ECLI:NL:RBMNE:2018:4666

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2018
Publicatiedatum
27 september 2018
Zaaknummer
16/659409-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal uit woning met geweld door twee of meer verenigde personen

Op 27 september 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal uit een woning. De feiten vonden plaats op 5 juni 2018, toen de verdachte en zijn medeverdachte spullen hebben gestolen uit de woning van de benadeelde partij, waarbij geweld is gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 52 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er meerdere bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een opname in een verslavingskliniek en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een gezamenlijke uitvoering van de diefstal, ondanks dat de verdachte ontkende spullen te hebben weggenomen. De rechtbank achtte de verklaringen van de aangever en getuigen geloofwaardig en concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachte samen hebben gehandeld. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de schade werd geschat op €400,-. De uitspraak is gedaan in het kader van de toepassing van het meerderjarigenstrafrecht, gezien de problematiek van de verdachte en de noodzaak voor behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659409-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 september 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1998] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
thans verblijvende bij FVK Basalt, Carl Barksweg 3, Almere.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 september 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Booij en van hetgeen verdachte en mr. E.N. Bouwman, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 5 juni 2018 samen met een ander spullen heeft gestolen uit een woning aan de [adres] in [woonplaats] , waarbij geweld is gebruikt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde diefstal in vereniging, uit een woning met geweld wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Verdachte is de trap opgelopen naar de woning, is de woning ingegaan en is weer naar buiten gelopen. Verdachte heeft geen spullen weggenomen en heeft ook niet gezien dat de medeverdachte dit heeft gedaan. Niet bewezen kan worden dat verdachte de woning in is gegaan met het oogmerk daar spullen weg te nemen. Verdachte en de medeverdachte hebben daarover niets afgesproken. Ook kan niet worden bewezen dat er geweld is gebruikt tegen aangever.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Aangever [slachtoffer] doet op 5 juni 2018 aangifte van diefstal uit zijn woning eerder die avond en meldt daarover [2] :
“op dinsdag 5 juni 2018, omstreeks 22.30 uur (…) hoorde [ik] door de openstaande bovenlichtjes dat twee jongens hard aan het praten waren. (…) in de deuropening (…) zag
ik links beneden bij de naastgelegen overdekte betonnen trap twee jongens. (…) de linker jongen, verder jongen 1 (…) de rechter jongen, verder jongen 2 (…) Vervolgens zag ik dat jongen 2 naar boven kwam lopen. Dit deed hij in versnelde pas. In mijn beleving stond jongen 2 in vijf stappen boven. Ik zag dat deze jongen tot ongeveer 10 centimeter afstand recht voor mijn neus ging staan. (…) Vervolgens zag ik jongen 1 naar boven komen lopen. Doordat jongen 2 zo dichtbij stond, gierde hierdoor de adrenaline door mijn lijf. Ik voelde me geïntimideerd door jongen 2. Nog meer toen jongen 1 er bij kwam staan. (…) Uiteindelijk stonden de jongens naast elkaar voor mij. (…) jongen 1 [zei]: “Oké, dan ga ik nu naar binnen toe”. Ik zag dat deze jongen zich rechts langs me heen naar binnen “wurmen”. (…) Ik zag dat jongen 1 vervolgens mijn zwarte Samsung mobiele telefoon van de kleine tafel oppakte. (…) Ik zag dat jongen 1 vervolgens mijn zwarte Dell laptop van de bank pakte. (…) jongen 2 (…) is (…) vervolgens ook mijn woning ingelopen. (…) Ik zag vervolgens dat jongen 1 met mijn mobiele telefoon en laptop de woning uit rende. (…) in de richting van de Spuistraat. Ik heb gezien dat jongen 2 ook de woning uit liep.”
