ECLI:NL:RBMNE:2018:4478

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 augustus 2018
Publicatiedatum
19 september 2018
Zaaknummer
C/16/465757 / FA RK 18-4699
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proportionaliteit van de voorlopige machtiging in het kader van geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 augustus 2018 een beschikking gegeven inzake de voorlopige machtiging voor de betrokkene, die lijdt aan schizofrenie en een persoonlijkheidsstoornis. De officier van justitie had op 16 augustus 2018 verzocht om deze machtiging, omdat betrokkene zich niet houdt aan de rookregels binnen de instelling waar hij verblijft. De rechtbank heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken, waaronder een geneeskundige verklaring en het behandelplan. Betrokkene heeft ervoor gekozen om niet ter zitting aanwezig te zijn, en de rechtbank heeft geconcludeerd dat zij voldoende informatie had om een beslissing te nemen.

De raadsvrouw van betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, maar de behandelaar benadrukte de risico's van betrokkens rookgedrag, dat de veiligheid van de afdeling in gevaar brengt. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene al sinds 2011 in de instelling verblijft en dat zijn situatie weinig is veranderd. Ondanks zijn angstige en vriendelijke aard, vertoont hij ook rebels gedrag en is hij onoplettend. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de instelling alles heeft gedaan om betrokkene te laten conformeren aan de regels, maar dat dit niet is gelukt.

De rechtbank oordeelde dat de gevraagde rechterlijke machtiging gerechtvaardigd is, gezien de ernst van de situatie en de verantwoordelijkheden van de instelling voor de veiligheid van alle bewoners. De rechtbank verleent de voorlopige machtiging voor de duur van zes maanden, tot en met 28 februari 2019, en deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/465757 / FA RK 18-4699
BOPZ-nummer: 1000706
Voorlopige machtiging

Beschikking van 29 augustus 2018

op het verzoek van de officier van justitie van 16 augustus 2018 tot het verlenen van een voorlopige machtiging om het verblijf van:

[betrokkene],

geboren op [1947],
wonende en verblijvende te [woonplaats], [naam afdeling], [naam instelling],
bij [naam afdeling], [naam instelling] te [woonplaats] te doen voortduren.
De rechtbank heeft kennis genomen van de bij het verzoek overgelegde stukken, waaronder de op 6 augustus 2018 ondertekende en met redenen omklede geneeskundige verklaring als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ), alsmede de in artikel 37a van de Wet BOPZ bedoelde aantekeningen en het behandelingsplan en een verslag van de stand van uitvoering daarvan.
De rechtbank heeft gehoord:
- mr. M.I. Tonk, (waarnemend) raadsvrouw van betrokkene,
- dhr. F. Clignet, verpleegkundig specialist (hierna te noemen: de behandelaar).
Voorafgaand aan de zitting heeft de raadsvrouw meegedeeld dat betrokkene haar op voorhand heeft aangegeven niet bij de zitting aanwezig te willen zijn. De rechter is daarop naar betrokkene toegegaan. Betrokkene antwoordde niet op de vraag van de rechter of hij ter zitting aanwezig wilde zijn. Ook na langer aandringen kwam er geen reactie. Toen de raadsvrouw vervolgens nogmaals aan betrokkene vroeg of hij mee wilde komen, schudde hij met zijn hoofd. De rechtbank gaat er derhalve van uit dat betrokkene niet wenst te worden gehoord.
Door het horen van de hierboven genoemde personen, in samenhang met de overgelegde stukken, acht de rechtbank zich in voldoende mate voorgelicht.
De raadsvrouw heeft gepleit voor afwijzing van het verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging, omdat betrokkene het niet met het verzoek eens is. Met betrekking tot de beoordeling van de proportionaliteit van de maatregel refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
De behandelaar heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. Betrokkene brengt door zijn rookgedrag de afdeling in gevaar. Door de geestelijke stoornis en de eigenwijsheid van betrokkene is zijn leerbaarheid minimaal. Betrokkene stelt zichzelf centraal. De maatregelen die tot nu toe worden toegepast om het rookgedrag van betrokkene volgens de regels te laten plaatsvinden, bevinden zich op de grens van drang en dwang.

