ECLI:NL:RBMNE:2018:454

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 februari 2018
Publicatiedatum
7 februari 2018
Zaaknummer
16/659987-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor diefstal en mishandeling met inachtneming van positieve ontwikkeling en overschrijding van redelijke termijn

Op 6 februari 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2000, die werd beschuldigd van diefstal uit een woning en mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op 26 maart 2016 goederen heeft weggenomen uit de woning van [slachtoffer 1] door middel van insluiping. Daarnaast heeft hij op 1 april 2016 [slachtoffer 4] mishandeld. Tijdens de zitting op 16 januari 2018 heeft de officier van justitie, mr. N.T.R.M. Franken, de vordering gedaan, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en de verdachte gewogen en kwam tot de conclusie dat de diefstal wettig en overtuigend bewezen was, maar sprak de verdachte vrij van het onderdeel dat hij zich toegang had verschaft met een valse sleutel. De mishandeling werd ook bewezen verklaard.

De rechtbank heeft rekening gehouden met de positieve ontwikkeling van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De officier van justitie had een jeugddetentie van 30 dagen en een werkstraf van 80 uren geëist. De rechtbank heeft echter besloten om, gezien de omstandigheden en de positieve ontwikkeling van de verdachte, een werkstraf van 120 uren op te leggen, met de mogelijkheid van jeugddetentie als de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft ook de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht op de werkstraf. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, maar ook de kans op rehabilitatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659987-16 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 6 februari 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren op 16 januari 2018, waarna het onderzoek is gesloten op 23 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. N.T.R.M. Franken, en van hetgeen verdachte en mr. W.E.R. Geurts, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
op 26 maart 2016 uit een woning aan de [adres] te [woonplaats] samen met anderen goederen, toebehorende aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , heeft weggenomen, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot deze woning hebben verschaft door middel van insluiping of een valse sleutel;
2.
op 1 april 2016 te [woonplaats] [slachtoffer 4] heeft mishandeld door hem meermalen tegen het hoofd te stompen/slaan.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat zij onder feit 1 niet bewezen acht dat verdachte zich de toegang tot de woning heeft verschaft door middel van een valse sleutel.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit van beide tenlastegelegde feiten. De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 subsidiair verzocht verdachte vrij te spreken van het onderdeel ‘door middel van een valse sleutel’.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
ten aanzien van feit 1
[slachtoffer 1] heeft, mede namens haar ouders [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , op 26 maart 2016 aangifte gedaan van insluiping in haar woning aan de [adres] te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] . [2] [voornaam van slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op 26 maart 2016 had afgesproken met [medeverdachte] . Omstreeks 21.15 uur is zij met [voornaam van medeverdachte] naar de kermis gegaan. Bij het vertrek heeft zij de achterdeur van de woning niet afgesloten. Omstreeks 22.15 uur kwam zij weer bij haar woning. Toen zij binnen kwam, zag zij dat er ingebroken was. [3] Zij zag dat de hele woning was doorzocht en dat er meerdere goederen waren weggenomen. Zij miste onder meer haar Woolrich jas. [4]
Op de Bijlage goederen die bij de aangifte is gevoegd, worden onder meer de volgende goederen vermeld:
  • Computer (Notebook);
  • Computer (Notebook);
  • Computer (Notebook);
  • Tablet (I-Pad);
  • Computerspel (Nintendo);
  • Navigatiesysteem (Garmin, fietsnavigatie);
  • Computer (Notebook);
  • Horloge;
  • Horloge;
  • Sieradendoos met verschillende sieraden;
  • Ring;
  • Sleutels (BMW reservesleutel);
  • Horloge.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 4] een week na de inbraak vertelde dat [A] en [B] tijdens de inbraak binnen waren en haar kat [X] aan het aaien waren. [voornaam van slachtoffer 4] vertelde haar dat [verdachte] , die ook in de woning aanwezig zou zijn, [X] met een schroevendraaier op haar kop zou hebben geslagen. [voornaam van slachtoffer 1] heeft thuis de katten bekeken en zag dat [X] een wondje had op haar kop. [8]
[slachtoffer 4] heeft op 1 juni 2016 verklaard dat [voornaam van medeverdachte] hem had gevraagd of hij met hem en anderen een inbraak wilde plegen. Dit ging om de inbraak bij [slachtoffer 1] thuis. [voornaam van medeverdachte] heeft [voornaam van slachtoffer 1] weggelokt naar de kermis. De deur was niet op slot. Terwijl [voornaam van slachtoffer 1] weg was, zijn [voornaam van A] , [B] en [verdachte] naar binnen [9] gegaan en zijn al die spullen weggenomen. [voornaam van A] heeft dat toen tegen hem gezegd. [10]
[medeverdachte] heeft op 5 juni 2016 verklaard dat hij in de week voorafgaand aan de diefstal een afspraak met [voornaam van slachtoffer 1] had gemaakt om te kijken hoe het huis er uit zag. Hij heeft de informatie die hij zo kreeg gedeeld met de jongens die later de woning in gegaan zijn. Hij is op de zaterdagavond van de inbraak naar [voornaam van slachtoffer 1] gegaan en is rond 21.00 uur met haar naar de kermis gegaan. Hij had met de jongens afgesproken dat hij [voornaam van slachtoffer 1] ongeveer een uurtje weg zou houden bij haar woning. Het klopt dat de personen van wie [voornaam van slachtoffer 4] de namen heeft genoemd de diefstal hebben gepleegd. Hij heeft gehoord dat er laptops, horloges en autosleutels zijn weggenomen. [11]
Verbalisant [verbalisant 1] was op 15 juni 2016 in de woning van [B] op zoek naar gestolen goederen. In de kamer van [voornaam van B] zijn onder meer de volgende goederen aangetroffen:
  • Gouden sieradendoosje met glazen zijkanten, spiegel op de bodem;
  • Beatz tasje.
