ECLI:NL:RBMNE:2018:453

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 februari 2018
Publicatiedatum
7 februari 2018
Zaaknummer
16/659505-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor meerdere strafbare feiten, waaronder afpersing en diefstal

Op 6 februari 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2000, die zich schuldig heeft gemaakt aan zeven strafbare feiten, waaronder een mishandeling en zes vermogensdelicten. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een onderzoek op de terechtzitting op 23 januari 2018, waar de officier van justitie, mr. N.T.R.M. Franken, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.R. Jaarsma, hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdachte werd beschuldigd van onder andere afpersing met een nepwapen en verschillende diefstallen, waarbij geweld werd gebruikt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich op verschillende data schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en afpersing, waarbij hij samen met anderen handelde. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen, alsook de proces-verbaal van aangifte en verhoor, in haar overwegingen meegenomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen van de aanklacht, waar hij van werd vrijgesproken.

De rechtbank heeft rekening gehouden met de positieve ontwikkeling van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden en een werkstraf van 120 uren, met een proeftijd van één jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waarbij de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toewijsde en andere vorderingen niet-ontvankelijk verklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659505-16 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 6 februari 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren op 23 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. N.T.R.M. Franken, en van hetgeen verdachte en mr. A.R. Jaarsma, advocaat te Vinkeveen, alsmede de benadeelde partijen naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1: op 19 december 2015 te [woonplaats] zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en/of afpersing;
2: op 1 januari 2016 te [woonplaats] zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een telefoon;
3: primair: op 18 februari 2016 te [woonplaats] zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een telefoon;
3: subsidiair: op 18 februari 2016 te [woonplaats] zich schuldig heeft gemaakt aan heling van een telefoon;
4: op 18 maart 2016 te [woonplaats] zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het wegnemen van goederen uit een woning, waarbij de toegang tot de woning is verschaft door middel van insluiping;
5: primair: op 26 maart 2016 te [woonplaats] zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het wegnemen van goederen uit een woning, waarbij de toegang tot de woning is verschaft door middel van insluiping of een valse sleutel;
5: subsidiair: op 26 maart 2016 te [woonplaats] zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan het wegnemen van goederen uit een woning;
6: op 1 april 2016 te [naam gemeente] zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 10] ;
7: op 19 december 2015 te [woonplaats] een nabootsing van een pistool, te weten een veerdrukpistool, voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1, feit 2, feit 3 primair, feit 4, feit 5 primair, feit 6 en feit 7 wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie is van oordeel dat feit 1 dient te worden gekwalificeerd als afpersing. Ten aanzien van feit 4 heeft zij betoogd dat zij de insluiping niet bewezen acht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is het met de officier van justitie eens voor wat betreft de bewezenverklaring van feit 1, feit 2, feit 3 primair, feit 4, feit 6 en feit 7. De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 5 primair, aangezien verdachte niet in de woning aanwezig was toen de goederen werden weggenomen en er derhalve geen sprake kan zijn geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, waardoor medeplegen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Feit 5 subsidiair (medeplichtigheid) kan wel wettig en overtuigend worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
feit 1
Verdachte heeft het feit, voor zover bewezen, bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 januari 2018 [2] ;
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 20 december 2015 [3] ;
- het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] van 20 april 2016 [4] ;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [I] van 1 juni 2016 [5] .
feit 2
Verdachte heeft het feit, voor zover bewezen, bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 januari 2018 [6] ;
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] (mede namens [slachtoffer 3] ) van 4 januari 2016 [7] .
feit 3 primair
Verdachte heeft het feit, voor zover bewezen, bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 januari 2018 [8] ;
- het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 4] van 23 mei 2016 [9] .
feit 4
Verdachte heeft het feit, voor zover bewezen, bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 januari 2018 [10] ;
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] (mede namens [slachtoffer 6] ) van 28 april 2016 [11] ;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [I] van 1 juni 2016 [12] .
feit 5 primair
Verdachte heeft het feit, voor zover bewezen, bekend. De raadsman heeft het feitencomplex als zodanig niet weersproken, maar dicht verdachte hierin een andere rol toe dan de officier van justitie. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 januari 2018 [13] ;
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 7] (mede namens [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] ) van 26 maart 2015 [14] ;
- het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 7] van 2 mei 2016 [15] .
feit 6
Verdachte heeft het feit, voor zover bewezen, bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 januari 2018 [16] ;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte van 13 april 2016 [17] ;
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 10] van 2 april 2016 [18] ;
- een geschrift, te weten: een Geneeskundige verklaring, ingevuld door drs. [D] op 19 april 2016 [19] .
feit 7
Verdachte heeft het feit, voor zover bewezen, bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 januari 2018 [20] ;
- het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [C] , Medewerker Forensische Opsporing bij de politie Eenheid Midden-Nederland, op 20 mei 2016 [21] .
