ECLI:NL:RBMNE:2018:4665

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2018
Publicatiedatum
27 september 2018
Zaaknummer
16/659407-18, (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal uit woning met medeverdachte en bijzondere voorwaarden opgelegd

Op 27 september 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal uit een woning. De feiten vonden plaats op 5 juni 2018, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte spullen hebben gestolen uit de woning van de benadeelde partij, [slachtoffer]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte samen hebben gehandeld, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde vernieling. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor het gebruik van geweld tijdens de diefstal, maar dat de diefstal wel op een brutale en intimiderende wijze is gepleegd. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat heeft geleid tot een strenge strafmaat. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder opname in een verslavingskliniek en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659407-18, (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 september 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1996] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
gedetineerd te PI Nieuwegein - HvB loc. Nieuwegein.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 september 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Booij en van hetgeen verdachte en mr. W.C. den Daas, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 5 juni 2018 samen met een ander spullen heeft gestolen uit een woning aan de [adres] in [woonplaats] , waarbij geweld is gebruikt;
feit 2:een raam, kozijn en/of toiletbril heeft vernield op 12 mei 2018 in Utrecht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 ten laste gelegde diefstal met geweld in vereniging wettig en overtuigend te bewijzen.
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 2 vrijspraak gevorderd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De onder 1 ten laste gelegde diefstal kan worden bewezen. Verdachte heeft de diefstal ook bekend. Niet bewezen kan worden dat de diefstal in vereniging heeft plaatsgevonden. Immers, verdachte heeft verklaard dat híj de goederen heeft weggenomen en de medeverdachte er niets mee te maken had. Ook kan niet worden bewezen dat er geweld is gebruikt tegen aangever.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de onder 2 tenlastegelegde vernieling, nu er naast de aangifte geen ander bewijsmiddel is waaruit de betrokkenheid van verdachte bij dit feit blijkt.
Bewijsmiddelen [1]
Aangever [slachtoffer] doet op 5 juni 2018 aangifte van diefstal uit zijn woning eerder die avond en meldt daarover [2] :
“op dinsdag 5 juni 2018, omstreeks 22.30 uur (…) hoorde [ik] door de openstaande bovenlichtjes dat twee jongens hard aan het praten waren. (…) in de deuropening (…) zag
ik links beneden bij de naastgelegen overdekte betonnen trap twee jongens. (…) de linker jongen, verder jongen 1 (…) de rechter jongen, verder jongen 2 (…) Vervolgens zag ik dat jongen 2 naar boven kwam lopen. Dit deed hij in versnelde pas. In mijn beleving stond jongen 2 in vijf stappen boven. Ik zag dat deze jongen tot ongeveer 10 centimeter afstand recht voor mijn neus ging staan. (…) Vervolgens zag ik jongen 1 naar boven komen lopen. Doordat jongen 2 zo dichtbij stond, gierde hierdoor de adrenaline door mijn lijf. Ik voelde me geïntimideerd door jongen 2. Nog meer toen jongen 1 er bij kwam staan. (…) Uiteindelijk stonden de jongens naast elkaar voor mij. (…) jongen 1 [zei]: “Oké, dan ga ik nu naar binnen toe”. Ik zag dat deze jongen zich rechts langs me heen naar binnen “wurmen”. (…) Ik zag dat jongen 1 vervolgens mijn zwarte Samsung mobiele telefoon van de kleine tafel oppakte. (…) Ik zag dat jongen 1 vervolgens mijn zwarte Dell laptop van de bank pakte. (…) jongen 2 (…) is (…) vervolgens ook mijn woning ingelopen. (…) Ik zag vervolgens dat jongen 1 met mijn mobiele telefoon en laptop de woning uit rende. (…) in de richting van de Spuistraat. Ik heb gezien dat jongen 2 ook de woning uit liep.”