[slachtoffer 3] heeft op 18 juni 2016 verklaard dat haar goederen zijn getoond die bij een verdachte aangetroffen zijn. Zij herkent het glazen sieradendoosje met een spiegelende bodem als het sieradendoosje van [voornaam van slachtoffer 1] . Het zwarte klapportemonneetje met opdruk “BEATS” herkent zij ook als hun eigendom. [13]
ten aanzien van feit 2
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben op 27 maart 2016 een gesprek gevoerd met [slachtoffer 4] en diens ouders. [14] [voornaam van slachtoffer 4] heeft toen verklaard dat [A] tegen hem had gezegd dat zij een woningoverval wilden plegen. [15] De jongens die deze woningoverval zouden gaan plegen zijn:
- [verdachte] ;
- [A] ;
- [B]
- [D] . [16]
[slachtoffer 4] heeft op 6 april 2016 aangifte gedaan van een mishandeling in het [naam park] in [naam gemeente] . [17] [voornaam van slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij op 1 april omstreeks 20.45 uur in het [naam park] aankwam. Hij is daar bij [voornaam van medeverdachte] gaan zitten. Hij zag dat er vier andere personen naar hen toekwamen. Een van hen kent hij als [verdachte] . [voornaam van verdachte] greep met zijn linkerhand [voornaam van slachtoffer 4(-s)] nek vast. [voornaam van slachtoffer 4] voelde dat hij door [voornaam van verdachte] met een vlakke hand in zijn gezicht werd geslagen. Hij voelde dat hij op zijn linkerwang werd geslagen. Hij voelde pijn op zijn wang en zijn oog. Hij denkt dat hij 2 tot 3 keer op dezelfde manier door [voornaam van verdachte] is geslagen. Hij hoorde [voornaam van verdachte] tegen hem zeggen dat ze terug zouden komen als hij nog een keer met de politie zou praten en dat ze hem dan te grazen zouden nemen. Hij voelde toen dat hij weer door [voornaam van verdachte] op zijn linkerwang werd geslagen. Hij heeft daarna zijn broer [C] gebeld. Hij zag dat een vriend van [C] hem op kwam halen. Zij zijn naar een café gereden. Hij zag dat er een groep personen tegenover [18] het café stond. Hij zag dat [voornaam van verdachte] en [voornaam van A] ook in die groep stonden. [voornaam van slachtoffer 4] zag dat zijn broer er ook was en dat zijn broer naar de groep liep. Hij hoorde later dat zijn broer met die jongens sprak met als doel hem te beschermen. [19]
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij op 1 april 2016 had afgesproken met [slachtoffer 4] . Zij zijn toen naar het [naam park] in [naam gemeente] gegaan. Toen zij in het park zaten zag hij dat er een groep jongens aan kwam gelopen. Hij zag dat de groep jongens voor [voornaam van slachtoffer 4] ging staan. Hij hoorde dat één van de jongens begon te schreeuwen tegen [voornaam van slachtoffer 4] . Hij hoorde dat die jongen zei dat [voornaam van slachtoffer 4] een verrader was. Hij zag dat deze jongen [20] [voornaam van slachtoffer 4] een bitch klap (de rechtbank begrijpt: een klap met vlakke hand) gaf in zijn gezicht. [21]
[A] heeft verklaard dat [slachtoffer 4] zou zijn geslagen. [22] [voornaam van A] heeft daarna gezien dat de broer van [voornaam van slachtoffer 4] [verdachte] heeft geslagen en op de grond heeft gegooid. [23]
Bewijsoverwegingen
ten aanzien van feit 1
[slachtoffer 4] en [medeverdachte] verklaren beiden dat verdachte een van de personen is geweest die de diefstal uit de woning van [slachtoffer 1] heeft gepleegd. De rechtbank acht deze verklaringen betrouwbaar, aangezien zij in hun verklaringen, waarin zij ook zichzelf belasten, details geven omtrent de diefstal die blijken te kloppen. Daarnaast is een deel van de weggenomen goederen later aangetroffen bij [B] , die ook door [voornaam van slachtoffer 4] en [voornaam van medeverdachte] wordt genoemd als een van de bij de diefstal betrokken personen. De rechtbank acht op grond hiervan wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 tenlastegelegde diefstal. De rechtbank acht niet bewezen dat bij deze diefstal gebruik is gemaakt van een valse sleutel en spreekt verdachte dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij.
ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 4] betrouwbaar, aangezien deze wordt ondersteund door de omstandigheid dat [voornaam van slachtoffer 4] een paar dagen voor de mishandeling tegen de politie had verteld dat verdachte zich schuldig zou maken aan (het voorbereiden van) strafbare feiten, wat kennelijk de aanleiding is geweest voor verdachte om [voornaam van slachtoffer 4] te mishandelen. Voorts wordt de verklaring van [voornaam van slachtoffer 4] over de mishandeling ondersteund door de verklaring van [medeverdachte] . Verder vindt zijn verklaring, dat hij direct na de mishandeling zijn broer heeft gebeld en verdachtes naam heeft genoemd als degene die hem had mishandeld, steun in de verklaring van [A] . De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 tenlastegelegde mishandeling.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
opof omstreeks26 maart 2016 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] ,althans in het arrondissement Midden-Nederland,tezamen en in vereniging meteen ander ofanderen,althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen een jas (merk Woolrich) en/ofvier laptops en/ofeen iPad en/ofeen Nintendo en/ofeen fietsnavigatie (merk Garmin) en/ofdiverse sieraden en/ofautosleutels,in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ,in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte en/ofzijn mededader(s)zich de toegang tot de plaats des misdrijfsheeft/hebben verschaften/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel vanbraak/verbreking/insluipingen/of door middel van (het gebruik van) een valse sleutel;
2.
opof omstreeks1 april 2016 te[woonplaats] , gemeente[naam gemeente] ,althans in het arrondissement Midden-Nederland,[slachtoffer 4](meermalen)opzettelijkop/tegen het hoofd heeftgestompt/geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 4]letsel heeft bekomen en/ofpijn heeft ondervonden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 1 en onder feit 2 meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie voor de duur van 30 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 28 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar;
- een werkstraf voor de duur van 80 uren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, primair verzocht verdachte geen straf op te leggen. De raadsvrouw heeft subsidiair verzocht een jeugddetentie die gelijk is aan de duur die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht op te leggen, nu verdachte zijn leven inmiddels goed op orde heeft en de redelijke termijn is overschreden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een diefstal uit een woning, waarbij zij planmatig en berekenend te werk zijn gegaan. Eén van verdachtes mededaders heeft de bewoonster van deze woning weggelokt, zodat verdachte en zijn mededaders de woning ongestoord konden doorzoeken naar goederen van hun gading. Een dergelijk feit leidt niet alleen tot schade en overlast, maar kan ook leiden tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en hun omgeving. Het handelen van verdachte en zijn mededaders kan bovendien leiden tot een inbreuk op het vertrouwen van het slachtoffer in haar vrienden/leeftijdsgenoten.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan een mishandeling van iemand die verdachtes naam had genoemd bij de politie. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zijn wraakgevoelens op deze wijze heeft geuit.
De rechtbank weegt bij haar beslissing mee dat verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en er geen blijk van heeft gegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien.
LOVS-oriëntatiepunten
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht schrijven voor een diefstal uit een woning door een minderjarige een werkstraf voor de duur van 120 uur voor. Voor een mishandeling door een minderjarige, waarbij meerdere klappen worden uitgedeeld, wordt een werkstraf voor de duur van 40 uur voorgeschreven. Deze straffen kunnen in het geval van recidive – wat bij verdachte bij beide feiten het geval is – worden verhoogd met (maximaal) 50 procent of worden omgezet in een andere strafmodaliteit. Gelet op de ernst van de feiten zou een forse werkstraf met een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie dan ook op zijn plaats zijn. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet worden volstaan met een jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest, zoals door de verdediging is verzocht, aangezien dat onvoldoende recht zou doen aan de ernst van de feiten en de impact daarvan op de slachtoffers.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 4 januari 2018;
- een advies van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 11 januari 2018, opgesteld door [E] ;
- een rapportage van Samen Veilig Midden-Nederland d.d. 3 april 2017, opgesteld door
[F] .
