ECLI:NL:RBMNE:2018:4702

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 september 2018
Publicatiedatum
28 september 2018
Zaaknummer
16/659385-18; 16/051399-17 (vordering na voorwaardelijke veroordeling) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen voor ramkraak op Ici Paris in Utrecht met gestolen auto

Op 28 september 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen uit Utrecht, die betrokken waren bij een ramkraak op de Ici Paris XL in het winkelcentrum Leidsche Rijn. De 26-jarige man is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, terwijl zijn 18-jarige medeverdachte een jeugddetentie van 9 maanden kreeg, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. De verdachten ramden met een gestolen auto de pui van de winkel en veroorzaakten aanzienlijke schade. Na de ramkraak vluchtten ze, maar crashten met hoge snelheid. De rechtbank hield rekening met de landelijke oriëntatiepunten voor ramkraken en de persoonlijke omstandigheden van de verdachten, waaronder de licht verstandelijke beperking van de jongere verdachte. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder behandeling en toezicht door de jeugdreclassering. De rechtbank oordeelde dat de 26-jarige verdachte, met een strafblad, een hogere straf verdiende dan de oriëntatiepunten aangeven, omdat hij geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden. De uitspraak benadrukt de ernst van ramkraken en de impact op de gemeenschap.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/659385-18; 16/051399-17 (vordering na voorwaardelijke veroordeling) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 september 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] .
geboren op [2000] te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[woonplaats] , [adres]
thans gedetineerd de Rijks Inrichting voor Jeugdigen Den Hey-Acker

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren van 14 september 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en mr. K.M.S. Bal, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1op 31 mei 2018 in Utrecht, samen met anderen, een ramkraak heeft gepleegd bij Ici Paris:
feit 2in de periode van 28 mei 2018 tot en met 30 mei 2018 in Utrecht, samen met anderen, een personenauto (Audi A3) met het originele kenteken [kenteken] en kentekenplaten met het nummer [kenteken] heeft geheeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde acht de officier van justitie schuldheling wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij de standpunten van de officier van justitie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
feit 1
Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen en volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 september 2018;
  • een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] , namens Ici Paris te Utrecht, pagina 125 tot en met 127 van proces-verbaal nummer PL0900-2018153831;
  • een proces-verbaal van verhoor van aangever [aangeefster] , pagina 130 van proces-verbaal nummer PL0900-2018153831.
feit 2 [1]
Verbalisant [verbalisant] kreeg op 31 mei 2018 omstreeks 04.09 uur een melding van een ramkraak bij de [adres] te Utrecht. Daarbij zou gebruik worden gemaakt van een zwarte Audi. Verbalisant ging ter plaatse en onderweg kwam hem met hoge snelheid een zwarte Audi tegemoet. Verbalisant zag dat de Audi een rare, matte, zwarte kleur had. Verbalisant keerde en volgde de Audi en raakte deze kwijt. Kort daarop kreeg verbalisant de melding dat er een Audi was gecrasht op de Waterlinieweg. Ter plaatse zag verbalisant dat het dezelfde Audi betrof die hem eerder tegemoet kwam rijden. [2]
De op de Waterlinieweg te Utrecht aangetroffen Audi was voorzien van het kenteken [kenteken] . Het oorspronkelijke kenteken van de Audi was [kenteken] . In de Audi werd een grote hoeveelheid parfums aangetroffen. [3]
[aangever 1] heeft op 28 mei 2018 aangifte gedaan van diefstal van zijn personenauto, een gele Audi A3, met het kenteken [kenteken] . De auto was weggenomen in de periode van 27 op 28 mei 2018 in Utrecht. [4]
[aangever 2] heeft namens de hockeyvereniging Kampong aangifte gedaan van de diefstal van twee kentekenplaten, voorzien van het kenteken [kenteken] . De kentekenplaten waren weggenomen in de periode van 28 mei 2018 tot en met 4 juni 2018 in Utrecht. [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij door zijn mededaders is opgehaald en dat zij met de Audi de pui van Ici Paris in Utrecht hebben geramd. Vervolgens zijn zij op de vlucht geslagen. [6]
Bewijsoverwegingen
feit 2
Audi
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wist dat de bij de ramkraak gebruikte Audi gestolen was en zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van de Audi. De rechtbank overweegt daartoe dat niet aannemelijk is dat een ramkraak wordt gepleegd met een eigen voertuig, maar dat daarbij doorgaans gebruikt wordt gemaakt van een gestolen voertuig. Daarnaast volgt uit het dossier dat de, oorspronkelijk gele, Audi na de diefstal kennelijk overgespoten was met een zwarte kleur en dat dit op een dusdanige slechte manier was gebeurd dat verbalisant [verbalisant] , toen de Audi hem ’s nachts met hoge snelheid passeerde, direct kon zien dat er iets mis was met de kleur. Bovendien zag de verbalisant dat de originele kleur van de Audi geel was omdat deze kleur door de zwarte verf heen kwam. [7] Gelet op het voorgaande kan het niet anders dan dat verdachte wist dat de Audi gestolen was.
