ECLI:NL:RBMNE:2018:4433

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 september 2018
Publicatiedatum
17 september 2018
Zaaknummer
466584 / HA RK 18-266
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wrakingsverzoek in strafzaak

Op 14 september 2018 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. V.M.A. Sinnige. Het verzoek tot wraking werd ingediend op 4 september 2018, naar aanleiding van een zitting in een strafzaak met parketnummer 16-121320-18. Tijdens deze zitting had de rechter het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen verklaard, waarna de verzoeker de zittingszaal verliet en aan de bode meedeelde dat hij de rechter ging wraken. Het schriftelijke verzoek volgde later.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek tot wraking niet tijdig was ingediend. Volgens artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan een wrakingsverzoek alleen worden gedaan vóór de einduitspraak. Aangezien de rechter al een beslissing had genomen over het tenlastegelegde feit, was het verzoek niet-ontvankelijk. De wrakingskamer heeft besloten om af te zien van een mondelinge behandeling, omdat de niet-ontvankelijkheid van het verzoek duidelijk was.

De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken en houdt in dat de verzoeker niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek tot wraking. De griffier is opgedragen om deze beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen, waaronder de gewraakte rechter en de voorzitter van de afdeling straf-, familie- en jeugdrecht. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 466584 / HA RK 18-266
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
14 september 2018
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft een verzoek ingediend tot wraking van mr. V.M.A. Sinnige (verder de rechter) in de zaak geregistreerd onder parketnummer 16-121320-18. Het verzoek is op 4 september 2018 schriftelijk ingediend bij de rechtbank Midden-Nederland.
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 512 Sv kan elk van de rechters die een zaak behandelen op
verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.2.
Voornoemde zaak is op 4 september 2018 ter zitting behandeld. De rechter heeft het onderzoek na de inhoudelijke behandeling gesloten en vervolgens mondeling uitspraak gedaan. Tijdens de uitspraak, nadat de rechter had uitgesproken dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend was bewezen, heeft verzoeker de zittingszaal verlaten. Het is de wrakingskamer ambtshalve bekend dat hij vervolgens de bode heeft meegedeeld dat hij de rechter ging wraken. Daarna is het schriftelijke wrakingsverzoek ontvangen.
2.3.
Het middel van wraking is toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die tegenover een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die daarover vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Een wrakingsverzoek kan daarom worden ingediend in elke stand van het geding, mits vóór de einduitspraak. Verzoeker heeft tijdens de mondelinge einduitspraakmelding gemaakt van een wraking. Het schriftelijke wrakingsverzoek is pas daarna ontvangen. Verzoeker lijkt in het schriftelijk wrakingsverzoek aan te voeren dat hij zijn wrakingsverzoek al tijdens de zitting (nog voordat hij was weggelopen) heeft gedaan, maar dit kan verder in het midden blijven: zodra de rechter door de uitspraak een einde aan het geding heeft gemaakt, bestaat niet langer de mogelijkheid tot wraking van de rechter. Het is voor de toepassing van deze regel niet vereist dat de volledige uitspraak al was gedaan, voldoende is dat de rechter op een onderdeel van de te nemen beslissing uitspraak had gedaan (terwijl de rest van haar uitspraak daarop gevolgd is). Blijkens het wrakingsverzoek was daarvan sprake, omdat verzoeker melding maakt van de beslissing van de rechter dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend was bewezen.
Verzoeker heeft zijn verzoek tot wraking gelet hierop niet tijdig gedaan. Het verzoek is derhalve niet-ontvankelijk.
2.4.
Op grond van deze kennelijke niet-ontvankelijkheid kan, overeenkomstig het
bepaalde in paragraaf 9.1, gelezen in samenhang met paragraaf 4 van het wrakingsprotocol van deze rechtbank, een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek achterwege blijven.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan
verzoeker, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling straf-, familie- en jeugdrecht en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.C. Hagedoorn, voorzitter, C.A. de Beaufort en
M.J. Slootweg als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. R. Dijkman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.