ECLI:NL:RBMNE:2018:4749

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 augustus 2018
Publicatiedatum
1 oktober 2018
Zaaknummer
6573418
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een digitale overeenkomst en matiging van schadevergoeding bij wanprestatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap, [eiseres] B.V., en een eenmanszaak, [gedaagde], over de totstandkoming van een digitale overeenkomst. [Eiseres] vorderde onder andere de verklaring voor recht dat de overeenkomst tussen partijen is ontbonden en schadevergoeding wegens wanprestatie. De procedure begon met een tussenvonnis op 11 april 2018 en omvatte verschillende producties en correspondentie tussen partijen. De kern van het geschil was of er een rechtsgeldige overeenkomst tot stand was gekomen tussen [eiseres] en [gedaagde]. De kantonrechter oordeelde dat er inderdaad een overeenkomst was gesloten, ondanks de betwisting door [gedaagde]. De rechter concludeerde dat [gedaagde] toerekenbaar tekort was geschoten in haar betalingsverplichtingen, wat leidde tot de ontbinding van de overeenkomst. Echter, de kantonrechter matigde de gevorderde schadevergoeding van [eiseres] tot een bedrag van € 1.080,00, omdat het onaanvaardbaar zou zijn om het volledige positieve contractbelang te vergoeden, gezien het feit dat [eiseres] geen diensten had geleverd. De rechter wees ook de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten toe, en veroordeelde [gedaagde] in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 6573418 UC EXPL 18-307 AW/35832
Vonnis van 8 augustus 2018
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. G.A.C. van den Hout,
tegen:
[gedaagde] , (mede) handelende onder de naam [handelsnaam],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. C. van den Brink.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 april 2018;
  • de akte overlegging productie van 18 juni 2018 van [eiseres] waarbij een geluidsopname in het geding is gebracht (productie 36);
  • de akte uitlaten productie van [gedaagde] van 11 juli 2018.
1.2.
Op 12 juni 2018 heeft er een comparitie na antwoord plaatsgevonden, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Namens [eiseres] is verschenen, mevrouw mr. [A] in haar functie van bedrijfsjurist, bijgestaan door mr. Van den Hout. [gedaagde] is verschenen, bijgestaan door mr. Van den Brink. Door of namens partijen zijn de standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord.
1.3.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] houdt zich bezig met dienstverlening aan het midden- en kleinbedrijf op het gebied van marketing, communicatie en multimedia. Zij beheert een aantal branche-gerelateerde websites, waaronder de Nationale Zorggids en de Nationale Onderwijsgids. Zowel de Nationale Zorggids als de Nationale Onderwijsgids zijn digitale platforms, die zich richten op respectievelijk het zorgsegment en het onderwijssegment.
2.2.
[gedaagde] exploiteert een eenmanszaak onder de naam [handelsnaam] . Binnen [handelsnaam] voert zij een psychologische praktijk en verzorgt bedrijfsopleidingen en trainingen. [gedaagde] heeft altijd één of meerdere stagiaires in haar praktijk aan het werk. In augustus 2015 waren dat [B] (hierna: [B] ) en [C] (hierna: [C] ). De stagiaires werken op de computer(s) van [gedaagde] en beantwoorden de telefoon. Verder beheren de stagiaires ook het e-mailadres
[e-mailadres 1] .nl; zij houden de e-mail bij die er via dat adres binnenkomt en leggen (naar eigen bevinden) belangrijke zaken aan [gedaagde] voor. [gedaagde] maakt zelf gebruik van haar eigen e-mailadres
[e-mailadres 2] .nl.
2.3.
Op 25 augustus 2015 heeft [eiseres] een e-mail gestuurd aan
[e-mailadres 1] .nlmet als onderwerp: ‘Uw opdracht’ en als bijlage een pdf-document getiteld ‘overeenkomst’. Deze e-mail luidt als volgt:
‘Bedankt voor uw aanmelding bij de Nationale Zorggids!