Bewijsoverwegingen
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1, feit 2, feit 3 primair, feit 4, feit 5 primair, feit 6 en feit 7 heeft begaan.
feit 1
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte (met zijn mededader) het slachtoffer heeft gedwongen tot afgifte van goederen, zodat er sprake is van afpersing en niet van diefstal met geweld.
feit 4
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsman, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de woning hebben verschaft door middel van insluiping. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
feit 5 primair
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte samen met zijn mededaders een vooropgezet plan had gemaakt om goederen uit de woning van [slachtoffer 7] weg te nemen. Verdachte en zijn mededaders hadden afgesproken dat verdachte [voornaam van slachtoffer 7] uit haar woning zou lokken en haar enige tijd af zou leiden, zodat zijn mededaders ongestoord goederen uit de woning zouden kunnen halen. Verdachte is in de week voorafgaand aan de diefstal al een keer in de woning van [voornaam van slachtoffer 7] gaan kijken om na te gaan of de woning wel of niet beveiligd was. Verdachte heeft voorts contact gehad met zijn mededaders op het moment dat zij in de woning van [voornaam van slachtoffer 7] aanwezig waren en verdachte en zijn mededaders hadden afgesproken dat zij de buit onder elkaar zouden verdelen. Gelet op al deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders, waardoor medeplegen wettig en overtuigend kan worden bewezen. Dat verdachte tijdens het wegnemen van de goederen zelf niet in de woning aanwezig is geweest, doet hier niet aan af.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op of omstreeks 19 december 2015 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, op de openbare weg, te weten op of in de buurt van de [straatnaam] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (mobiele) telefoon (Iphone 4S) en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, terwijl zijn gezicht bedekt was met een masker, althans een dergelijk gezichtsverhullend voorwerp, achter die [slachtoffer 1] is/zijn aangefietst en/of die [slachtoffer 1] (vervolgens) tot stoppen heeft/hebben gedwongen en/of (daarna) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: 'Maak je zakken leeg' en/of 'Telefoon ook'
en/of
op
of omstreeks19 december 2015 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] ,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,op de openbare weg, te weten op of in de buurt van de [straatnaam] , tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,met het oogmerk om zich en
/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een (mobiele) telefoon (iPhone 4S) en
/ofgeld,
in elk geval van enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan
naam[slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader
(s), althans alleen,terwijl
zijn/hun gezicht bedekt was met een masker,
althans een dergelijk gezichtsverhullend voorwerp,achter die [slachtoffer 1] is
/zijnaangefietst en
/ofdie [slachtoffer 1] (vervolgens) tot stoppen heeft
/hebbengedwongen en
/of(daarna) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] heeft
/hebbengericht en
/of(daarbij) tegen die [slachtoffer 1] heeft
/hebbengezegd: 'Maak je zakken leeg' en
/of'Telefoon ook';
2.
op
of omstreeks01 januari 2016 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] ,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, in/uit een woning gelegen aan de [adres] (toebehorend aan en
/ofbewoond door [slachtoffer 2] ) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (mobiele) telefoon (iPhone 6),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
Primair
op
of omstreeks18 februari 2016 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] ,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (mobiele) telefoon (iPhone 6),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 4]
en/of (diens moeder) [ benadeelde partij 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
4.
op
of omstreeks18 maart 2016 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] ,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in/uit een woning aan het [adres] heeft weggenomen een geldkistje en
/of (een kistje met
)kristallen,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geldkistje en/of (kistje met) kristallen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van insluiping;
5.
