Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling
[veroordeelde] ,
OVERWEGINGEN
BESLISSING
één maand.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 6 februari 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op een vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, opgelegd bij vonnis van 18 april 2014. De veroordeelde, geboren in 1984, had zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke straf waren verbonden. Tijdens de zitting op 23 januari 2018 werd duidelijk dat de veroordeelde sinds 3 mei 2014 onder toezicht stond van de reclassering, maar dat hij zich niet aan de meldplicht en het middelenverbod hield. De reclassering adviseerde om de voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen, omdat er geen gedragsverandering was opgetreden.
De officier van justitie vorderde de volledige tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, terwijl de raadsman betoogde dat de veroordeelde vooruitgang had geboekt tijdens zijn ISD-maatregel en dat het contraproductief zou zijn om de voorwaardelijke gevangenisstraf alsnog uit te voeren. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde zich niet aan de voorwaarden had gehouden en dat de reclassering geen mogelijkheden meer zag om toezicht te houden. Desondanks besloot de rechtbank om de vordering gedeeltelijk toe te wijzen, gezien het lange tijdsverloop en de omstandigheden van de veroordeelde. De rechtbank gelastte de tenuitvoerlegging van de straf voor een periode van één maand en wees de vordering voor het overige af.
De beslissing is genomen door de rechters A.M.M.E. Doekes-Beijnes, J.F. Haeck en H. den Haan, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De officier van justitie werd op de beslissing geïnformeerd, evenals de raadsman van de veroordeelde.