4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen- ten aanzien van het primair tenlastegelegde:
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan van zware mishandeling, gepleegd op 18 november 2016 in zijn cel in de PI in Lelystad en heeft daartoe (als aangever) verklaard, zakelijk weergegeven:
‘Ik stapte mijn cel in. Ik zag [medeverdachte] bij het toilet staan. Ik kreeg een klap aan de voorzijde van mijn gezicht. [medeverdachte] kwam bij het toilet vandaan. [verdachte] stond voor [medeverdachte] . [medeverdachte] kwam van achter mij aan en sloeg mij van achteren. Ik viel hierdoor op het bed. Ik lag met mijn hoofd op het bed. [verdachte] draaide mijn hoofd om en [medeverdachte] bleef maar op mijn hoofd slaan. Hij bleef mij slaan met zijn vuist maar hij had ook iets in zijn handen. Iets van metaal/ijzer.Ik had veel pijn aan mijn hoofd. Ze hebben mij frontaal op mijn gezicht geslagen, waardoor mijn tandprothese brak, waarvan een deel in mijn keel is terechtgekomen. Hiervan ervaar ik nog pijn in mijn keel.
Bij de rechter-commissaris heeft aangever (als getuige) onder meer verklaard, zakelijk weergeven:
‘Ik weet 100 procent zeker dat ik door [verdachte] en [medeverdachte] ben aangevallen in de cel.Ik heb een paar momenten gehad dat ik ze kon zien. Ik heb beiden zien slaan. Mijn bril is van mijn gezicht geslagen. Ze (
de rechtbank: [medeverdachte] en [verdachte]) bleven gewoon doortrappen, op het bed bleven ze doortrappen.’
Bij de rechter-commissaris heeft een getuige – NN – verklaard, zakelijk weergegeven:
‘Ik verbleef in november 2016 in de PI te Lelystad. Op 18 november 2016, toen iedereen achter de deur zat, schreeuwde [verdachte] uit zijn raam dat [medeverdachte] met [slachtoffer] (
de rechtbank: aangever) bezig was. Hij (
de rechtbank: [verdachte]) was helemaal over zijn toeren. [verdachte] was erbij toen [medeverdachte] bij [slachtoffer] in de cel was, hij (
de rechtbank: [verdachte]) heeft alles gezien. [verdachte] heeft zelf uit het raam (
de rechtbank: van zijn cel) gezegd dat hij erbij was.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de betreffende ochtend gelijktijdig met [medeverdachte] en aangever in de cel van aangever is geweest.
In de cel van aangever worden een gebroken bril, een brilglas en een afgebroken pootje van een bril gevonden. Op de vloer en op het matras bevonden zich meerdere bloedspatten en tussen de bloedspatten lag een afgebroken deel van een kunstgebit.
Getuige [getuige 1] , verpleegkundige in de PI Lelystad, heeft verklaard dat hij op 18 november 2016 werd gebeld dat er een mishandeling had plaatsgevonden. Hij zag dat het slachtoffer op het bed lag in de cel met zijn ogen dicht. Hij reageerde niet op zijn aanroepen. Na het geven van een pijnprikkel reageerde het slachtoffer. Afdelingshoofd [afdelingshoofd] vroeg aan het slachtoffer wie dit had gedaan.Hij hoorde het slachtoffer zeggen ‘ [verdachte] en [medeverdachte] ’. Het slachtoffer had bij zijn rechteroog een snee en een bloeduitstorting, bij zijn linkeroog een verwonding, achter zijn oor een snee en een bloeduitstorting en op zijn hoofd twee bulten. Zijn bovenlip was gezwollen en gespleten. De onderzijde van zijn mond was inwendig bebloed en zijn tandvlees was kapot. Zijn kunstgebit lag in twee delen in zijn mond. Het slachtoffer begon ongecontroleerd te trillen.
Getuige [getuige 2] , inrichtingswerker bij de PI Lelystad, heeft verklaard dat hij een bloedspoor van druppels bloed zag en dat hij aangever in cel 23 steunend en hangend half op het bed zag liggen. Hij had zijn hoofd kapot en zijn mond kapot met behoorlijk wat bloed.In de cel had [getuige 2] dingen gezegd als ‘wat is er nu weer gebeurd en wie heeft dit gedaan’. Hij hoorde aangever zeggen: ‘ [medeverdachte] en [verdachte] ’.
Onder verdachte [medeverdachte] zijn een joggingbroek, schoenen zonder veters en gele veters passend bij de schoenen, waar bloedsporen op zaten, in beslag genomen.De bloedsporen zijn door het NFI bemonsterd en onderzocht. In de bloedsporen op de trainingsbroek, de veters en de rechterschoen wordt het DNA-profiel gevonden van het slachtoffer, met een matchkans van kleiner dan 1 op 1 miljard dat het DNA-profiel van een andere persoon dan het slachtoffer afkomstig is.