In het bijgevoegde document vindt u uw opdracht met de specificaties zoals u deze zojuist heeft ingevuld. Dit document is voor uw eigen administratie. Wilt u iets in uw gegevens wijzigingen? Neem dan contact met ons op via[e-mailadres 3] .nl.
Met vriendelijke groet,
Nationale Zorggids’2.4. Uit de overeenkomst in de bijlage blijkt dat er voor [gedaagde] als opdrachtgever een Standaard Mediapakket van de Nationale Zorggids is afgesloten. De contractduur zoals vermeld in het document betreft 3 jaar met automatische verlening en het maandtarief is € 180,00 exclusief 21% BTW. Onder aan het document staat vermeld:
‘Op al onze overeenkomsten zijn onze algemene handels- en leveringsvoorwaarden van toepassing. Facturering van € 2.160,00 exclusief 21% BTW per 12 maanden geschiedt vooraf. Annuleringen uitsluitend schriftelijk binnen 7 dagen.’
2.5.
Diezelfde dag (25 augustus 2015) is [handelsnaam] telefonisch benaderd door een medewerker van [eiseres] en heeft er een een gesprek plaatsgevonden met [B] . Van dit gesprek is een geluidsopname gemaakt waaruit de inhoud van dit gesprek blijkt:
[B] :“Goedemiddag u spreekt met [B] , [handelsnaam] .”
[eiseres]:
“Dag, u spreekt met [D] , goedemiddag.”
[B] :“Hallo”
[eiseres] :“Ik ben nog even van de Nationale Zorggids, de afdeling administratie.”
[B] :“Ja”
[eiseres] :“Ik was op zoek naar, of ik ben op zoek naar mevrouw [gedaagde] .”
[B] :“Ja uh, hoe heet het, u had vanmiddag ook al gebeld en wij hebben inmiddels de bevestiging via de website gedaan.”
[eiseres] :“Oh inderdaad, ja dat klopt, wij hebben inderdaad vandaag om 11.38, de opdracht, uh, online geactiveerd binnengekregen.”
[B] :“Hmm hmm”
[eiseres] :“Ik had daar nog even een korte vraag over namelijk, uhm, ik spreek met mevrouw [gedaagde] ?”
[B] :“Nee, met, hoe heet dat, haar assistente, maar ik denk dat je het ook aan mij kan vragen hoor.”
[eiseres] :“Ooh, heel goed, ik spreek nou met mevrouw?”
[B] :“ [B] .”
[eiseres] :“Mevrouw [B] . Mevrouw [B] , in het kader van onze informatieplicht aangaande de bevoegdheid van de opdrachtgever,”
[B] :“Ja?”
[eiseres] :“had ik nog even een korte vraag, wij zien op de opdrachtformulier staan dat het, uh, dat de opdrachtgever mevrouw [gedaagde] is.”
[B] :“Ja, dat klopt.”
[eiseres] :“en dat zij bevoegd is via het handelsregister.”
[B] :“Hmm hmm.”
[eiseres] :“En nou hebben wij dus, uh, bij het handelsregister geraadpleegd, alleen wij konden, uh, wij konden, uh, psycholoog [gedaagde] niet terugvinden. Dus vandaar.”
[B] :“ [gedaagde] .”
[eiseres] :“Ja.”
[B]: “Uh, het handelsregister is toch gewoon Kamer van Koophandel?”
[eiseres] :“Ja, inderdaad, wij konden dat, uh, wij konden dus psycholoog [gedaagde] niet terugvinden bij de Kamer van Koophandel.”
[B] :“Ik heb hier wel een KvK nummer voor je, misschien helpt dat?”
[eiseres] :‘Oh, wellicht ja.”
[B] :“Ja, [nummeraanduiding 1] ”
[eiseres] :“ [nummeraanduiding 1] ”
[B] :“ [nummeraanduiding 2] ”
[eiseres] :“ [nummeraanduiding 2] ”
[B] :“ [nummeraanduiding 3] ”
[eiseres] :“ [nummeraanduiding 3] ”
[B] :“ja, want, uh, ik heb laatst nog een, uh, een aanvraag gedaan voor Kamer van Koophandel, uh, kopie voor andere dingen en toen, uh, kwam alles gewoon goed eruit, dus het lijkt me sterk dat het niet uit jullie zoeksysteem kan komen.”
