In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 augustus 2018 een beschikking gegeven inzake de voorlopige machtiging voor de betrokkene, die lijdt aan schizofrenie en een persoonlijkheidsstoornis. De officier van justitie had op 16 augustus 2018 verzocht om deze machtiging, omdat betrokkene zich niet houdt aan de rookregels binnen de instelling waar hij verblijft. De rechtbank heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken, waaronder een geneeskundige verklaring en het behandelplan. Betrokkene heeft ervoor gekozen om niet ter zitting aanwezig te zijn, en de rechtbank heeft geconcludeerd dat zij voldoende informatie had om een beslissing te nemen.
De raadsvrouw van betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, maar de behandelaar benadrukte de risico's van betrokkens rookgedrag, dat de veiligheid van de afdeling in gevaar brengt. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene al sinds 2011 in de instelling verblijft en dat zijn situatie weinig is veranderd. Ondanks zijn angstige en vriendelijke aard, vertoont hij ook rebels gedrag en is hij onoplettend. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de instelling alles heeft gedaan om betrokkene te laten conformeren aan de regels, maar dat dit niet is gelukt.
De rechtbank oordeelde dat de gevraagde rechterlijke machtiging gerechtvaardigd is, gezien de ernst van de situatie en de verantwoordelijkheden van de instelling voor de veiligheid van alle bewoners. De rechtbank verleent de voorlopige machtiging voor de duur van zes maanden, tot en met 28 februari 2019, en deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.