Naar aanleiding van de melding van aangever en het opgegeven signalement wordt door de politie in de omgeving uitgekeken naar de twee jongens. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] worden aangehouden. De politie maakt een foto van (de kleding van) de twee verdachten na hun aanhouding en toont deze aan aangever. Aangever herkent op foto 2 de jongen die hij in zijn aangifte jongen 1 heeft genoemd en op foto 1 de jongen die hij jongen 2 heeft genoemd. [3]
Foto 1 is een foto van verdachte. Foto 2 is een foto van medeverdachte [medeverdachte] . [4]
[getuige] woont in dezelfde straat als aangever [slachtoffer] en ziet in de avond van 5 juni 2018 het volgende [5] :
(…) “dinsdag 5 juni 2018 (…) zag [ik] (…) [verdachte] of [verdachte] over straat lopen. (…) Ik ken [verdachte] omdat hij bij mij in de buurt woont en er vaker problemen met hem zijn geweest hier in de buurt. Ik zag dat [verdachte] samen met een andere jongen was. (…)
(…) Ik zag [ [verdachte] ] toen gaan zitten op een trede van een trap welke leidt naar de boven woning van mijn overbuurman van nummer [nummer] . (…) Ik hoorde toen op een vriendelijke toon de overbuurman van nummer [nummer] aan de jongens vragen of het iets rustiger kon. Ik hoorde en zag dat [verdachte] boos reageerde. (…) Ik zag [verdachte] toen opstaan en de trap omhoog rennen richting de overbuurman die in zijn deuropening stond. Ik zag de andere jongen toen ook omhoog rennen. (…) Ik hoorde de buurman zeggen: “Doe eens rustig”. (…)
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard [6] :
“Het klopt dat ik op 5 juni 2018 de woning van de heer [slachtoffer] in ben gegaan. Ik ben de trap op naar boven gerend en de woning ingegaan. . Daarna ben ik weer naar buiten gegaan.”
Bewijsoverweging feit 1
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte en de medeverdachte samen spullen hebben gestolen uit de woning van aangever [slachtoffer] .
De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de verklaring van aangever dat jongen 1, die hij later op een foto aanwijst als medeverdachte [medeverdachte] , achter verdachte aan de trap op is gelopen en ook zijn woning in is geweest. Volgens aangever is de medeverdachte ook degene geweest die zijn spullen van de tafel heeft weggenomen. De verklaring van verdachte dat hij degene is geweest die de laptop en de telefoon heeft weggenomen acht de rechtbank dan ook niet geloofwaardig.
Verder volgt uit de bewijsmiddelen dat tussen verdachte en de medeverdachte een bewuste en nauwe samenwerking heeft bestaan doordat zij:
  • beiden de trap op zijn gerend en op intimiderende wijze voor aangever zijn gaan staan,
  • samen ongevraagd de woning van aangever zijn binnengelopen,
  • een telefoon en laptop van de tafel hebben weggenomen en
  • samen weer naar buiten zijn lopen.
Hieruit volgt dat er sprake was van een gezamenlijke uitvoering. Dat niet is gebleken dat er (vooraf) expliciete afspraken zijn gemaakt doet hier niet aan af.
Over het tenlastegelegde geweld overweegt de rechtbank dat, afgezien van de vraag of de in de tenlastelegging genoemde feitelijkheden geweldshandelingen opleveren, uit de bewijsmiddelen niet volgt dat deze zijn ingezet om de diefstal mogelijk te maken. Verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 5 juni 2018, te Utrecht, uit een woning gelegen aan de [adres] tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon merk Samsung en een laptop (merk Dell), toebehorende aan [slachtoffer] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
ten aanzien van feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 200 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals de reclassering in het rapport van 30 augustus 2018 heeft opgenomen met als aanvulling daarop een middelenverbod. Daarnaast heeft de officier van justitie gevraagd de bijzondere voorwaarde van de ambulante behandelverplichting in die zin aan te passen zodat binnen die voorwaarde een kort klinische opname van maximaal zeven weken mogelijk is in het geval van een terugval.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht geen (lange) onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Het is van belang dat verdachte zo snel mogelijk in een afkickkliniek terecht komt. De setting van Jellinek waar verdachte heeft verbleven was niet toereikend omdat hij te snel op verlof mocht. Hij heeft toen een terugval gehad. Hij kan binnen enkele weken terecht bij Fivoor Wier Plus Behandelcentrum Forensische SGLVG in Den Dolder (hierna: Fivoor Wier Plus). Verdachte is gemotiveerd om aan zijn verslavingsproblematiek en verdere toekomst te werken.