[eiseres] :“Nou, wij, wij zijn ingelogd namelijk op het, op het KvK systeem dus vandaar, maar goed, wellicht dat ik, uh wellicht dat ik verkeerd heb gezocht. Nou wij gaan het…”
[B] :Kunt u het nu wel vinden of gaat u dat later doen?’
[eiseres] :“Nee, dat ga ik straks wel even doen, omdat…”
[B] :“Oh, ok.”
[eiseres] :“Ik geloof het ook wel omdat u al, omdat u al zegt dat de opdracht is, de opdracht door mevrouw [gedaagde] zelf is gegeven.”
[B] :“Ja.”
[eiseres] :“Nou, rest mij tot slot om nog even te bedanken voor, uh, voor uw tijd en deze opdracht en namens ons nog een fijne dag verder.”
[B] :“Ja, fijne dag. Doei.”
[eiseres] :“Daag.”
2.6.
Op 2 september 2015 heeft [eiseres] [gedaagde] per post een eerste factuur ten bedrage van € 2.613,60 gestuurd voor de periode augustus 2015 – augustus 2016. Uit deze factuur blijkt dat dit de kosten zijn voor een ‘Standaard Mediapakket NZG’ ten bedrage van € 180,00 per maand. De factuur vermeldt een betalingstermijn van 14 dagen.
2.7.
Naar aanleiding van deze factuur heeft [gedaagde] op 8 september 2015 een e-mail aan [eiseres] gestuurd met de volgende inhoud:
“Op 25 augustus 2015 ontving ik van uw bedrijf een bevestiging van een gesloten overeenkomst.
Ik heb met uw bedrijf nooit contact gehad en geen overeenkomst gesloten.
Op dinsdag 8 september 2015 heb ik telefonisch contact gehad met uw collega waarbij we het misverstand omtrent de binnengekomen factuur (factuurnummer 9316) van de nationale zorggids. Ik heb een particuliere psychologenpraktijk in [vestigingsplaats] en werk samen met stagiaires. In augustus 2015 was ik niet aanwezig, waardoor ik geen opdracht heb kunnen geven voor het afsluiten van een overeenkomst.
Aangezien er geen sprake is van een door mij verrichte toestemming – ook geen mondelinge toestemming – die nodig is om een overeenkomst tot stand te doen komen, beschouw ik het door u toegestuurde contract als ongevraagd.
Zolang u niet slaagt een bewijs van mijn toestemming te verschaffen, zal ik mij niet gebonden achten aan het contract en niet verplicht zijn u iets te betalen.
Ik verzoek u om een reactie binnen een week na datum van deze brief en verwacht geen verdere rekeningen van uw bedrijf meer te ontvangen.
Ten slotte wil ik u er op wijzen dat de Autoriteit Consument & Markt toezicht houdt op oneerlijke handelspraktijken, zoals ongevraagde vervolgzendingen. Onder andere via signalen van consumenten bij ConsuWijzer.”
2.8.
In de periode van september 2015 – februari 2016 is er tussen partijen (en hun gemachtigden) gecorrespondeerd. In deze correspondentie heeft [eiseres] herhaaldelijk aangegeven dat er een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen op grond waarvan [gedaagde] gehouden is de kosten voor het Standaard Mediapakket te voldoen. [gedaagde] is blijven herhalen dat zij nooit de intentie heeft gehad een overeenkomst met [eiseres] aan te gaan, zich niet gebonden acht aan de overeenkomst en ook geen diensten van [eiseres] wil afnemen.
2.9.