Primair
op
of omstreeks26 maart 2016
te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , althansin het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen een jas (merk Woolrich) en
/ofvier laptops en
/ofeen Ipad en
/ofeen Nintendo en
/ofeen fietsnavigatie (merk Garmin) en
/ofdiverse sieraden en
/ofautosleutels,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),waarbij
verdachte en/ofzijn mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft
en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van
braak/verbreking/insluiping
en/of door middel van (het gebruik van) een valse sleutel;
6.
op
of omstreeks01 april 2016 te [naam gemeente] ,
althans in het arrondissement Midden-Nederland,[slachtoffer 10] meermalen opzettelijk
op/tegen het gezicht,
althans op/tegen het hoofdheeft gestompt/geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 10] letsel heeft bekomen en
/ ofpijn heeft ondervonden;
7.
op
of omstreeks19 december 2015 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] ,
althans in het arrondissement Midden-Nederland, (een
)wapen
(s
)van categorie I onder 7°, te weten
(een
)nabootsing
(en)van
(een
)pistool, te weten een veerdrukpistool, dat
/diedoor zijn
/hunvorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde
(n)met
(een
)vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 1, feit 2, feit 3 primair, feit 4, feit 5 primair, feit 6 en feit 7 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:

1. afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

2. diefstal;

3 primair. diefstal door twee of meer verenigde personen;

4. diefstal door twee of meer verenigde personen;

5 primair. diefstal door twee of meer verenigde personen;

6. mishandeling;

7. handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte is in juli 2016 door drs. V.Y. Vuurmans, psycholoog, een Pro Justitia rapport naar aanleiding van psychologisch onderzoek opgemaakt. Uit dit rapport blijkt dat bij verdachte sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Verdachte werd omschreven als een nog niet helemaal uitgerijpte jongen, die vergeleken met leeftijdsgenoten erg impulsief was en veel behoefte had aan het zoeken van spanning, waarbij middelenmisbruik drempelverlagend heeft gewerkt. Tijdens het plegen van de tenlastegelegde feiten was verdachte zich mogelijk wel bewust van het feit dat zijn handelen maatschappelijk ontoelaatbaar was, maar hij werd gedreven door directe behoeftebevrediging voor verdovende middelen en zijn grote behoefte aan spanning. Geadviseerd wordt daarom het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank is gelet op deze conclusie van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie voor de duur van 3 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- een werkstraf voor de duur van 120 uren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen jeugddetentie.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd bij vonnis het reeds geschorste bevel tot
voorlopige hechtenis op te heffen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat hij de door de officier van justitie geëiste werkstraf een redelijk voorstel vindt, maar dat een voorwaardelijke jeugddetentie thans geen redelijk doel meer dient.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een straatroof, meerdere diefstallen, een mishandeling en verboden wapenbezit. Verdachte heeft samen met een ander onder bedreiging van een pistool en met een masker op een leeftijdsgenoot gedwongen zijn telefoon af te geven en heeft daarnaast meerdere telefoons gestolen van klas- en leeftijdsgenoten. Ook is hij tweemaal betrokken geweest bij diefstal uit een woning, waarbij hij eenmaal zelfs een vriendin van hem uit haar woning heeft weggelokt, zodat zijn vrienden ongestoord goederen uit haar woning weg konden nemen. Verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen financieel gewin en zucht naar spanning zonder er bij stil te staan dat slachtoffers van delicten als deze nog geruime tijd kunnen lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen hen is aangedaan. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij op zeer beangstigende wijze onder bedreiging van een wapen en met een masker op een leeftijdsgenoot heeft afgeperst. Voorts heeft hij gestolen van een vriendin en van zijn klas- en leeftijdsgenoten en op deze manier hun vertrouwen ernstig heeft beschaamd. De rechtbank rekent het verdachte ook zwaar aan dat hij een leeftijdsgenoot zonder enige aanleiding tweemaal hard heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft opgelopen. Dit soort delicten zorgt voor gevoelens van onveiligheid voor de slachtoffers en de maatschappij in het algemeen. Uit de verklaring van verschillende slachtoffers blijkt dat zij nog steeds de nadelige gevolgen ondervinden van de gepleegde feiten, waaronder gevoelens van angst en wantrouwen.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor minderjarigen gaan voor een straatroof uit van een werkstraf voor de duur van 60 uren, dan wel (dienovereenkomstige) jeugddetentie. Bedreiging met een wapen geldt als een strafverzwarende omstandigheid, evenals het georganiseerde karakter van de groep. Voor een diefstal van een telefoon wordt uitgegaan van een werkstraf voor de duur van 30 uren en voor diefstal uit een woning geldt een werkstraf van 120 uren, dan wel
(dienovereenkomstige) jeugddetentie. Voor een mishandeling, waarbij meerdere klappen worden uitgedeeld, wordt een werkstraf voor de duur van 40 uur vermeld. Voor het voorhanden hebben van een (nep)wapen wordt uitgegaan van een werkstraf van 30 uren, dan wel (dienovereenkomstige) jeugddetentie.
Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen (voorwaardelijke) vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank rekent verdachte het bewezenverklaarde enigszins verminderd toe en zal dit meewegen in de aan verdachte op te leggen straf. De rechtbank houdt daarnaast ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte rekening met:
  • een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 5 december 2017;
  • een Uitgebreid Advies van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 10 januari 2018, opgesteld door [E] ;
  • een rapportage van Samen Veilig Midden-Nederland d.d. 27 december 2017, opgesteld door [F] .
Uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten en ook na de tenlastegelegde feiten, die in een tijdsbestek van slechts enkele maanden zijn gepleegd, niet meer met justitie in aanraking is gekomen.
Uit het advies van de Raad voor de Kinderbescherming en de toelichting die de heer [G] hierop ter terechtzitting heeft gegeven, blijkt dat verdachte zich goed heeft gehouden aan de voorwaarden die hem in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn opgelegd. Verdachte heeft het afgelopen anderhalf jaar een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Hij is gestopt met blowen, heeft weer goed contact met zijn ouders, heeft zijn vmbo tl-diploma gehaald en volgt momenteel een opleiding die past bij zijn interesse en cognitieve mogelijkheden. Geadviseerd wordt om, gelet op de ernst van de feiten, een onvoorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Een onvoorwaardelijke jeugddetentie, gedragsinterventie of begeleiding door de jeugdreclassering is, gelet op het tijdversloop en de positieve ontwikkeling van verdachte, niet (meer) geïndiceerd.
Uit het rapport van Samen-Veilig Midden-Nederland en de toelichting die mevrouw
[H] hierop ter terechtzitting heeft gegeven, blijkt dat verdachte het afgelopen anderhalf jaar op een positieve manier aan zijn toekomst heeft gewerkt. Hij heeft zich altijd goed aan de afspraken en aan de gestelde voorwaarden gehouden en meegewerkt aan de begeleiding en hulpverlening. Verdachte heeft een behandeling bij [naam instelling] ondergaan en deze op een goede manier afgerond. Samen Veilig Midden-Nederland heeft zich aangesloten bij het advies van de Raad voor de Kinderbescherming en ziet geen toegevoegde waarde in het voortzetten van de maatregel Toezicht en Begeleiding.
De rechtbank is van oordeel dat de onderhavige strafzaak gedurende een lange periode zonder duidelijke verklaring en zonder dat hiervoor een verwijt kan worden gemaakt aan de verdachte, heeft gewacht op agendering op een zitting. De rechtbank is van oordeel dat het tijdsverloop, zeker in aanmerking genomen de jeugdige leeftijd van de verdachte toen hij de feiten beging, zodanig is dat niet meer gezegd kan worden dat de behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn, in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De rechtbank zal de overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de strafmaat.
Verdachte heeft verantwoordelijkheid genomen voor wat hij heeft gedaan, laten blijken dat hij de ernst daarvan inziet, spijt betuigd en sindsdien een zeer positieve ontwikkeling doorgemaakt. Deze omstandigheden dienen naar het oordeel van de rechtbank te leiden tot een strafvermindering dan de straf die op grond van de oriëntatiepunten als uitgangpunt zou gelden.
De rechtbank acht gelet op de ernst van de feiten een jeugddetentie voor de duur van 3 maanden passend en geboden, maar zal deze – gelet op de overige omstandigheden – in geheel voorwaardelijke zin opleggen. Gelet op het tijdsverloop en het feit dat verdachte zich al anderhalf jaar goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden, volstaat hierbij een proeftijd voor de duur van 1 jaar. De rechtbank acht daarnaast een werkstraf voor de duur van 120 uren passend en geboden. De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal van de duur van de werkstraf worden afgetrokken.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
Vordering van [benadeelde partij 1] (namens [slachtoffer 1] )
[benadeelde partij 1] heeft zich namens [slachtoffer 1] als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.000,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft de toewijzing van het volledige bedrag gevorderd. De officier van justitie heeft gevorderd het bedrag hoofdelijk toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 750,00 aan immateriële schade. De vordering kan tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 19 december 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
De benadeelde partij zal in het resterende gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de vordering voor wat betreft dit gedeelte onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij heeft te kennen gegeven dat een deel van de vordering ziet op het feit dat hij graag wil dat de daders gestraft worden. De rechtbank merkt hierover op dat het toekennen van een vordering tot schadevergoeding in Nederland geen punitief karakter heeft. De benadeelde partij kan de vordering voor het resterende gedeelte deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.2
Vordering van [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.400,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, aangezien de schade niet ziet op het aan verdachte tenlastegelegde.