Naar aanleiding van de melding van aangever en het opgegeven signalement wordt door de politie in de omgeving uitgekeken naar de twee jongens. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] worden aangehouden. De politie maakt een foto van (de kleding van) de twee verdachten na hun aanhouding en toont deze aan aangever. Aangever herkent op foto 2 de jongen die hij in zijn aangifte jongen 1 heeft genoemd en op foto 1 de jongen die hij jongen 2 heeft genoemd. [3]
Foto 2 is een foto van verdachte. Foto 1 is een foto van medeverdachte [medeverdachte] . [4]
[getuige] woont in dezelfde straat als aangever [slachtoffer] en ziet in de avond van 5 juni 2018 het volgende [5] :
(…) “dinsdag 5 juni 2018 (…) zag [ik] (…) [medeverdachte] of [medeverdachte] over straat lopen. (…) Ik ken [medeverdachte] omdat hij bij mij in de buurt woont en er vaker problemen met hem zijn geweest hier in de buurt. Ik zag dat [medeverdachte] samen met een andere jongen was. (…)
(…) Ik zag [ [medeverdachte] ] toen gaan zitten op een trede van een trap welke leidt naar de boven woning van mijn overbuurman van nummer [nummer] . (…) Ik hoorde toen op een vriendelijke toon de overbuurman van nummer [nummer] aan de jongens vragen of het iets rustiger kon. Ik hoorde en zag dat [medeverdachte] boos reageerde. (…) Ik zag [medeverdachte] toen opstaan en de trap omhoog rennen richting de overbuurman die in zijn deuropening stond. Ik zag de andere jongen toen ook omhoog rennen. (…) Ik hoorde de buurman zeggen: “Doe eens rustig”. (…)
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard [6] :
“Het klopt dat ik op 5 juni 2018 samen met [medeverdachte] de woning van de heer [slachtoffer] in ben gegaan. Het kan wel kloppen dat ik vlak achter [medeverdachte] de trap op naar de woning ben gelopen.”
Bewijsoverweging
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte en de medeverdachte samen spullen hebben gestolen uit de woning van aangever [slachtoffer] .
De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de verklaring van aangever dat jongen 1, die hij later op een foto aanwijst als verdachte, degene is geweest die als tweede de trap op is gelopen en in zijn woning de spullen van de tafel pakt. De verklaring van aangever dat verdachte als tweede de trap opgaat naar de woning van aangever wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] . De verklaring van verdachte dat hij geen spullen heeft weggenomen acht de rechtbank dan ook niet geloofwaardig.
Verder volgt uit de bewijsmiddelen dat tussen verdachte en de medeverdachte een bewuste en nauwe samenwerking heeft bestaan doordat zij:
  • beiden de trap op zijn gerend en op intimiderende wijze voor aangever zijn gaan staan,
  • samen ongevraagd de woning van aangever zijn binnengelopen,
  • waarbij verdachte een telefoon en laptop van de tafel heeft weggenomen en
  • zij samen weer naar buiten zijn lopen.
Hieruit volgt dat er sprake was van een gezamenlijke uitvoering. Dat niet is gebleken dat er (vooraf) expliciete afspraken zijn gemaakt doet hier niet aan af.
Over het tenlastegelegde geweld overweegt de rechtbank dat, afgezien van de vraag of de in de tenlastelegging genoemde feitelijkheden geweldshandelingen opleveren, uit de bewijsmiddelen niet volgt dat deze zijn ingezet om de diefstal mogelijk te maken. Verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 5 juni 2018, te [woonplaats] , uit een woning gelegen aan de [adres] tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon merk Samsung en een laptop (merk Dell), toebehorende aan [slachtoffer] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om het meerderjarigenstrafrecht toe te passen en verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 100 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 52 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals de reclassering in het rapport van 29 augustus 2018 heeft opgenomen met als aanvulling daarop de volgende bijzondere voorwaarden:
- een middelenverbod,
- een contactverbod met aangever [slachtoffer] ,
- het meewerken aan diagnostiek.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevraagd de bijzondere voorwaarde van de ambulante behandelverplichting in die zin aan te passen zodat binnen die voorwaarde een kort klinische opname van maximaal zeven weken mogelijk is in het geval van een terugval.
Bij het formuleren van zijn eis is de officier van justitie uitgegaan van een first offender die verminderd toerekeningsvatbaar is.
