrokken passagier aankomt op zijn eindbestemming.
(…)
17. Het begrip „eindbestemming” wordt in artikel 2, onder h), van die verordening gedefinieerd als de bestemming die vermeld staat op het bij de incheckbalie aangeboden ticket of, in geval van rechtstreeks aansluitende vluchten, de bestemming van de laatste vlucht die de betrokken passagier heeft genomen (…).
18. Uit de bewoordingen „laatste vlucht” vloeit voort dat het begrip „rechtstreeks
aansluitende vluchten” aldus moet worden opgevat dat het verwijst naar twee of meerdere
vluchten die één geheel vormen voor het krachtens verordening nr. 261/2004 aan
passagiers toekomende recht op compensatie (…).
19. Daarvan is sprake wanneer twee of meerdere vluchten in het kader van één enkele
boeking zijn aangekocht (…).
2.7.
[eiser sub 1] c.s. heeft onweersproken gesteld dat hij de vluchten van Brussel naar Kiev en van Kiev naar Bangkok in één boeking heeft aangekocht. Op grond van de door het
HvJ EU gegeven uitleg moet worden geconcludeerd dat het vervoer is op te vatten als een geval van rechtstreeks aansluitende vluchten en dat de Verordening op beide vluchten van toepassing is.
2.8.
Voldoende onderbouwd en niet betwist is dat [eiser sub 1] c.s. met een vertraging van meer dan drie uur ten opzichte van de vooraf vastgestelde aankomsttijd in Bangkok, eindbestemming in de zin van de Verordening, is aangekomen. Deze vertraging is kennelijk het gevolg geweest van de omboeking. [eiser sub 1] c.s. heeft onderbouwd dat hij vanuit Kiev
via Londen heeft moeten reizen.
2.9.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de kantonrechter van oordeel dat de Verordening grondslag biedt voor toewijzing van de gevorderde compensatie aan [eiser sub 1] c.s. De gevorderde hoofdsommen zullen derhalve worden toegewezen.
2.10.
Voor toewijzing van de wettelijke rente vanaf 16 […] 2017, de datum van de (vertraagde) vlucht, bestaat geen aanleiding, nu UIA eerst wettelijke rente is verschuldigd vanaf het moment dat zij, na behoorlijk in gebreke te zijn gesteld, in verzuim is komen te verkeren. In dat verband wijst de kantonrechter erop dat het hier niet gaat om de verplichting tot het tijdig vervoeren van passagiers, maar om de verplichting tot betaling van de in artikel 7 lid 1 van de Verordening bedoelde compensatie. Aan de verbintenis tot betaling van de compensatie is – ook door het HvJ EU – geen tijd of termijn voor de nakoming verbonden. Nu voorts gesteld noch gebleken is dat zich in dit geval een van de in artikel 6:83 BW genoemde situaties voordoet, is voor het intreden van verzuim ter zake in beginsel een ingebrekestelling als bedoeld in artikel 6:82 lid 1 BW vereist. Gelet op de overgelegde correspondentie (meer specifiek de brief van 23 augustus 2017 waarin de gelegenheid is geboden om de compensatie binnen 30 werkdagen na dagtekening van de brief te voldoen) zal de wettelijke rente worden toegewezen op de wijze als in het dictum vermeld.
2.11.
Voor de vaststelling van de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten dient in het onderhavige geval te worden aangeknoopt bij het Rapport BGK-Integraal. De gevorderde vergoeding zal worden afgewezen nu niet gebleken is dat er voorafgaand aan de procedure buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die voor vergoeding in aanmerking komen. Uit de bijgevoegde stukken volgt niet dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. [eiser sub 1] c.s. heeft weliswaar gesteld dat UIA buiten rechte verweer heeft gevoerd en dat zijn gemachtigde dat in een brief zou hebben weerlegd, maar dit blijkt geenszins uit de overgelegde producties. De kosten waarvan [eiser sub 1] c.s. vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
2.12.
UIA zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen. De nakosten, waarvan [eiser sub 1] c.s. betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot. De gevorderde wettelijke rente over de nakosten zal eveneens worden toegewezen.
3. De beslissing
De kantonrechter
3.1.
veroordeelt UIA tegen bewijs van kwijting aan [eiser sub 1] te betalen een bedrag
van € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf
23 september 2017 tot de dag van algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt UIA tegen bewijs van kwijting aan [eiseres sub 2] te betalen een bedrag
van € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf
23 september 2017 tot de dag van algehele voldoening;
3.3.
veroordeelt UIA in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser sub 1] c.s. vastgesteld op € 60,00 aan salaris gemachtigde, € 106,91 aan explootkosten en € 223,00 aan griffierecht, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.4.
veroordeelt UIA onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiser sub 1] c.s. volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 30,00, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening;
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra en in het openbaar uitgesproken op
26 september 2018.