Op 20 september 2016 heeft [eiseres] [gedaagde] per post een tweede factuur ten bedrage van € 2.671,10 gestuurd voor de periode augustus 2016 – augustus 2017 (de kosten waren voor deze periode verhoogd tot € 183,96 per maand). Op 7 oktober 2016 heeft (de gemachtigde van) [gedaagde] [eiseres] wederom laten weten dat zij niet zal betalen. Bij brief van 28 oktober 2016 heeft [eiseres] de overeenkomst met [gedaagde] – indien en voor zover zij niet binnen 5 dagen na dagtekening alsnog tot betaling zou overgaan – ontbonden en aangekondigd aanspraak te zullen maken op schadevergoeding in de vorm van het positief contract belang.
2.10.
Op 23 november 2017 heeft [gedaagde] aangifte van oplichting/acquisitiefraude tegen [eiseres] gedaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I Voor recht te verklaren dat de overeenkomst tussen partijen is ontbonden (primair), althans de overeenkomst tussen partijen te ontbinden (subsidiair);
II [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de schade van € 6.575,04 te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten a € 703,75 en de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van verzuim tot aan de dag van betaling tot op heden begroot op € 202,39;
III [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt [eiseres] dat er door het aanbod van [eiseres] en de aanvaarding daarvan door [gedaagde] een rechtsgeldige overeenkomst tussen partijen is gesloten. Door de facturen niet te betalen, is [gedaagde] toerekenbaar tekort gekomen in de nakoming van haar betalingsverplichtingen op grond van deze overeenkomst. [eiseres] was daarom gerechtigd tot ontbinding van de overeenkomst en maakt op grond van artikel 6:277 Burgerlijk Wetboek (BW) aanspraak op schadevergoeding in de vorm van het positief contractsbelang.
3.3.
[gedaagde] betwist dat er een overeenkomst tussen haar en [eiseres] tot stand is gekomen. Volgens [gedaagde] heeft zij nooit een aanbod van [eiseres] aanvaard en is zij dus ook geen enkel bedrag aan [eiseres] verschuldigd. Als het aanbod van [eiseres] zou zijn aanvaard door één van de stagiaires die destijds voor [gedaagde] werkzaam waren, voert [gedaagde] als verweer dat deze stagiaires niet bevoegd waren tot het aangaan van overeenkomsten. [eiseres] mocht er in ieder geval niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat [gedaagde] de wil had om een overeenkomst met [eiseres] aan te gaan. Tot slot betwist [gedaagde] de hoogte van de schade. [eiseres] heeft geen diensten verricht en de gevorderde schade van (in totaal) € 7.481,18 is niet redelijk. [gedaagde] verzoekt de kantonrechter de vorderingen van [eiseres] af te wijzen met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.

4.De beoordeling

Aanbod en aanvaarding

4.1.
Partijen verschillen van mening over de vraag of er tussen hen een overeenkomst betreffende een Standaard Mediapakket van de Nationale Zorggids tot stand is gekomen. Uitgangspunt van het Nederlandse overeenkomstenrecht is dat een overeenkomst tot stand komt door een aanbod en aanvaarding daarvan (artikel 6:217 BW). Deze regel geldt ook voor de totstandkoming van een elektronische overeenkomst.
4.2.
[gedaagde] stelt dat zij zelf voor en op 25 augustus 2015 geen contact met [eiseres] heeft gehad. Ter zitting heeft [gedaagde] echter ook verklaard dat één van haar stagiaires vóór 25 augustus 2015 wel telefonisch contact heeft gehad met [eiseres] en het e-mailadres
[e-mailadres 1] .nlaan hen heeft doorgegeven. Op grond van deze gang van zaken gaat de kantonrechter ervan uit dat [eiseres] na telefonisch contact met één van de stagiaires van [gedaagde] een offerte voor een Standaard Mediapakket heeft gestuurd naar [e-mailadres 1] . Vast staat dus dat er een aanbod is gedaan.
4.3.