De officier van justitie heeft verzocht het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen met ingang van de dag waarop het vonnis onherroepelijk wordt, zodat de lopende klinische behandeling bij FVK Basalt kan worden voortgezet, ook in het geval er hoger beroep tegen het vonnis zou worden ingesteld.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. Verdachte kampt vanaf zijn 13e levensjaar al met problematiek. Hulpverlening is tot op heden onvoldoende van de grond gekomen. Het is goed geweest dat de opname van verdachte bij Basalt door een schorsing van zijn voorlopige hechtenis alvast kon plaatsvinden. De setting van Basalt waar verdachte in een groep met andere jongvolwassenen verblijft is passend. Verdachte heeft een psychotische stoornis en hoort hierdoor stemmen. Sinds zijn opname heeft hij hier medicatie voor waardoor het beter met hem gaat. Verdachte heeft wel nog een lange weg te gaan. Verdachte kan zich vinden in alle geadviseerde bijzondere voorwaarden en is bereid daaraan mee te werken. Verzocht wordt het meerderjarigenstrafrecht toe te passen. Toepassing van het adolescentenstrafrecht zou leiden tot een beëindiging van verdachtes opname bij FVK Basalt, wat zeer onwenselijk zou zijn.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank overweegt in het bijzonder dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal. Verdachte en de medeverdachte hebben uit de woning van aangever een telefoon en een laptop weggenomen. Aan de diefstal ging een bijzonder brutale en intimiderende situatie vooraf. Verdachte en medeverdachte zijn na een verzoek van aangever om minder luidruchtig te zijn de trap op gerend, pal voor aangever gaan staan, zijn woning ingelopen en hebben daar waardevolle spullen meegenomen. Verdachte en de medeverdachte hebben daarmee niet alleen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van aangever maar ook op zijn privéleven door de woning, wat een veilige plek dient te zijn, zomaar binnen te gaan. Gelet hierop is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank acht diefstal bewezen en niet diefstal met geweld. Gelet op de hiervoor omschreven omstandigheden die aan de diefstal voorafgingen, geeft dit de rechtbank echter geen aanleiding om in het voordeel van verdachte van de eis van de officier van justitie af te wijken.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 1 augustus 2018 (een uittreksel justitiële documentatie) waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor het plegen van strafbare feiten is veroordeeld. Ook houdt de rechtbank rekening met het rapport van psychiaters Bakker en De Jong van 6 augustus 2018 en met het Reclasseringsrapport van 29 augustus 2018. In de rapporten wordt geconcludeerd dat verdachte onder meer kampt met een verslavingsstoornis (cannabis, cocaïne en alcohol), een psychotische stoornis, borderlinepersoonlijkheidstrekken en er een vermoeden is van ADHD. Geadviseerd wordt om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar aan te merken, welk advies de rechtbank overneemt.
In de rapporten komt verder naar voren dat verdachte een adequate klinische behandeling nodig heeft voor zijn verslavingsproblematiek. FVK Basalt van de Oostvaarderskliniek waar verdachte in het kader van zijn schorsing sinds eind juli 2018 verblijft, is een passende setting voor hem. Vanuit deze klinische setting dient gefaseerd gewerkt te worden naar beschermd/begeleid wonen. Als verdachte gedurende een periode clean is moet er nader diagnostisch onderzoek plaatsvinden en eventueel aansluitend een behandeling (als borderline wordt bevestigd) en/of medicatie (als ADHD wordt bevestigd). Door het opleggen van een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden kunnen voornoemde behandelingen binnen een gedwongen kader plaatsvinden, hetgeen wenselijk wordt geacht.
De rapporteurs verschillen van mening over de wenselijkheid het adolescentenstrafrecht toe te passen. De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het vooral van belang is dat de opname van verdachte bij FVK Basalt gecontinueerd kan worden. Dit is slechts mogelijk bij toepassing van het meerderjarigenstrafrecht omdat de indicatiestelling reeds via het meerderjarigenstrafrecht heeft plaatsgevonden. Bovendien geeft de persoonlijkheid van verdachte, zoals dit ter zitting en uit de rapporten is ontstaan, geen aanleiding tot het toepassen van het adolescentenstrafrecht en is een pedagogische aanpak niet haalbaar omdat verdachte al jaren niet meer binnen een pedagogische setting verblijft.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend is. Aan verdachte wordt een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen opgelegd, met aftrek van de tijd door verdachte in voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan een gedeelte van 52 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals de reclassering in het rapport van 29 augustus 2018 heeft opgenomen met in aanvulling daarop de door de officier van justitie geformuleerde bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heft het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
8.3.1
BENADEELDE PARTIJ
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.188,24. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
8.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toewijsbaar is. De hoogte van het bedrag dient gematigd te worden omdat de afschrijvingskosten van de telefoon en laptop niet zijn meegenomen in de vordering.
