Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het vonnis van de kantonrechter van 23 mei 2018, waarin de zaak is verwezen naar de handelskamer van deze rechtbank;
- het exploot van Zilveren Kruis van 10 juli 2018 tot oproeping van [gedaagde] na de verwijzing en tot betekening van een akte vermeerdering van eis;
- de akte vermeerdering van eis van Zilveren Kruis.
2.De feiten
€ 44.358,84 te betalen, aan welk verzoek [gedaagde] niet heeft voldaan.
3.Het geschil
- € 44.358,84 aan hoofdsom;
- € 1.105,93 aan wettelijke rente berekend tot 13 oktober 2017;
- € 1.474,49 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
)van 15 december 2010 en doet daarnaast een beroep op het bepaalde in de wetsartikelen 6:248 BW in samenhang met 3:12 BW. Subsidiair verzoekt Zilveren Kruis de kantonrechter de gevolgen van de overeenkomst op grond van artikel 6:258 BW te wijzigen (onvoorziene omstandigheden). Gelet hierop dient [gedaagde] de voorschotten PGB terug te betalen, primair op grond van de wet (Regeling Persoonsgebonden budget AWBZ en artikel 4:57 Algemene wet bestuursrecht (Awb)) met een beroep op 6:248 en 3:12 BW. Subsidiair op grond van onverschuldigde betaling (artikel 6:212 BW) en uiterst subsidiair op grond van onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW). Zilveren Kruis maakt ook melding van ongerechtvaardigde verrijking. Zilveren Kruis stelt verder dat tegen de beschikkingen tot terugbetaling van PGB-voorschotten een bestuursrechtelijke rechtsgang heeft open gestaan waarvan [gedaagde] geen gebruik heeft gemaakt. Zij doet een beroep op de zogenoemde formele rechtskracht van deze besluiten, waardoor het de burgerlijke rechter niet vrij staat die besluiten te toetsen. Aldus Zilveren Kruis.
€ 60,- aan salaris gemachtigde (1 punt voor de conclusie van dupliek) en € 895,- aan griffierecht dat aan [gedaagde] in rekening is gebracht na verwijzing.