Ter onderbouwing van het standpunt dat dit aanbod is aanvaard, heeft [eiseres] een zogenoemde
audit trailovergelegd. Uit deze
audit trailblijkt dat het digitale aanvaardingsproces waarmee het aanbod in de offerte kan worden aanvaard, is doorlopen vanaf een computer met het IP-adres [IP-adres] . Dit aanvaardingsproces bestaat uit het invullen van een unieke code uit de offerte (gestuurd naar [e-mailadres 1] ) en het invullen/bevestigen van de nodige gegevens, zoals contact- en factuurgegevens. [gedaagde] heeft ter zitting ook verklaard dat zij achteraf heeft geconstateerd dat [C] op 25 augustus 2015 op een computer van [gedaagde] de website van [eiseres] heeft bezocht. Bovendien verklaarde [gedaagde] dat ze samen met haar ex-partner [E] ( [E] ) – die volgens [gedaagde] verstand heeft van computers – vast heeft gesteld dat het in de audit trail genoemde IP-adres overeen kwam met één van de computers in haar praktijk. Hiermee kwam [gedaagde] ter zitting terug op haar eerdere stelling in de conclusie van antwoord dat er in haar praktijk geen computer zou zijn met het IP-adres [IP-adres] . De kantonrechter is van oordeel dat daarmee genoegzaam is komen vast te staan dat het digitale aanvaardingsproces weliswaar niet door [gedaagde] zelf, maar wel door één van haar stagiaires is doorlopen. Dat aanvaarding heeft plaatsgevonden (door middel van het doorlopen van het digitale aanvaardingsproces) blijkt ook uit het telefoongesprek van 25 augustus 2015 waarin [B] zegt:
“u had vanmiddag ook al gebeld en wij hebben inmiddels de bevestiging via de website gedaan.”(zie hiervoor onder 2.5).
Gerechtvaardigd vertrouwen
4.4.
[gedaagde] verweert zich met de stelling dat [eiseres] er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [gedaagde] de wil had om een overeenkomst met [eiseres] aan te gaan. Dit verweer gaat niet op.
4.5.
In het voorgaande is als vaststaand aangenomen dat het digitale aanvaardingsproces is doorlopen vanaf een computer in de praktijk van [gedaagde] na invoering van een unieke code die is toegestuurd naar
[e-mailadres 1] .nl. Bovendien heeft [B] in het telefoongesprek van 25 augustus 2015 desgevraagd aan [eiseres] bevestigd dat de opdracht door [gedaagde] zelf was gegeven. Op grond van die omstandigheden heeft [eiseres] de aanvaarding door middel van het door lopen van het digitale aanvaardingsproces mogen opvatten als een verklaring / gedraging van [gedaagde] zelf (die overeenkomstig het handelsregister bevoegd is) die inhield dat zij de overeenkomst betreffende het Standaard Mediapakket van de Nationale Zorggids aan wilde gaan. Dat achteraf is gebleken dat het digitale aanvaardingsproces feitelijk door één van de stagiaires van [gedaagde] is doorlopen, doet daar niet aan af.
4.6.
Door het beantwoorden van de telefoon en beheer van het e-mailadres [e-mailadres 1] .nl aan haar stagiaires over te laten, heeft [gedaagde] de mogelijkheid gecreëerd dat één van haar stagiaires – kennelijk zonder haar medeweten en toestemming – het aanbod van [eiseres] heeft aanvaard. Dat [gedaagde] de wil had om de overeenkomst aan te gaan, mocht [eiseres] ook afleiden uit het telefoongesprek met [B] op 25 augustus 2015. Daarbij is van belang dat [eiseres] er niet van op de hoogte was dat zij te maken had met een stagiaire. [B] heeft nadrukkelijk aangegeven dat zij
de assistentevan [gedaagde] was. In de zorg is het gebruikelijk dat zorgverleners zich bij de uitvoering van (administratieve) werkzaamheden laten bijstaan door een (of meerdere) assistente(s). Derden moeten kunnen vertrouwen op de juistheid van de mededelingen van dergelijke assistentes.
4.7.