In het verslag van AMC Traumachirurgie d.d. 22 november 2016 staat vermeld dat aangever is opgenomen met een indicatie van ernstig schedel-hersenletsel en dat hij niet reageerde op aanroepen. Er is sprake van multipele hematomen (
de rechtbank: bloeduitstortingen) in het aangezicht en post-auriculair (
de rechtbank: achter het oor). Zijn kunstgebit is gebroken.
Er is sprake van delenzwelling ter plaatse van de linker bovenkaak/mondholte en bullae (
de rechtbank: zwellingen) aan beide kanten van het aangezicht.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van verdachte heeft onder meer betoogd dat de verklaringen van aangever niet betrouwbaar zijn. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Aangever heeft op diverse momenten een verklaring afgelegd. Ten aanzien van de geweldshandelingen heeft hij ten tijde van zijn politieverhoor en bij de rechter-commissaris een uitvoerige verklaring afgelegd. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is aangever nogmaals als getuige gehoord. In die verklaringen zitten zeker inconsistenties dan wel verschillen ten opzichte van zijn politieverhoor. Hier is aangever door de rechter-commissaris mee geconfronteerd. Hij heeft daarvoor naar het oordeel van de rechtbank een logische verklaring gegeven, namelijk, dat dit niet alleen komt door tijdsverloop, maar ook doordat hij veel morfine toegediend had gekregen voordat hij door de politie in het ziekenhuis werd verhoord. Aangever is wel consistent en – zoals de rechtbank zelf ook ter zitting heeft kunnen waarnemen – overtuigend daar waar het gaat om de personen die hem hebben aangevallen en geweld jegens hem hebben toegepast: dat waren [medeverdachte] en [verdachte] . Dit heeft aangever in al zijn verklaringen herhaald. Dit heeft aangever ook direct na het toegepaste geweld desgevraagd gezegd tegen enkele personen die in de PI werkzaam zijn en die kort nadat dit incident had plaatsgevonden, bij verdachte waren om zorg aan hem te verlenen.
Op de joggingbroek, schoenen en veters van [medeverdachte] , te weten de andere persoon die verdachte heeft aangewezen als dader, worden bloedspatten aangetroffen met het DNA van aangever. Dit ondersteunt de verklaring van aangever. Dat er op kleding van verdachte geen bloedspatten zijn aangetroffen met DNA van aangever, doet de rechtbank niet twijfelen aan de verklaring van aangever dat ook verdachte deelnam aan het tegen hem gepleegde geweld.
De verklaring van aangever wordt verder ondersteund door de verklaring van getuige NN dat verdachte gelijktijdig met aangever en [medeverdachte] in de cel van aangever was. Verdachte erkent gelijktijdig in de cel te zijn geweest met hen, maar ontkent aangever te hebben mishandeld. Verdachte heeft verklaard dat hij naar buiten is gegaan toen [medeverdachte] de cel van aangever binnenging en dat hij verder niets heeft gehoord van wat zich in de cel van aangever heeft afgespeeld. De rechtbank acht deze verklaring gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen echter niet geloofwaardig.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, de verklaringen van aangever ten aanzien van het toegepaste geweld en de personen die daarvoor verantwoordelijk zijn, betrouwbaar.
De rechtbank bezigt deze verklaringen voor het bewijs. Uit hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, volgt dat de verklaringen van aangever in voldoende mate worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte op 18 november 2016 samen met een ander het slachtoffer meerdere malen met kracht op zijn gezicht heeft geslagen/gestompt, waardoor de tandprothese/het kunstgebit en zijn bril zijn gebroken, en tegen het lichaam heeft geschopt. Door het meermalen met kracht slaan/stompen in het gezicht en het schoppen tegen het lichaam heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans genomen dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De verwondingen van het slachtoffer, zijn snel verslechterende medische toestand en het ongecontroleerd trillen zoals waargenomen door de verpleegkundige direct na het incident, duiden op dermate fors inwerkend geweld op het slachtoffer dat zwaar lichamelijk letsel had kunnen intreden. Dat verdachte die kans ook heeft aanvaard, blijkt uit het feit dat het slachtoffer zo hard is geslagen dat zijn tandprothese is gebroken en een deel daarvan in zijn keel is aangetroffen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het dossier niet worden opgemaakt dat er bij verdachte sprake is geweest van handelen met voorbedachten rade, zodat verdachte van dat deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht aldus bewezen dat verdachte samen met een ander opzettelijk heeft gepoogd om aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en zich aldus schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.