ECLI:NL:RBMNE:2018:4354

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2018
Publicatiedatum
11 september 2018
Zaaknummer
659105-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht gepleegd met een minderjarige tegen betaling

Op 11 september 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 oktober 2016 in Rotterdam ontucht heeft gepleegd met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1986, heeft het feit bekend. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. D.M.A. van der Zwan, en de standpunten van de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. I. Saey. De tenlastelegging houdt in dat de verdachte tegen betaling seksuele handelingen heeft verricht met een minderjarige die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte, in overweging genomen en heeft geoordeeld dat het feit wettig en overtuigend bewezen is.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het plegen van ontucht met de minderjarige en heeft de strafbaarheid van het feit vastgesteld. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 60 dagen en een taakstraf van 200 uren geëist, terwijl de verdediging verzocht om een beperkte straf van 1 dag gevangenisstraf en een taakstraf van 100 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, hoewel hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest, zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig feit dat de bescherming van minderjarigen in gevaar brengt. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 dag en een taakstraf van 120 uren, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming de taakstraf kan worden omgezet in 60 dagen hechtenis.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659105-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 september 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres]
hierna: verdachte

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 augustus 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.M.A. van der Zwan en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. I. Saey, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 14 oktober 2016 te Rotterdam ontucht heeft gepleegd met [minderjarige], tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdachte en de verdediging
De verdachte heeft het feit bekend en de raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen [1] :
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 augustus 2018;
  • de bekennende verklaring van verdachte bij de politie op 20 januari 2017;
- de geboorteakte van [minderjarige]; [3]
- een proces-verbaal van digitaal onderzoek. [4]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 14 oktober 2016 te Rotterdam ontucht heeft gepleegd met [minderjarige], geboren op [2000] die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt door
- zijn, verdachtes, penis in de mond van voornoemde [minderjarige] te brengen en te houden en/of die [minderjarige] zijn penis in haar mond te laten nemen en
- zijn penis in de vagina van die [minderjarige] te duwen en te brengen en
- de billen van die [minderjarige] te betasten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien maar nog niet van achttien jaren heeft bereikt.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 60 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 59 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren,
- een taakstraf van 200 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 100 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de straf te beperken tot 1 dag gevangenisstraf en een taakstraf voor de duur van 100 uren of aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het tegen betaling hebben van seks met een minderjarig meisje. Daarbij is ook sprake geweest van seksueel binnendringen van het lichaam van de minderjarige. Verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van jeugdprostitutie. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Dat verdachte – zoals hij heeft verklaard – heeft gedacht dat het meisje meerderjarig was omdat zij er als een 19-20 jarige uitzag, doet aan de strafrechtelijke verwijtbaarheid in het geheel niet af. Verdachte heeft nagelaten zich ervan te vergewissen dat het meisje meerderjarig was en heeft gemeend te kunnen en mogen volstaan met het enkel vertrouwen op zijn inschattingsvermogen dienaangaande. Het hebben van seks met een minderjarige tegen betaling is strafbaar gesteld in artikel 248b van het Wetboek van Strafrecht. Deze strafbaarstelling strekt ertoe minderjarigen te beschermen. Zij moeten kunnen opgroeien in een omgeving waar zij zich veilig kunnen ontwikkelen, ook op seksueel gebied. Gezien hun jeugdige leeftijd kan van hen niet worden verwacht dat zij zelf voldoende in staat zijn hun seksuele integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank kennis genomen van een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 9 juli 2018 waaruit blijkt verdachte nooit voor enig strafbaar feit is veroordeeld. Met betrekking tot zijn persoonlijke omstandigheden heeft verdachte ter zitting naar voren gebracht dat de onderhavige zaak grote impact heeft gehad op zijn leven. Zo heeft verdachte zijn werk in de beveiligingsbranche moeten opgeven en heeft hij werk moeten zoeken in een andere branche. Hierdoor heeft hij aanzienlijke financiële problemen ondervonden.
De straf
Voor ontucht met een jeugdprostituee is de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel het uitgangspunt. De rechtbank vindt die strafoplegging in elk geval aangewezen als verdachte welbewust ontucht met een minderjarige wilde plegen. De rechtbank houdt er in het voordeel van verdachte rekening mee dat van zo’n geval in deze zaak niet is gebleken. Verdachte reageerde met het oog op het maken van een seksafspraak op een advertentie op een legale website. Zonder ook maar iets af te doen aan de ernst van het strafbare feit en de daaraan verbonden risico’s en gevolgen daarvan voor de minderjarige, is het verwijt dat verdachte kan worden gemaakt – in het bijzonder het feit dat hij zich niet heeft ingespannen om de leeftijd van aangeefster te achterhalen – minder zwaar dan in het geval waarin aannemelijk is geworden dat het vizier uitdrukkelijk gericht is geweest op het aspect van die minderjarigheid of de bekendheid daarmee kan worden aangenomen.
Daarnaast weegt de rechtbank mee dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest en dat de zaak een grote impact heeft gehad op zijn persoonlijk leven. Voorts stelt de rechtbank vast dat het openbaar ministerie onwenselijk lang heeft gewacht met het aanbrengen van de onderhavige strafzaak met het oog op de behandeling daarvan door de rechtbank. Hoewel de redelijke termijn waarbinnen de berechting behoort te geschieden niet is overschreden, ziet de rechtbank in het met dit lange verloop van tijd sinds de datum waarop de verdachte door de politie is gehoord aanleiding om daarmee bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte rekening te houden. Tot slot weegt de rechtbank mee dat verdachte van meet af aan opening van zaken heeft gegeven met betrekking tot het ten laste gelegde.
Gelet op deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke en/of voorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële duur niet aangewezen. De rechtbank is in overeenstemming met uitspraken in vergelijkbare zaken van oordeel dat een taakstraf het meest passend is. Op grond van het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht is deze strafmodaliteit voor jeugdprostitutie echter niet mogelijk. Artikel 22b van dat wetboek beperkt de rechterlijke straftoemetingsvrijheid in zoverre dat voor het onderhavige misdrijf niet kan worden bestraft met enkel een taakstraf. Daarom zal de rechtbank kiezen voor een in haar ogen minder bevredigende oplossing, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van één dag in combinatie met een taakstraf. Tegen een dergelijk gecombineerde straf verzet artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht zich niet.
De rechtbank acht gelet op al het voorgaande een gevangenisstraf voor de duur van één dag passend en geboden met daarbij een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d en 248b van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
1 dag;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Veldhuisen, voorzitter, mrs. H. den Haan en
H.B.W. Beekman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 september 2018.
Mr. Den Haan is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 oktober 2016 te Rotterdam ontucht heeft gepleegd met [minderjarige], geboren op [2000] die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of meer seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt
door
- zijn, verdachtes, penis in de mond van voornoemde [minderjarige] te brengen en/of te houden en/of die [minderjarige] zijn penis in haar mond te laten nemen en/of
- zijn penis in de vagina van die [minderjarige] te duwen en/of te brengen en/of
- de billen van die [minderjarige] te betasten.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 december 2016, 2 januari 2017, 31 januari 2017 en 24 februari 2017, genummerd 2016323245, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 462. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Pagina 280 tot en met 291.
3.Pagina 49.
4.Pagina 328 tot en met 331.