De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de gestelde schade geen betrekking heeft op de aan verdachte tenlastegelegde diefstal. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
9.3
Vordering van [ benadeelde partij 2] (namens [slachtoffer 4] )
[ benadeelde partij 2] heeft zich namens [slachtoffer 4] als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 600,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft de toewijzing van een bedrag van € 400,00 gevorderd, aangezien een los toestel ongeveer € 400,00 kost. De officier van justitie heeft gevorderd het bedrag hoofdelijk toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. Uit de factuur die de benadeelde partij als bijlage aan haar verzoek tot schadevergoeding heeft toegevoegd, blijkt dat zij maandelijks een bedrag van € 25,00 euro aan toestelkosten betaalt. Gelet op het feit dat het abonnement is afgesloten voor de duur van 24 maanden, bedraagt het totaalbedrag voor het toestel € 600,00. De vordering van de benadeelde partij zal dan ook geheel worden toegewezen. De vordering zal hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 18 februari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
9.4
Vordering van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6]
[slachtoffer 5] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 583,00. Dit bedrag bestaat uit € 250,00 aan materiële schade en € 333,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 tenlastegelegde. De benadeelde partij heeft ter zitting verklaard dat het klopt dat haar echtgenoot, [slachtoffer 6] , ook een vordering heeft ingediend die ziet op dezelfde schade, zodat kan worden volstaan met de beoordeling van haar vordering.
De officier van justitie heeft de toewijzing van een bedrag van € 250,00 euro gevorderd, te weten € 50,00 aan materiële schade en € 200,00 aan immateriële schade. Omdat de diefstal van de tablet niet aan verdachte ten laste is gelegd, dient de benadeelde partij in het gedeelte van de vordering dat ziet op die diefstal (€ 200,00) niet-ontvankelijk te worden verklaard. Gelet op het feit dat de gevraagde immateriële schade ziet op de gehele avond en het uit de hand lopen van het feest niet (alleen) aan verdachte kan worden toegerekend, acht de officier van justitie een bedrag van € 200,00 aan immateriële schade toewijsbaar. De officier van justitie heeft gevorderd het bedrag hoofdelijk toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 50,00 aan materiële schade. De vordering kan tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 18 maart 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
De benadeelde partij zal in het resterende gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de diefstal van de tablet niet aan verdachte is tenlastegelegd en uit de toelichting op de gevorderde immateriële schade daarnaast onvoldoende blijkt dat de door de benadeelde partij aangevoerde gevoelens specifiek zijn ontstaan door het aan verdachte tenlastegelegde. De benadeelde partij kan de vordering voor het resterende gedeelte deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.5
Vordering van [slachtoffer 10]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 350,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 6 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft de toewijzing van het volledige bedrag gevorderd, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 350,00 aan immateriële schade. De vordering van de benadeelde partij zal dan ook geheel worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 1 april 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36f, 47, 77a, 77g, , 77i, 77l, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 300, 310, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht
  • 13 en 55 van de Wet wapens en munitie
zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3 primair, feit 4, feit 5 primair, feit 6 en feit 7 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3 primair, feit 4, feit 5 primair, feit 6 en feit 7 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1, feit 2, feit 3 primair, feit 4, feit 5 primair, feit 6 en feit 7 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
geheel voorwaardelijke jeugddetentievoor de duur van
3 maanden;
- stelt daarbij een proeftijd van 1 jaar vast;
- stelt daarbij als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
werkstrafvoor de duur van
120 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 60 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren werkstraf per dag;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [benadeelde partij 1] (namens [slachtoffer 1] ) – feit 1
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 750,00;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 december 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het resterende gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 750,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 december 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door een jeugddetentie voor de duur van 1 dag. De toepassing van deze jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
Benadeelde partij [slachtoffer 2] – feit 2
- verklaart de benadeelde partij in haar vordering
niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts aan kan brengen bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [ benadeelde partij 2] (namens [slachtoffer 4] ) – feit 3
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 600,00;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 februari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 600,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 februari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door een jeugddetentie voor de duur van 1 dag. De toepassing van deze jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
Benadeelde partij [slachtoffer 5] – feit 4
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 50,00;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 maart 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het resterende gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 50,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 maart 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door een jeugddetentie voor de duur van 1 dag. De toepassing van deze jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
Benadeelde partij [slachtoffer 10] – feit 6
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 350,00;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 april 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat
€ 350,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 april 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door een jeugddetentie voor de duur van 1 dag. De toepassing van deze jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F. Koenis, voorzitter en tevens kinderrechter, mr. A.C. van den Boogaard, rechter, en mr. A.G. Bakker, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.Z. Schoppink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 februari 2018.