kentekenplaten
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte kon vermoeden dat de kentekenplaten op de gestolen Audi van diefstal afkomstig waren en hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van de kentekenplaten met het kenteken
[kenteken] . De rechtbank overweegt daartoe dat het aannemelijk en gebruikelijk is dat een gestolen voertuig, bedoeld om een ramkraak mee te plegen, voorzien wordt van valse/andere kentekenplaten om op die manier vroegtijdige ontdekking te voorkomen.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 31 mei 2018 te Utrecht, tezamen in vereniging met anderen, omstreeks 04.08 uur, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand, te weten de Ici Paris XL, gelegen aan de [adres] , heeft weggenomen, goederen, te weten diverse parfums, toebehorende aan de Ici Paris XL, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
2.
omstreeks de periode van 28 mei 2018 tot en met 30 mei 2018 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, een goed, te weten een auto, merk en model Audi S3, met het originele kenteken [kenteken] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte en zijn mededaders) ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
en
in of omstreeks de periode van 28 mei 2018 tot en met 30 mei 2018 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, een goed, te weten kentekenplaten met het kenteken [kenteken] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs hadden moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
feit 2 ten aanzien van de personenauto met het kenteken [kenteken]
medeplegen van opzetheling
en ten aanzien van de kentekenplaten met het kenteken [kenteken]
medeplegen van schuldheling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals door de deskundigen geadviseerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de bepaling van de strafmaat rekening te houden met de persoon van verdachte, het voorarrest en zijn beperkte rol en heeft bepleit een straf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Subsidiair heeft de verdediging bepleit daarbij een voorwaardelijk strafdeel op te leggen, een werkstraf dan wel maximaal twee maanden jeugddetentie, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd. De verdediging heeft bepleit geen elektronisch toezicht op te leggen, nu dit een te zware maatregel is en de overige voorwaarden het recidiverisico voldoende inperken. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht de termijn van het elektronisch toezicht op maximaal 2 maanden te stellen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een deels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten een ramkraak gepleegd, met een auto waarvan verdachte wist dat deze gestolen was. Men heeft met de auto de pui van de winkel geramd. Boven en in de directe omgeving van de winkel bevonden zich woningen. Verdachte heeft met zijn handelen een enorme schade aan het betreffende pand en de inboedel daarvan veroorzaakt. Op de vlucht voor de politie is men vervolgens met zeer hoge snelheid gecrasht met de gebruikte auto. Voor de omwonenden en de eigenaar en het personeel van de winkel was het de tweede keer in twee weken dat men werd geconfronteerd met een ramkraak op deze winkel. Dergelijke feiten zorgen voor gevoelens van onrust en onveiligheid bij de benadeelden en in de maatschappij en veroorzaken grote financiële schade en overlast bij de betrokkenen.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Nu de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geen uitgangspunt hebben voor een ramkraak door minderjarige verdachten en verdachte ten tijde van het plegen van de feiten ruim 17,5 jaar oud was, heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatie punten voor een meerderjarige verdachte waarbij voor een ramkraak uitgegaan wordt van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de heling van een personenauto en kentekenplaten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het over verdachte opgemaakte psychologische rapport van 8 augustus 2018, opgemaakt door J.S.H. Stolk. Uit het rapport volgt dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van cognitieve capaciteiten op het niveau van licht verstandelijk beperkt/beneden gemiddeld en een uitgestelde diagnose “anders gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersing- of andere gedragsstoornis”. Dit was ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Hypothetisch gesproken is het logisch om te veronderstellen dat er een bepaalde invloed van de mindere cognitieve vermogens en de gedragsstoornis op het plegen van het tenlastegelegde is geweest. Gelet op de ontkenning van verdachte (ten tijde van het opstellen van het rapport) kan niets concreets worden gezegd over de mate van invloed hiervan op het tenlastegelegde en de mate waarin het tenlastegelegde aan verdachte kan worden toegerekend. In het geval van een bewezenverklaring is er een verhoogd recidive risico. Om het risico op recidive zo klein mogelijk te maken wordt Topzorg geadviseerd. De jeugdreclassering is noodzakelijk om de inzet en het verloop hiervan te monitoren en restricties en voorwaarden te monitoren.
De rechtbank neemt het advies en de conclusies over en maakt die de hare.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 9 september 2018. De heer Willemze (Raad voor de Kinderbescherming) en mevrouw El Addouti (Samen Veilig Midden-Nederland) hebben voornoemd rapport ter terechtzitting toegelicht.
