8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een deels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten een ramkraak gepleegd, met een auto waarvan verdachte wist dat deze gestolen was. Men heeft met de auto de pui van de winkel geramd. Boven en in de directe omgeving van de winkel bevonden zich woningen. Verdachte heeft met zijn handelen een enorme schade aan het betreffende pand en de inboedel daarvan veroorzaakt. Op de vlucht voor de politie is men vervolgens met zeer hoge snelheid gecrasht met de gebruikte auto. Voor de omwonenden en de eigenaar en het personeel van de winkel was het de tweede keer in twee weken dat men werd geconfronteerd met een ramkraak op deze winkel. Dergelijke feiten zorgen voor gevoelens van onrust en onveiligheid bij de benadeelden en in de maatschappij en veroorzaken grote financiële schade en overlast bij de betrokkenen.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Nu de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geen uitgangspunt hebben voor een ramkraak door minderjarige verdachten en verdachte ten tijde van het plegen van de feiten ruim 17,5 jaar oud was, heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatie punten voor een meerderjarige verdachte waarbij voor een ramkraak uitgegaan wordt van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de heling van een personenauto en kentekenplaten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte psychologische rapport van 8 augustus 2018, opgemaakt door J.S.H. Stolk. Uit het rapport volgt dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van cognitieve capaciteiten op het niveau van licht verstandelijk beperkt/beneden gemiddeld en een uitgestelde diagnose “anders gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersing- of andere gedragsstoornis”. Dit was ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Hypothetisch gesproken is het logisch om te veronderstellen dat er een bepaalde invloed van de mindere cognitieve vermogens en de gedragsstoornis op het plegen van het tenlastegelegde is geweest. Gelet op de ontkenning van verdachte (ten tijde van het opstellen van het rapport) kan niets concreets worden gezegd over de mate van invloed hiervan op het tenlastegelegde en de mate waarin het tenlastegelegde aan verdachte kan worden toegerekend. In het geval van een bewezenverklaring is er een verhoogd recidive risico. Om het risico op recidive zo klein mogelijk te maken wordt Topzorg geadviseerd. De jeugdreclassering is noodzakelijk om de inzet en het verloop hiervan te monitoren en restricties en voorwaarden te monitoren.
De rechtbank neemt het advies en de conclusies over en maakt die de hare.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 9 september 2018. De heer Willemze (Raad voor de Kinderbescherming) en mevrouw El Addouti (Samen Veilig Midden-Nederland) hebben voornoemd rapport ter terechtzitting toegelicht.
[verdachte] scoort hoog bij de algemene kans op herhaling en scoort midden op de risicofactoren die naar voren komen in de veranderbare factoren. Er komen op verschillende leefgebieden zorgen naar voren die aangepakt dienen te worden om de kans op herhaling terug te dringen. Daarom is intensieve begeleiding, behandeling, sturing en controle nodig. Door de psycholoog wordt aangegeven dat er met grote voorzichtigheid en in zijn algemeenheid een aantal elementen genoemd kunnen worden die van invloed kunnen zijn op een verhoogd risico op recidive. Het gaat daarbij om de gebrekkige ontwikkeling, zijn zelfbepalende gedrag en zijn beperkte cognitieve vermogens. Daarnaast kan de omgang met anderen mogelijk een risico zijn en het feit dat er geen zinvolle dagbesteding is en het gebrek aan grip op [verdachte] van zijn ouders. Om de kans op herhaling te verkleinen is Topzorg van de Waag nodig, naast het organiseren van scholing/ werk, het verminderen van zelfbepalend gedrag en het versterken van de grip van ouders. Daarnaast is de Raad van de Kinderbescherming van mening dat een ITB harde kern in combinatie met elektronische controle nodig is voor [verdachte] . ITB harde kern zorgt met het weekschema voor gestructureerde afspraken en tijden waarop [verdachte] thuis moet zijn of andere zaken, zoals school of werk, moet en kan doen. Dit voor de duur van één jaar zodat er voldoende tijd is om [verdachte] en ouders ook na het intensieve traject bij de Waag goed te kunnen blijven begeleiden. De elektronische controle zorgt er samen met de ITB voor dat er een geleidelijke overgang mogelijk is vanuit de Justitiële Jeugd Inrichting naar de thuissituatie en is helpend voor [verdachte] om zich aan de afspraken te houden en niet in discussie te verzanden als hij zich bijvoorbeeld niet aan afspraken van thuiskom-tijden heeft gehouden. Topzorg kan voldoende aansluiten bij het niveau van [verdachte] . Mocht gedurende het traject blijken dat de mogelijkheden voor Samen Veilig toch te beperkt zijn, dan zal er alsnog een overdracht gedaan worden naar de William Schrikker Stichting.
De Raad van de Kinderbescherming adviseert een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke jeugddetentie als stok achter de deur, met daarbij voornoemde bijzondere voorwaarden.
Mw. El Addouti heeft zich aangesloten bij het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. Zij heeft benadrukt dat elektronische controle de eerste periode in ieder geval noodzakelijk is om alles op de rit te krijgen en [verdachte] in de gaten te houden en voor het handhaven van de voorwaarden en afspraken en discussies daarover met [verdachte] te voorkomen. Het is de ouders niet gelukt om [verdachte] ’s-nachts thuis te houden en toezicht op hem te houden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 9 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is. De rechtbank zal, gelet op de persoon van verdachte en nu hij ten tijde van het plegen van de feiten nog geen 18 jaar was, een deel van deze straf, groot 5 maanden, voorwaardelijk opleggen. Daarnaast acht de rechtbank, gelet op de problematiek van verdachte, het noodzakelijk dat verdachte begeleid en behandeld wordt en zal daarom verdachte de bijzondere voorwaarden opleggen zoals deze door de deskundigen zijn geadviseerd. Anders dan de verdediging acht de rechtbank, gelet op het advies van de deskundigen, elektronische controle noodzakelijk, dit voor de duur van maximaal 3 maanden. Op die manier kan worden nagegaan of verdachte de aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden nakomt.