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank overweegt in het bijzonder dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal. Verdachte en de medeverdachte hebben uit de woning van aangever een telefoon en een laptop weggenomen. Aan de diefstal ging een bijzonder brutale en intimiderende situatie vooraf. Verdachte en medeverdachte zijn na een verzoek van aangever om minder luidruchtig te zijn de trap op gerend, pal voor aangever gaan staan en ongevraagd zijn woning ingelopen en hebben daar waardevolle spullen meegenomen. Verdachte en de medeverdachte hebben daarmee niet alleen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van aangever maar ook op zijn privéleven door de woning, wat een veilige plek dient te zijn, zomaar binnen te gaan. Gelet hierop is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank acht diefstal bewezen en niet diefstal met geweld. Gelet op de hiervoor omschreven omstandigheden die aan de diefstal voorafgingen, geeft dit de rechtbank echter geen aanleiding om in het voordeel van verdachte van de eis van de officier van justitie af te wijken.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 1 augustus 2018 (een uittreksel justitiële documentatie) waaruit blijkt dat verdachte meermalen eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld. Ook houdt de rechtbank rekening met het rapport van Reclassering Nederland van 30 augustus 2018. In het rapport is vermeld dat verdachte is gediagnosticeerd met ADHD en laagbegaafdheid. Er is een vermoeden van een achterstand in de sociaal-emotionele ontwikkeling en een onderontwikkeld gewetensbesef. Verder heeft verdachte problemen op verschillende gebieden, namelijk met middelengebruik (alcohol en cocaïne), huisvesting en financiën.
In het rapport komt verder naar voren dat verdachte een adequate klinische behandeling nodig heeft voor zijn problematiek, omdat eerder reclasseringscontact wisselend is verlopen en een ambulante behandeling onvoldoende toereikend is gebleken. Verdachte dient zich voor de klinische behandeling te laten opnemen bij Fivoor Wier Plus voor minimaal 6 maanden. Er heeft al een indicatiestelling en succesvolle intake plaatsgevonden. Verdachte staat op de wachtlijst; hij zal naar verwachting binnen enkele weken terecht kunnen. Na de klinische behandeling dient een ambulante behandeling door Fivoor forensisch FACT LVB-team plaats te vinden.
De rechtbank acht het van belang dat voornoemde behandelingen kunnen plaatsvinden, alsook dat er een kader komt voor de andere door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend is. Aan verdachte wordt een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen opgelegd, met aftrek van de tijd door verdachte in voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan een gedeelte van 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals de reclassering in het rapport van 30 augustus 2018 heeft opgenomen met in aanvulling daarop de door de officier van justitie geformuleerde bijzondere voorwaarden.
Door de officier van justitie is gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Dit is door de reclassering ook geadviseerd. De rechtbank overweegt dat de geweldscomponent van het tenlastegelegde feit weliswaar niet bewezen is geacht, maar dat de diefstal, zoals al is aangehaald, is voorafgegaan aan een zeer intimiderende en bedreigende situatie richting aangever. Verdachte verkeerde de bewuste avond onder invloed van middelen, hetgeen van invloed lijkt te zijn op zijn impulsiviteit en delictgedrag. Verdachte is minder dan een jaar geleden al een keer veroordeeld voor een diefstal met geweld. Toen is al toezicht en behandeling opgelegd, maar dit heeft verdachte er niet van weerhouden om deze diefstal te plegen. De rechtbank is daarom van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een diefstal met geweld. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die aan verdachte worden opgelegd en het toezicht door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.188,24. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
8.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toewijsbaar is. De hoogte van het bedrag dient gematigd te worden omdat de afschrijvingskosten van de telefoon en laptop niet zijn meegenomen in de vordering.
8.5
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid bij het vaststellen van de hoogte van het schadebedrag. De gestolen goederen zijn al enkele jaren oud. Er dient dan ook rekening te worden gehouden met afschrijvingskosten.