[verdachte] scoort hoog bij de algemene kans op herhaling en scoort midden op de risicofactoren die naar voren komen in de veranderbare factoren. Er komen op verschillende leefgebieden zorgen naar voren die aangepakt dienen te worden om de kans op herhaling terug te dringen. Daarom is intensieve begeleiding, behandeling, sturing en controle nodig. Door de psycholoog wordt aangegeven dat er met grote voorzichtigheid en in zijn algemeenheid een aantal elementen genoemd kunnen worden die van invloed kunnen zijn op een verhoogd risico op recidive. Het gaat daarbij om de gebrekkige ontwikkeling, zijn zelfbepalende gedrag en zijn beperkte cognitieve vermogens. Daarnaast kan de omgang met anderen mogelijk een risico zijn en het feit dat er geen zinvolle dagbesteding is en het gebrek aan grip op [verdachte] van zijn ouders. Om de kans op herhaling te verkleinen is Topzorg van de Waag nodig, naast het organiseren van scholing/ werk, het verminderen van zelfbepalend gedrag en het versterken van de grip van ouders. Daarnaast is de Raad van de Kinderbescherming van mening dat een ITB harde kern in combinatie met elektronische controle nodig is voor [verdachte] . ITB harde kern zorgt met het weekschema voor gestructureerde afspraken en tijden waarop [verdachte] thuis moet zijn of andere zaken, zoals school of werk, moet en kan doen. Dit voor de duur van één jaar zodat er voldoende tijd is om [verdachte] en ouders ook na het intensieve traject bij de Waag goed te kunnen blijven begeleiden. De elektronische controle zorgt er samen met de ITB voor dat er een geleidelijke overgang mogelijk is vanuit de Justitiële Jeugd Inrichting naar de thuissituatie en is helpend voor [verdachte] om zich aan de afspraken te houden en niet in discussie te verzanden als hij zich bijvoorbeeld niet aan afspraken van thuiskom-tijden heeft gehouden. Topzorg kan voldoende aansluiten bij het niveau van [verdachte] . Mocht gedurende het traject blijken dat de mogelijkheden voor Samen Veilig toch te beperkt zijn, dan zal er alsnog een overdracht gedaan worden naar de William Schrikker Stichting.
De Raad van de Kinderbescherming adviseert een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke jeugddetentie als stok achter de deur, met daarbij voornoemde bijzondere voorwaarden.
Mw. El Addouti heeft zich aangesloten bij het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. Zij heeft benadrukt dat elektronische controle de eerste periode in ieder geval noodzakelijk is om alles op de rit te krijgen en [verdachte] in de gaten te houden en voor het handhaven van de voorwaarden en afspraken en discussies daarover met [verdachte] te voorkomen. Het is de ouders niet gelukt om [verdachte] ’s-nachts thuis te houden en toezicht op hem te houden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van 9 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is. De rechtbank zal, gelet op de persoon van verdachte en nu hij ten tijde van het plegen van de feiten nog geen 18 jaar was, een deel van deze straf, groot 5 maanden, voorwaardelijk opleggen. Daarnaast acht de rechtbank, gelet op de problematiek van verdachte, het noodzakelijk dat verdachte begeleid en behandeld wordt en zal daarom verdachte de bijzondere voorwaarden opleggen zoals deze door de deskundigen zijn geadviseerd. Anders dan de verdediging acht de rechtbank, gelet op het advies van de deskundigen, elektronische controle noodzakelijk, dit voor de duur van maximaal 3 maanden. Op die manier kan worden nagegaan of verdachte de aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden nakomt.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de gehele tenuitvoerlegging gevorderd van de door de kantonrechter op 3 juli 2017 voorwaardelijk opgelegde taakstraf.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de kantonrechter in deze rechtbank van 3 juli 2017 (parketnummer 16/0513990-17)) is verdachte een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, van 30 uren voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311, 416 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 9 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie
een gedeelte van 5 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
* zich in het kader van de maatregel van Toezicht en Begeleiding, waarvan de eerste 12 maanden zullen bestaan uit de maatregel van ITB Harde Kern, binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Samen Veilig Midden-Nederland te Utrecht, en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
* zich houdt aan het locatiegebod/-verbod en zich ter controle van het locatiegebod/-verbod onder elektronische toezicht zal stellen, voor de duur van maximaal 3 maanden, of zoveel korter dan de jeugdreclassering nodig acht;
* op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal leggen en/of zoeken met zijn medeverdachten, waaronder [medeverdachte] ;
*verplicht zal meewerken aan een behandeling van de Waag in het kader van Topzorg
of soortgelijk traject;
* indien de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht, verplicht mee zal werken aan een dagbestedingstraject, zoals bijvoorbeeld de Jonge Krijger, of een soortgelijk traject;
* indien de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, verplicht mee zal werken aan het realiseren en plaatsing in een geschikte woonvoorziening;
* indien de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht verplicht mee zal werken aan huisarts-/ ziekenhuisonderzoeken;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de
voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde vrijheidsstraf.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/051399-17
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de kantonrechter in deze rechtbank bij vonnis van 3 juli 2017 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 30 uren, waarbij in het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 15 dagen jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. A.R. Creutzberg en C.M.A.T. van der Geest, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 september 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 mei 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, omstreeks 04.08 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (winkel)pand (te weten de Ici Paris XL), gelegen aan de [adres] , heeft weggenomen, goederen, (te weten diverse parfums), althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Ici Paris XL, in elk geval aan (een)
ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 28 mei 2018 tot en met 30 mei 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten een auto (merk en model Audi S3, met (het originele) kenteken [kenteken] ) en/of kentekenplaten (met het kenteken [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd PL0900-2018153831, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 150. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 39.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 80.
4.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , pagina 144.
5.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , pagina 148.
6.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 september 2018.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 39.