Overwegingen
1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
2. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten. Op 16 februari 2017 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het kappen van de bestaande randbeplanting (werk of werkzaamheden uitvoeren) ten behoeve van het plaatsen van een mestsilo en voor het plaatsen van een mestsilo (milieu) op het perceel, waarvan eiseres eigenaar is. Verweerder heeft de aanvraag en het ontwerpbesluit, waarbij een omgevingsvergunning wordt geweigerd, ter inzage gelegd. Eiseres heeft schriftelijk een zienswijze ingediend. Ook heeft zij de zienswijze ter plaatse op het perceel mondeling toegelicht op 14 augustus 2017.
3. Het bestreden besluit gaat over verweerders weigering een omgevingsvergunning te verlenen voor de activiteit werk of werkzaamheden uitvoeren (het kappen van de randbeplanting). De reden van de weigering is erin gelegen dat verweerder met het bij de aanvraag overgelegde beplantingsplan niet kan instemmen, omdat de voorgestelde uitvoering onevenredige afbreuk doet aan de landschappelijke waarden. Er is volgens verweerder onvoldoende kwalitatieve randbeplanting voor een goede landschappelijke inpassing van het perceel. Verweerder is daarom niet bereid om af te wijken van de ‘Beleidsregels randbeplanting buitengebied Zeewolde’ (Beleidsregels).
De activiteit milieu heeft verweerder bij de beoordeling buiten beschouwing gelaten nu er sprake is van blokkerende onderdelen en eiseres in het aanvraagformulier had aangegeven geen deelvergunning te willen ontvangen.
4. Eiseres voert - kort samengevat - aan dat de zogeheten maatwerkoplossing, zoals vermeld in de Beleidsregels, niet echt als maatwerkoplossing is aan te merken. In de praktijk blijkt dat er bijna geen ruimte is voor een voor de agrariër passende maatwerkoplossing. Door overal singels verplicht te stellen en maat- en vormgevingseisen te stellen, legt verweerder ten onrechte beperkingen op binnen de mogelijkheden van het bestemmingsplan. Zo geeft bijvoorbeeld een singelplan, zoals verweerder wenst, veel rendementsverlies van de zonnepanelen als gevolg van schaduw van en vervuiling door de bladeren. Ook houdt het beleid onvoldoende rekening met de voor de bedrijfsvoering noodzakelijke open ruimte en moet hij voor de door verweerder in het bestreden besluit voorgestelde oplossing dure cultuurgrond inleveren.
5. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Buitengebied Zeewolde 2016”. Vast staat dat de gronden ter plaatse van de te kappen randbeplanting de bestemming ‘agrarisch’ hebben. Op gronden met deze bestemming geldt op grond van artikel 3.6.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de regels van het bestemmingsplan een vergunningplicht voor het vellen en rooien van houtgewas deel uitmakend van de randbeplanting van agrarische percelen.
Op grond van artikel 3.6.3 kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden en archeologische waarden.
Ter voorkoming van onevenredige afbreuk aan de landschappelijke waarden is voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het vellen van de randbeplanting nieuwe randbeplanting nodig die voldoet aan de Beleidsregels. De Beleidsregels maken als bijlage deel uit van het bestemmingsplan.
In de Beleidsregels is opgenomen waar de randbeplanting aan moet voldoen. Gekozen kan worden uit drie standaardbeplantingsschema’s of een maatwerkoplossing. Als gekozen wordt voor één van de standaardschema’s vindt geen nadere afweging plaats met betrekking tot de randbeplanting. Bij de keuze voor een maatwerkoplossing vindt nog wel een nadere afweging plaats voordat definitief besloten wordt van het bestemmingsplan af te wijken.
6. Niet in geschil is dat voor het kappen van de bestaande randbeplanting ten behoeve van het plaatsen van een mestsilo op het perceel een omgevingsvergunning is vereist.
Tussen partijen staat in de kern ter discussie of verweerder de aangevraagde vergunning in redelijkheid heeft geweigerd, omdat het voorstel van eiseres met betrekking tot de nieuwe aanplanting niet voldoet aan de Beleidsregels en er bij verweerder geen bereidheid is om daarvan af te wijken.
7. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het voorstel van eiseres op meerdere punten niet voldoet aan de Beleidsregels. Om die reden heeft verweerder het voorstel niet voorgelegd aan Landschapsbeheer. Naar aanleiding van de aanvraag is wel een bezoek gebracht aan het perceel en zijn ter plaatse metingen verricht. Daaruit is gebleken dat de afstanden groter zijn dan op de situatietekening behorende bij de aanvraag zijn ingetekend, waardoor er meer ruimte zou moeten zijn voor randbeplanting.
Naar aanleiding van de metingen ter plaatse en het overleg met eiseres naar aanleiding van de zienswijzen heeft verweerder in overleg met Landschapsbeheer een maatwerkbeplantingsschema opgesteld voor de strook aan de zuid-oost zijde van het perceel (singel A). Voor de strook aan de zuid-west zijde van het perceel (singel B) is volgens verweerder voldoende ruimte om aan de minimale breedte van zes meter ten behoeve van de randbeplanting en daarmee aan de Beleidsregels te voldoen. Dit is in het bestreden besluit ook zo aangegeven. Indien eiseres een aangepast plan zou overleggen dat voldoet aan verweerders voorstel voor singel A en zij voor singel B voldoet aan de Beleidsregels, bestaat volgens verweerder de mogelijkheid om de situatie te vergunnen.
8. Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
9. Het betoog van eiseres dat verweerder niet de mogelijkheid biedt om tot een echte maatwerkoplossing te komen, zoals wel vermeld staat in de Beleidsregels, slaagt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet.
Vast staat dat het door eiseres voorgelegde beplantingsplan niet overeenkomt met de standaardschema’s uit de Beleidsregels. Indien een afwijkend schema - maatwerkoplossing - wordt voorgelegd, vindt altijd een nadere afweging plaats voordat definitief wordt besloten van het bestemmingsplan af te wijken. In dat kader is daarom het afwijkende beplantingsplan van eiseres conform de Beleidsregels beoordeeld door verweerder. Verweerder heeft vervolgens afdoende gemotiveerd waarom hij niet bereid is voor het door eiseres voorgestelde beplantingsplan af te wijken van de (standaardschema’s in de) Beleidsregels.
10. Anders dan eiseres, is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder zich op de Beleidsregels heeft mogen beroepen. Niet gebleken is dat de gevolgen van toepassing van de Beleidsregels, inclusief de maatwerkbepaling, voor eiseres zodanig onevenredig zijn, bijvoorbeeld wat betreft de kosten voor eiseres, dat verweerder dit achterwege had moeten laten. Daarbij komt dat verweerder aan eiseres met inachtneming van de opgemeten maatvoering en de beoordeling ter plaatse een maatwerkvoorstel heeft gedaan, waarbij niet alleen rekening is gehouden met de ruimte op het perceel maar ook met de zonnepanelen, door te kiezen voor meer struiken en minder bomen en een rij minder beplanting. Het is aan eiseres om daarmee akkoord te gaan.
11. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd dat de Beleidsregels aan het verlenen van de gevraagde omgevingsvergunning in de weg staan. De beroepsgrond slaagt dan ook niet.
12. Eiseres betoogt voorts dat sprake is van strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel. Er zijn in de omgeving agrarische bedrijven waar op de percelen met toestemming van verweerder wel maatwerk is toegepast ten aanzien van de singels en de beplanting. Eiseres legt ter onderbouwing foto’s over die ter zitting zijn besproken.
13. Anders dan eiseres heeft betoogd, is van een schending van het gelijkheidsbeginsel naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gebleken. Ter zitting zijn de door eiseres genoemde en getoonde situaties toegelicht door verweerder. Een groot deel van de genoemde percelen is ontwikkeld en uitgebreid onder het voorgaande bestemmingsplan en voordat het beleid is aangescherpt. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat de aanvragen waarop het geldende bestemmingsplan wel van toepassing is, worden beoordeeld zoals ook bij eiseres is gedaan en dat ten aanzien van (niet vergunde) afwijkingen handhavend zal worden opgetreden.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder met de ter zitting gegeven toelichting voldoende gemotiveerd dat van vergelijkbare gevallen geen sprake is. Eiseres heeft, hoewel dit op haar weg ligt, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat verweerder in vergelijkbare gevallen wel een omgevingsvergunning heeft verleend.
De beroepsgrond slaagt dan ook niet.
14. Het voorgaande betekent dat het beroep ongegrond is.
15. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.