Bijlage: de (gewijzigde) tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 december 2015 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, op de openbare weg, te weten op of in de buurt van de [straatnaam] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (mobiele) telefoon (Iphone 4S) en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, terwijl zijn gezicht bedekt was met een masker, althans een dergelijk gezichtsverhullend voorwerp, achter die [slachtoffer 1] is/zijn aangefietst en/of die [slachtoffer 1] (vervolgens) tot stoppen heeft/hebben gedwongen en/of (daarna) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: 'Maak je zakken leeg' en/of 'Telefoon ook'
en/of
hij op of omstreeks 19 december 2015 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, op de openbare weg, te weten op of in de buurt van de [straatnaam] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een (mobiele) telefoon (Iphone 4S) en/of geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
naam [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, terwijl zijn/hun gezicht bedekt was met een masker, althans een dergelijk gezichtsverhullend voorwerp, achter die [slachtoffer 1] is/zijn aangefietst en/of die [slachtoffer 1] (vervolgens) tot stoppen heeft/hebben gedwongen en/of (daarna) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: 'Maak je zakken leeg' en/of 'Telefoon ook';
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 01 januari 2016 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, in/uit een woning gelegen aan de [adres] (toebehorend aan en/of bewoond door [slachtoffer 2] ) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (mobiele) telefoon (IPhone 6), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
3.
Primair
hij op of omstreeks 18 februari 2016 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (mobiele) telefoon (Iphone 6), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of (diens moeder) [ benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 18 februari 2016 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, een goed, te weten een (mobiele) telefoon (Iphone 6) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht.
4.
hij op of omstreeks 18 maart 2016 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan het [adres] heeft weggenomen een geldkistje en/of (een kistje met) kristallen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geldkistje en/of (kistje met) kristallen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van insluiping;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
5.
Primair
hij op of omstreeks 26 maart 2016 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen een jas (merk Woolrich) en/of vier laptops en/of een Ipad en/of een Nintendo en/of een fietsnavigatie (merk Garmin) en/of diverse sieraden en/of autosleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak/verbreking/insluiping en/of door middel van (het gebruik van) een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
dat [medeverdachte] , [A] en/of [B] , in ieder geval een of meer ander(en) dan verdachte, op of omstreeks 26 maart 2016 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen een jas (merk Woolrich) en/of vier laptops en/of een Ipad en/of een Nintendo en/of een fietsnavigatie (merk Garmin) en/of diverse sieraden en/of autosleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak/verbreking/insluiping en/of door middel van (het gebruik van) een valse sleutel, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door de bewoonster van die woning uit de woning weg te lokken;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 01 april 2016 te [naam gemeente] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 10] meermalen opzettelijk op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd heeft gestompt/geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 10] letsel heeft bekomen en / of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
7.
hij op of omstreeks 19 december 2015 te [woonplaats] , gemeente [naam gemeente] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten (een) nabootsing(en) van (een) pistool, te weten een veerdrukpistool, dat/die door zijn/hun vorm, afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 26 juli 2016 (032Hert), genummerd PL0900-2016111175Z, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 001 tot en met 213023. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van de zitting van 23 januari 2018.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , pagina 201005-201010.
4.Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , pagina 201013-201014.
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [I] , pagina 102055-102067.
6.Het proces-verbaal van de zitting van 23 januari 2018.
7.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , pagina 202004-202007.
8.Het proces-verbaal van de zitting van 23 januari 2018.
9.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 4] , pagina 205007-202009.
10.Het proces-verbaal van de zitting van 23 januari 2018.
11.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , pagina 206023-206025.
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [I] , pagina 102055-102067.
13.Het proces-verbaal van de zitting van 23 januari 2018.
14.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 7] , pagina 207006-207015.
15.Het proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 7] , pagina 2017024-207034.
16.Het proces-verbaal van de zitting van 23 januari 2018.
17.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 101025-101033.
18.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 10] , pagina 209005-209008.
19.Geneeskundige verklaring, pagina 209012.
20.Het proces-verbaal van de zitting van 23 januari 2018.
21.Het proces-verbaal van bevindingen door [C] , pagina 212006-212007.