8.6
Het oordeel van de rechtbank
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten Samsung telefoon en Dell laptop komt gedeeltelijk voor vergoeding in aanmerking. De benadeelde partij heeft ter zitting opgemerkt dat de in de schriftelijke vordering opgenomen bedragen de nieuwwaarde van de goederen betreft. De laptop is ongeveer 6 jaar oud; de benadeelde partij beschikt niet meer over een aankoopbon. De telefoon is pas 1 jaar oud en kostte blijkens de aankoopbon destijds € 388,24
Nu aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, maar door het tijdsverloop vanaf het moment van aankoop van de goederen de omvang van de schade niet nauwkeurig is vast te stellen, zal de rechtbank de geleden materiële schade schatten op € 300,-- voor de telefoon en € 100,-- voor de laptop, totaal €400,-. De vordering zal ter hoogte van dit bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 juni 2018 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte is te beschouwen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij en zal worden veroordeeld in de kosten, aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van €400,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 juni 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 8 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

9.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING

Bij vonnissen van de politierechter van 10 mei 2017 (16/652507-17), 11 oktober 2017 (16/653193-17) en 18 april 2018 (16/652368-18) en bij vonnis van de meervoudige strafkamer van 23 maart 2018 (16/652566-17) is verdachte telkens een gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd. De rechtbank stelt vast dat verdachte zich binnen de proeftijden opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van 1 maand gevangenisstraf, opgelegd in de zaak met parketnummer 16/652507-17. Ten aanzien van de andere voorwaardelijke straffen heeft de officier van justitie verzocht de proeftijd te verlengen met 1 jaar met wijziging van de bijzondere voorwaarden conform de voorwaarden in de onderhavige zaak.
De verdediging heeft verzocht het voorstel van de officier van justitie te volgen, maar de voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand in de zaak 16/652507-17 om te zetten naar een taakstraf.
De rechtbank is van oordeel dat de grondslag van alle vorderingen juist is. Uitgangspunt is dat wanneer een verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een nieuw strafbaar feit het voorwaardelijke strafdeel ten uitvoer wordt gelegd. Aan de andere kant ziet de rechtbank het belang om verdachte (klinisch) te behandelen voor zijn problematiek. Gelet op het feit dat verdachte echter
viermaaleerder een (deels) voorwaardelijke straf is opgelegd én daarbij ook vorderingen tenuitvoerleggingen zijn afgewezen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte voldoende waarschuwingen heeft gehad. Rekening houdend met voornoemd uitgangspunt alsook de noodzaak om verdachte te behandelen, zal de rechtbank een deel van de vorderingen tot tenuitvoerlegging toewijzen en daarmee enigszins afwijken van het voorstel van de officier van justitie. Gelet op dit alles ziet de rechtbank voorts geen aanleiding om – zoals de verdediging heeft verzocht – het voorwaardelijke strafdeel om te zetten in een taakstraf.
De rechtbank wijst de vorderingen tot de tenuitvoerlegging van één maand gevangenisstraf in de zaak 16/652507-17 en twee maanden gevangenisstraf in de zaak 16/653193-17 toe. In de zaken 16/652368-18 en 16/652566-17 zal de rechtbank de eerder vastgestelde proeftijd met één jaar verlengen, met wijziging van de bijzondere voorwaarden zodat deze gelijk komen te luiden als de bijzondere voorwaarden die aan verdachte in deze nieuwe zaak zijn opgelegd, met uitzondering van het contactverbod dat slechts in deze zaak als voorwaarde zal worden opgelegd.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 200 (tweehonderd) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 60 (zestig) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich persoonlijk binnen 5 dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering
Nederland op het adres Vivaldiplantsoen 200, 3533 JE Utrecht zal melden. Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
* zich zal laten opnemen bij Fivoor Wier plus Behandelcentrum Forensische SGLVG of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zo snel mogelijk. De opname minimaal zes maanden of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de
behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* zich onder behandeling zal stellen van Fivoor forensisch FACT LVB-team of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na de klinische behandeling, waarbij verdachte wordt verplicht tot een korte klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken (detox), als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* zal meewerken aan toeleiding naar een nader te bepalen geschikte (begeleide/ beschermde) woonplek, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met aangever [slachtoffer] , geboren op [1964] te [geboorteplaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalings-regelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Betrokkene geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* zich zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* wordt verplicht een controleerbare zinvolle dagbesteding te hebben in de vorm van
(vrijwilligers) werk en/of een studie, wanneer en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Hij dient zich te houden aan de afspraken en voorwaarden van zijn dagbesteding;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van €400,- (vierhonderd euro);