Zoals uit de overeenkomst betreffende het Standaard Mediapakket van de Nationale Zorggids blijkt, had [gedaagde] na 25 augustus 2015 bovendien nog zeven dagen de tijd om de overeenkomst te annuleren (zie hiervoor onder 2.4). Zij heeft geen gebruik van deze mogelijkheid gemaakt omdat zij – zoals zij ter zitting heeft verklaard – de overeenkomst, die op 25 augustus 2015 aan [e-mailadres 1] .nl is toegestuurd, in eerste instantie zelf niet heeft gezien. Ook dit is een consequentie van een keuze die [gedaagde] in het kader van haar praktijkorganisatie zelf heeft gemaakt. [gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat zij de e- mail die binnenkomt via [e-mailadres 1] .nl niet checkt en de afweging of e- mailberichten al dan niet aan haar moeten worden voorgelegd, door haar stagiaires laat maken.
4.8.
Al met al moeten de omstandigheden op basis waarvan de schijn is gewekt dat [gedaagde] weldegelijk een overeenkomst met [eiseres] wilde aangaan – en daartoe ook zelf het digitale aanvaardingsproces heeft doorlopen – naar het oordeel van de kantonrechter aan [gedaagde] worden toegerekend. Op grond van artikel 3:35 BW mocht [eiseres] er daarom gerechtvaardigd op vertrouwen dat [gedaagde] de wil had om een overeenkomst aan te gaan betreffende het Standaard Mediapakket van de Nationale Zorggids.
4.9.
Ten overvloede merkt de kantonrechter nog het volgende op. Ook als er op basis van de feitelijke gang van zaken vanuit zou worden gegaan dat de overeenkomst is gesloten door één van de stagiaires van [gedaagde] die daartoe niet bevoegd was, geldt dat [eiseres] er op grond van de in rechtsoverweging 4.5 – 4.7 genoemde omstandigheden vanuit mocht gaan dat er een toereikende volmacht was verleend (artikel 3:61 lid 2 BW).
4.10.
De conclusie van het voorgaande is dat er tussen partijen een rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen.
Ontbinding en schadevergoeding
4.11.
Op grond voornoemde overeenkomst was [gedaagde] verplicht de facturen betreffende het Standaard Mediapakket van de Nationale Zorggids te betalen. Door dit na te laten, is zij toerekenbaar tekortgeschoten in haar betalingsverplichtingen en was [eiseres] op grond van artikel 6:265 BW bevoegd de overeenkomst te ontbinden (hetgeen zij bij brief van 28 oktober 2016 ook heeft gedaan). De gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst tussen partijen is ontbonden, zal daarom worden toegewezen.
4.12.
Op grond van artikel 6:277 BW is [gedaagde] in beginsel verplicht de schade te vergoeden die [eiseres] lijdt doordat de overeenkomst niet (wederzijds) wordt nagekomen, maar is ontbonden. Deze schade moet worden berekend door de vermogenssituatie van [eiseres] bij ontbinding zonder schadevergoeding, te vergelijken met de situatie waarin de overeenkomst in alle opzichten door beide partijen zou zijn nagekomen. In dit geval komt dat neer op het totale bedrag van de facturen zoals die bij [gedaagde] in rekening zouden zijn gebracht als de overeenkomst niet zou zijn ontbonden (het positief contractsbelang) ten bedrage van (in hoofdsom) € 6.575,04.
Matiging schadevergoeding
4.13.
De kantonrechter vat de stelling van [gedaagde] , dat de hoogte van de gevorderde schade niet redelijk is, op als een beroep op matiging van de schadevergoeding in de zin van artikel 6:109 BW. Op grond van dit artikel, dat kan worden beschouwd als een toepassing van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid conform artikel 6:2 lid 2 BW, kan de rechter een wettelijke verplichting tot schadevergoeding matigen indien toekenning van de volledige schadevergoeding in de gegeven omstandigheden tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden.
4.14.
De kantonrechter stelt voorop dat er – vooral bij schade die het gevolg is van niet-nakoming van overeenkomsten – terughoudend moet worden omgegaan met deze matigingsbevoegdheid. In het onderhavige geval is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid echter onaanvaardbaar dat [eiseres] aanspraak maakt op vergoeding van het volledige positieve contractbelang.
4.15.