Uit het uittreksel justitiële documentatie is gebleken dat verdachte in 2014 en 2015 is veroordeeld voor verschillende gewelds- en vermogensdelicten. Deze veroordelingen hebben hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Uit het advies van de Raad voor de Kinderbescherming en de toelichting die mevrouw [G] daarop ter terechtzitting heeft gegeven, blijkt dat er, in tegenstelling tot een paar jaar geleden, vrijwel geen risico’s meer zijn in het functioneren van verdachte die de kans op herhaling van delictgedrag vergroten. Verdachte heeft gedurende de afgelopen twee jaar hard gewerkt aan het bewerkstelligen van een gedragsverandering, wat tot een positief resultaat heeft geleid. De eerdere zorgen op meerdere leefgebieden (waaronder school, attitude, agressie en vaardigheden) zijn sterk afgenomen of worden gecompenseerd door beschermende factoren. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om, bij een bewezenverklaring, een geheel onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Uit het rapport van Samen Veilig Midden-Nederland en de toelichting die mevrouw [F] daarop ter terechtzitting heeft gegeven, blijkt dat de maatregel Toezicht en Begeleiding, die in het kader van een eerdere strafzaak is opgelegd, in maart 2017 is beëindigd. Verdachte heeft zich gedurende deze maatregel positief ontwikkeld en het gaat nu op alle leefgebieden goed met verdachte. Er is momenteel geen hulpverlening in het gezin en dit lijkt ook niet nodig te zijn. Samen Veilig Midden-Nederland heeft zich aangesloten bij het advies van de Raad voor de Kinderbescherming.
Gelet op de positieve ontwikkeling die verdachte sinds de tenlastegelegde feiten heeft doorgemaakt en het feit dat verdachte sindsdien niet meer met justitie in aanraking is gekomen, zal de rechtbank de door de officier van justitie geëiste voorwaardelijke jeugddetentie niet aan verdachte opleggen.
Redelijke termijn
De rechtbank is van oordeel dat de onderhavige strafzaak gedurende een lange periode zonder duidelijke verklaring en zonder dat hiervoor een verwijt kan worden gemaakt aan de verdachte, heeft gewacht op agendering op een zitting. De rechtbank is van oordeel dat het tijdsverloop, zeker in aanmerking genomen de jeugdige leeftijd van de verdachte toen hij de feiten beging, zodanig is dat niet meer gezegd kan worden dat de behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn, in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De rechtbank zal de overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de strafmaat.
Conclusie
Alles overwegend acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 130 uren, subsidiair 65 dagen jeugddetentie, passend en geboden. De rechtbank zal echter, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn, in plaats daarvan een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie opleggen. De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal van de werkstraf worden afgetrokken. De rechtbank waardeert iedere dag die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (te weten: 2 dagen) op 2 uren te verrichten werkstraf.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg, 300 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
werkstrafvoor de duur van
120 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 60 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren werkstraf per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.G. Bakker, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. A.C. van den Boogaard, rechter, en mr. H.F. Koenis, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.Z. Schoppink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 februari 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat hij:
1.
op of omstreeks 26 maart 2016 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen een jas (merk Woolrich) en/of vier laptops en/of een Ipad en/of een Nintendo en/of een fietsnavigatie (merk Garmin) en/of diverse sieraden en/of autosleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak/verbreking/insluiping en/of door middel van (het gebruik van) een valse sleutel;
2.
op of omstreeks 1 april 2016 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 4] (meermalen) opzettelijk op/tegen het hoofd heeft gestompt/geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 4] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 26 juli 2016 (032Hert), genummerd PL0900-2016111175Z, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 001 tot en met 213023. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 26 maart 2016, p. 207006.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 2 mei 2016, p. 207025.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 26 maart 2016, p. 207007.
5.Bijlage goederen bij proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 26 maart 2016, p. 207012.
6.Bijlage goederen bij proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 26 maart 2016, p. 207013.
7.Bijlage goederen bij proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 26 maart 2016, p. 207014.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 2 mei 2016, p. 207025.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 4] d.d. 1 juni 2016, p. 102063.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 4] d.d. 1 juni 2016, p. 102064.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 5 juni 2016, p. 101064.
12.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1] d.d. 15 juni 2016, p. 207040.
13.Proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer 3] , d.d. 18 juni 2016, p. 207041.
14.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 28 maart 2016, p. 211004.
15.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 28 maart 2016, p. 211005.
16.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 28 maart 2016, p. 211006.
17.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] d.d. 6 april 2016, p. 208006.
18.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] d.d. 6 april 2016, p. 208007.
19.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] d.d. 6 april 2016, p. 208008.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte] d.d. 7 april 2016, p. 208011.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte] d.d. 7 april 2016, p. 208012.
22.Proces-verbaal van verhoor getuige [A] d.d. 6 mei 2016, p. 208018.
23.Proces-verbaal van verhoor getuige [A] d.d. 6 mei 2016, p. 208019.