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2018 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 400,- (vierhonderd euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2018 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 8 (acht) dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/652507-17
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 10 mei 2017 opgelegde voorwaardelijke
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/653193-17
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 11 oktober 2017 opgelegde voorwaardelijke
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/652566-17
- verlengt de bij vonnis van 23 maart 2018 door de meervoudige kamer in de rechtbank Midden-Nederland aan de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden verbonden proeftijd met één jaar, met wijziging van de bijzondere voorwaarden met dien verstande dat deze als volgt komen te luiden:
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich persoonlijk binnen 5 dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering
Nederland op het adres Vivaldiplantsoen 200, 3533 JE Utrecht zal melden. Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
* zich zal laten opnemen bij Fivoor Wier plus Behandelcentrum Forensische SGLVG of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zo snel mogelijk. De opname minimaal zes maanden of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de
behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* zich onder behandeling zal stellen van Fivoor forensisch FACT LVB-team of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na de klinische behandeling, waarbij verdachte wordt verplicht tot een korte klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken (detox), als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* zal meewerken aan toeleiding naar een nader te bepalen geschikte (begeleide/ beschermde) woonplek, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalings-regelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Betrokkene geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* zich zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* wordt verplicht een controleerbare zinvolle dagbesteding te hebben in de vorm van
(vrijwilligers) werk en/of een studie, wanneer en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Hij dient zich te houden aan de afspraken en voorwaarden van zijn dagbesteding;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/652368-18
- verlengt de bij vonnis van 18 april 2018 door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland aan de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen verbonden proeftijd met één jaar, met wijziging van de bijzondere voorwaarden met dien verstande dat deze als volgt komen te luiden:
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich persoonlijk binnen 5 dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering
Nederland op het adres Vivaldiplantsoen 200, 3533 JE Utrecht zal melden. Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
* zich zal laten opnemen bij Fivoor Wier plus Behandelcentrum Forensische SGLVG of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zo snel mogelijk. De opname minimaal zes maanden of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de
behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* zich onder behandeling zal stellen van Fivoor forensisch FACT LVB-team of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na de klinische behandeling, waarbij verdachte wordt verplicht tot een korte klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken (detox), als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* zal meewerken aan toeleiding naar een nader te bepalen geschikte (begeleide/ beschermde) woonplek, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalings-regelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Betrokkene geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* zich zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* wordt verplicht een controleerbare zinvolle dagbesteding te hebben in de vorm van
(vrijwilligers) werk en/of een studie, wanneer en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Hij dient zich te houden aan de afspraken en voorwaarden van zijn dagbesteding;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Dit vonnis is gewezen door mr. I.J.B. Corbeij, voorzitter, mrs. J.G. van Ommeren en J.A. Spee, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. van Olst-Baaziz, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 september 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 5 juni 2018, te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een telefoon (merk Samsung) en/of een laptop (merk Dell), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- ( met versnelde pas) naar die [slachtoffer] is/zijn gelopen en/of
- zich (dreigend en/of intimiderend) heeft/hebben opgehouden voor die [slachtoffer] en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij/zij, verdachte(n), de woning van die [slachtoffer] zou(den) binnentreden en/of
- ( vervolgens) onverhoeds een of meer goederen van die [slachtoffer] heeft/hebben afgenomen en/of
- zich (vervolgens) met kracht los heeft/hebben getrokken (uit de greep) van voornoemde [slachtoffer] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 juni 2018, genummerd PL0900-2018161235 ZT, opgemaakt door de Politie, Eenheid Midden-Nederland, District Stad-Utrecht, Districtsrecherche Stad-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 123. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] , p. 38.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 50 met fotobijlagen, p. 51 en 52.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 50.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 56-57-58.
6.De verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 13 september 2018.