8.5
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid bij het vaststellen van de hoogte van het schadebedrag. De gestolen goederen zijn al enkele jaren oud, maar niet is onderbouwd hoe oud precies. Er dient dan ook rekening te worden gehouden met afschrijvingskosten.
8.6
Het oordeel van de rechtbank
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten Samsung telefoon en Dell laptop komt gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking. De benadeelde partij heeft ter zitting opgemerkt dat de in de schriftelijke vordering opgenomen bedragen de nieuwwaarde van de goederen betreft. De laptop is ongeveer 6 jaar oud; de benadeelde partij beschikt niet meer over een aankoopbon. De telefoon is pas 1 jaar oud en kostte blijkens de aankoopbon destijds € 388,24
Nu aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, maar door het tijdsverloop vanaf het moment van aankoop van de goederen de omvang van de schade niet nauwkeurig is vast te stellen, zal de rechtbank de geleden materiële schade schatten op € 300,-- voor de telefoon en € 100,-- voor de laptop, totaal € 400,-. De vordering zal ter hoogte van dit bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 juni 2018 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de (proces)kosten, aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 400,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 juni 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 8 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 100 (honderd) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
52 (tweeënvijftig) dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met aangever [slachtoffer] , geboren op [1964] te [geboorteplaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich bij GGZ Tactus Zwolle zal melden voor een eerste meldplichtafspraak, nadat hij hiervoor na de uitspraak op de rechtszitting is uitgenodigd; hierna moet hij zich, gedurende de door de reclassering bepaalde perioden, blijven melden zo frequent als de reclassering gedurende deze perioden nodig acht;
* zich zal onthouden van het gebruik van drugs en alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan controles middels een blaastest, urinecontrole dan wel bloedcontrole, indien en zolang de reclassering dit nodig acht;
* zich (verder) zal laten opnemen bij forensische verslavingskliniek (fvk) Basalt van de Oostvaarderskliniek te Almere of soortelijke intramurale instelling (verdachte is reeds opgenomen bij fvk Basalt te Almere sinds 23juli 2018), op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling, voor de duur van maximaal twaalf maanden, of zoveel korter als de behandelaren en/of de reclassering nodig achten,
zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ. Hij dient zich te conformeren aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
* meewerkt aan diagnostiek ten behoeve van een ambulante behandeling en zich, aansluitend aan de klinische behandeling, conformeert aan een ambulante behandeling bij een nader te bepalen (forensische) instelling of soortgelijke instelling, waarbij verdachte – indien nodig bij een terugval in middelengebruik – wordt verplicht tot een korte klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken (detox), als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
* aansluitend aan de klinische behandeling, zal meewerken aan een plaatsing in een begeleide dan wel beschermde woonvorm dan wel een maatschappelijke opvang, nader te bepalen door de reclassering, indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van het verblijf aan verdachte zullen worden gegeven en aan het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
* zal meewerken aan het verkrijgen en/of behouden van dagbesteding, indien en zolang de reclassering dit nodig acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van €400,- (vierhonderd euro);
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2018 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte in de kosten, aan de zijde van [slachtoffer] begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 400,- (vierhonderd euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2018 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 8 (acht) dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.J.B. Corbeij, voorzitter, mrs. J.G. van Ommeren en J.A. Spee, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. van Olst-Baaziz, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 september 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 5 juni 2018, te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een telefoon (merk Samsung) en/of een laptop (merk Dell), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- ( met versnelde pas) naar die [slachtoffer] is/zijn gelopen en/of
- zich (dreigend en/of intimiderend) heeft/hebben opgehouden voor die [slachtoffer] en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij/zij, verdachte(n), de woning van die [slachtoffer] zou(den) binnentreden en/of
- ( vervolgens) onverhoeds een of meer goederen van die [slachtoffer] heeft/hebben afgenomen en/of
- zich (vervolgens) met kracht los heeft/hebben getrokken (uit de greep) van voornoemde [slachtoffer] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 juni 2018, genummerd PL0900-2018161235 ZT, opgemaakt door de Politie, Eenheid Midden-Nederland, District Stad-Utrecht, Districtsrecherche Stad-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 123. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] , p. 38.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 50 met fotobijlagen, p. 51 en 52.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 50.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 56-57-58.
6.De verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 13 september 2018.