Beoordeling

Op grond van de overgelegde stukken en de door haar gehouden verhoren en verkregen inlichtingen is de rechtbank tot de overtuiging gekomen dat betrokkene gestoord is in zijn geestvermogens. Bij betrokkene is sprake van schizofrenie in combinatie met een persoonlijkheidsstoornis. In de samenvatting van de stand van zaken van uitvoering van het behandelplan van 6 augustus 2018 is vermeld dat bij betrokkene wordt gesproken over ernstige tekorten op het gebied van zelfzorg en sociaal functioneren. Het behandelplan van 6 augustus 2018 vermeldt onder meer dat betrokkene 24 uurszorg nodig heeft omdat hij niet voor zichzelf kan zorgen.
Betrokkene verblijft al sinds 2011 in de instelling en in zijn situatie lijkt weinig verandering te komen, waardoor zijn verblijf een min of meer permanent karakter heeft. Betrokkene heeft op zich geen enkele moeite met het verblijf binnen de instelling. In de stand van uitvoering van het behandelplan van 6 augustus 2018 wordt hij beschreven als een matig verzorgde angstige man die over het algemeen vriendelijk in contact is, het naar zijn zin heeft op de afdeling en niet weg wil, maar tegelijkertijd ook wat regelverbrekend en rebels gedrag laat zien. Hij is erg onoplettend en onverschillig.
Betrokkene wil zich niet conformeren aan de binnen de instelling geldende regels met betrekking tot het roken. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dan ook, dat de rechterlijke machtiging enkel en alleen wordt verzocht om op betrokkene de zogenaamde middelen en maatregelen toe te passen, teneinde zeker te stellen dat hij zich houdt aan de regel dat hij niet op zijn kamer mag roken.
Een rechterlijke machtiging is een zware maatregel die een ernstige inbreuk maakt op de persoonlijke vrijheid. Daar staat tegenover dat de instelling verantwoordelijk is voor de veiligheid van niet alleen betrokkene zelf, maar ook van al diegenen, die zich op enig moment binnen de instelling bevinden. Gebleken is dat de discussie tussen de instelling en betrokkene over diens rookgedrag al jaren bestaat, dat er enkele jaren geleden al een keer brand is ontstaan in de prullenbak op betrokkenes kamer, dat betrokkene zich niet bewust is van het brandgevaar dat hij mogelijk veroorzaakt, dan wel niet genegen is daarmee rekening te houden. Betrokkene wil zich niet conformeren aan de regel dat hij niet op zijn kamer mag roken en heeft er meermalen blijk van gegeven deze regel met voeten te treden. Het enkele verzoek om zijn sigaret te doven als hij in zijn kamer rokende werd aangetroffen bleek onvoldoende, waardoor de instelling er uiteindelijk in 2015 toe overging om – als hij weer op zijn kamer rookte - betrokkenes rookwaar voor drie uur in te nemen en hem zijn kamersleutel tijdelijk in te laten leveren, omdat hij dan niet naar zijn kamer mocht om alsnog nieuwe rookwaar te pakken.
Dit leek te werken, maar na verloop van tijd bleek dat hij door middel van een reservesleutel deze regel had weten te ontduiken. Toen de instelling hier uiteindelijk achter kwam en bij een nieuwe confrontatie met betrokkene naar aanleiding van roken op zijn kamer wederom stuitte op onwil van betrokkene om zijn sleutel in te leveren is besloten om over te gaan tot het aanvragen van een rechterlijke machtiging.
Alles overziende acht de rechtbank aannemelijk dat de instelling er alles aan heeft gedaan om betrokkene op andere gedachten, althans tot ander gedrag, te brengen.
De rechtbank heeft bij dit oordeel mede betrokken de omstandigheid dat de beperking van de vrijheid die de instelling met de rechterlijke machtiging beoogt te realiseren tamelijk gering is en er ruimschoots voorzien is in een alternatief: betrokkene kan niet alleen buiten de instelling roken, maar ook in de speciale rookkamer en in zogenaamde rookcellen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het verlenen van een voorlopige machtiging in dit geval gerechtvaardigd is.
De rechtbank
verleentde voorlopige machtiging om het verblijf van betrokkene in bij [naam afdeling], [naam instelling] te [woonplaats] of in een ander psychiatrisch ziekenhuis te doen voortduren, met ingang van 29 augustus 2018 tot en met 28 februari 2019.
Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.J.G. van Osta, rechter, in bijzijn van
mr. M.J.W. Rietveld als griffier, uitgesproken op 29 augustus 2018 en schriftelijk uitgewerkt op 19 september 2018.