Allereerst was het voor [eiseres] al op 8 september 2015 – twee weken na het sluiten van de overeenkomst – duidelijk dat [gedaagde] de overeenkomst zelf niet was aangegaan en zij het Standaard Mediapakket van de Nationale Zorggids ook helemaal niet wilde. Ter zitting is gebleken dat het wel vaker gebeurt dat klanten zich, nadat zij de eerste factuur van [eiseres] hebben ontvangen, bedenken. Gelet op de vormgeving van de offerte en de uiteindelijke overeenkomst, is het ook goed voorstelbaar dat klanten zich bij het aangaan van de overeenkomst niet voldoende realiseren dat het bedrag van € 180,00 een maandtarief is (en geen jaartarief) en evenmin dat zij een overeenkomst aangaan voor een periode van (maar liefst) drie jaar. In dergelijke gevallen – zo werd namens [eiseres] ter zitting aangegeven – gaat men met de betreffende klant op zoek naar een passende oplossing. Uit niets blijkt echter dat [eiseres] ook voor en met [gedaagde] op zoek is gegaan naar een passende oplossing. In plaats daarvan heeft [eiseres] enkel vier (elkaar snel opvolgende) betalingsherinneringen een aanmaningen gestuurd en de zaak na vier weken uit handen gegeven aan haar afdeling juridische zaken.
4.16.
Daarnaast is naar het oordeel van de kantonrechter ook van groot belang dat [eiseres] geen enkele dienst aan [gedaagde] heeft geleverd. De door [eiseres] geleden schade betreft dus zuivere vermogenswaarde in de vorm van gederfde winst, hetgeen een ruime(re) toepassing van de matigingsbevoegdheid rechtvaardigt.
4.17.
Onder deze omstandigheden leidt toekenning van de volledige schadevergoeding tot het kennelijk onaanvaardbare gevolg dat [gedaagde] , als kleine zelfstandige, een bedrag van (in hoofdsom) € 6.575,04 zou moeten betalen voor een dienst waarvan voor [eiseres] al vrijwel direct duidelijk was dat [gedaagde] daar geen prijs op stelde en die (daarom) ook niet door [eiseres] is geleverd (en waarvoor dus ook geen kosten zijn gemaakt). De kantonrechter matigt de door [eiseres] geleden schade daarom tot een bedrag van € 1.080,00. Dit komt overeen met een Standaard Mediapakket van de Nationale Zorggids voor de duur van 6 maanden, hetgeen naar het oordeel van de kantonrechter in de onderhavige omstandigheden een passende oplossing zou zijn geweest.
Wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten
4.18.
Op basis van de door [eiseres] gehanteerde algemene voorwaarden – waarvan de toepasselijkheid niet is betwist – is de opdrachtgever bij overschrijding van de betalingstermijn (in dit geval 14 dagen) zonder ingebrekestelling in verzuim. Ten aanzien van voornoemd bedrag van € 1.080,00 wordt de factuur van 2 september 2015 als uitgangspunt genomen en wordt aangenomen dat [gedaagde] sinds 16 september 2015 met de betaling van dit bedrag in verzuim is. De wettelijke rente over het bedrag van € 1.080,00 zal daarom vanaf 16 september 2015 tot de dag van algehele voldoening worden toegewezen.
4.19.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden en dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht.
4.20.
Als gevolg van de matiging van de gevorderde schadevergoeding, is het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten echter hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal daarom een bedrag aan buitengerechtelijke kosten toewijzen conform het wettelijke tarief van 15% over de toe te wijzen hoofdsom van € 1.080,00, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 162,00.
4.21.
[gedaagde] wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van [eiseres] begroot op:
  • explootkosten: € 93,67
  • vastrecht: € 476,00
  • kosten gemachtigde: € 200,00 (2 punten x tarief € 100,00)
totaal: € 769,68

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomst tussen partijen is ontbonden;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 1.080,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 september 2015 tot de dag van algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van de buitengerechtelijke kosten van € 162,00;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 769,68, waarin begrepen € 200,00 aan salaris gemachtigde;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wilken, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2018.