ECLI:NL:RBMNE:2018:4349

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 augustus 2018
Publicatiedatum
11 september 2018
Zaaknummer
C/16/461108 / KG ZA 18-320
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van beslag op uitkering en vaststelling van beslagvrije voet

In deze zaak heeft eiseres, wonende in Turkije, een kort geding aangespannen tegen de rechtspersonen WIL en de gemeente Nieuwegein. Eiseres ontving een remigratie-uitkering van de SVB, maar sinds februari 2018 is er beslag gelegd op deze uitkering door WIL vanwege een schuld. Eiseres stelt dat WIL geen rekening heeft gehouden met een beslagvrije voet, wat haar recht op een deel van de uitkering zou schenden. Eiseres vordert de opheffing van het beslag en terugbetaling van de geïncasseerde bedragen.

De voorzieningenrechter heeft de bevoegdheid om de vordering te beoordelen, ondanks dat WIL aanvoert dat dit aan de kantonrechter toekomt. De voorzieningenrechter oordeelt dat er een spoedeisend belang is, aangezien het beslag op de uitkering van eiseres ligt. Echter, de rechter concludeert dat er onvoldoende bewijs is geleverd door eiseres om aan te tonen dat zij geen andere middelen van bestaan heeft dan de remigratie-uitkering. WIL heeft betwist dat eiseres haar financiële situatie voldoende heeft onderbouwd.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van eiseres afgewezen, onder meer omdat zij sinds februari 2018 de mogelijkheid had om een verzoekschriftprocedure te starten bij de kantonrechter voor het vaststellen van een beslagvrije voet. Eiseres is veroordeeld in de proceskosten van WIL en de gemeente Nieuwegein, waarbij de kosten van de gemeente op nihil zijn begroot en die van WIL op € 1.442,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/461108 / KG ZA 18-320
Vonnis in kort geding van 22 augustus 2018
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] (Turkije),
eiseres,
advocaat mr. A.P. van Stralen te Utrecht,
tegen
rechtspersoon
DE GEMEENTE NIEUWEGEIN,
kantoorhoudende te Nieuwegein,
gedaagde,
niet verschenen,
en
rechtspersoon
HET DAGELIJKS BESTUUR WERK EN INKOMEN LEKSTROOM,
gevestigd te Nieuwegein,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [A] en [B] .
Partijen zullen hierna [eiseres] , gemeente Nieuwegein en WIL genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de nagekomen productie van [eiseres]
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van WIL.
1.2.
Daarna is de datum voor deze uitspraak bepaald.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1.
[eiseres] woont in Turkije. Zij ontving van de SVB een remigratie-uitkering van netto € 416,06 per maand. Begin 2018 heeft WIL beslag laten leggen op de uitkering van [eiseres] omdat zij een schuld bij WIL heeft. WIL heeft geen rekening gehouden met een beslagvrije voet. [eiseres] ontvangt daardoor sinds februari 2018 geen uitkering meer.
2.2.
[eiseres] is van mening dat WIL een beslagvrije voet moet hanteren. Zij vindt het onrechtmatig dat WIL dat niet doet (en niet heeft gedaan). [eiseres] stelt dat de van toepassing zijnde beslagvrije voet méér zou bedragen dan het maandelijkse bedrag aan remigratie-uitkering waar zij recht op heeft, zodat het hanteren van een beslagvrije voet zou betekenen dat zij haar volledige uitkering weer zou ontvangen.
2.3.
[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter het beslag opheft en dat WIL de inmiddels via het beslag geïncasseerde bedragen terugbetaalt op straffe van een dwangsom.
2.4.
De gemeente Nieuwegein is niet op de mondelinge behandeling verschenen. [eiseres] heeft haar eis tegen de gemeente Nieuwegein ingetrokken.
2.5.
Er is dus alleen (nog) een geschil tussen [eiseres] en WIL. Het is wat dat geschil betreft allereerst de vraag of de voorzieningenrechter bevoegd is de vordering van [eiseres] te beoordelen. WIL vindt van niet. Zij voert aan dat de vordering van [eiseres] neerkomt op een verzoek tot het vaststellen van een beslagvrije voet op grond van artikel 475e Rv. Dat artikel bepaalt dat de bevoegdheid om een beslagvrije voet vast te stellen toekomt aan de kantonrechter. Volgens WIL betekent dat, dat de voorzieningenrechter de vorderingen van [eiseres] niet kan beoordelen. De voorzieningenrechter is dat niet met WIL eens. Dat het aan de kantonrechter, als bodemrechter, is om een beslagvrije voet vast te stellen, betekent niet dat de voorzieningenrechter geen mogelijkheid heeft om een voorlopig oordeel uit te spreken in zaken met een spoedeisend belang. Vooruitlopend op het oordeel van de bodemrechter (in dit geval dus de kantonrechter), kan een ordemaatregel worden getroffen als de zaak daar om vraagt. [eiseres] heeft een spoedeisend belang. Dat volgt uit het feit dat er beslag ligt op haar uitkering. De voorzieningenrechter kan haar vordering dus beoordelen.
2.6.
Hoewel een ordemaatregel kan worden getroffen als de zaak daar om vraagt, dient wel met terughoudendheid van deze mogelijkheid gebruik te worden gemaakt. Er kan alleen op het oordeel van de bodemrechter worden vooruitgelopen als in hoge mate aannemelijk is dat de kantonrechter in een artikel 475e Rv-procedure tot de conclusie zal komen dat een beslagvrije voet moet worden vastgesteld voor de hoogte van € 416,06 (of een deel daarvan).
2.7.
Artikel 475e Rv bepaalt dat er geen beslagvrije voet geldt voor vorderingen van een schuldenaar die buiten Nederland woont. Dat geldt
tenzijde schuldenaar aantoont dat hij buiten deze vorderingen onvoldoende middelen van bestaan heeft. [eiseres] heeft aangevoerd dat zij behalve de remigratie-uitkering geen middelen van bestaan heeft. Om dit te onderbouwen heeft zij een (vanuit het Turks vertaald) bankafschrift overgelegd betreffende de periode oktober 2017 tot en met januari 2018. Ook heeft [eiseres] een verklaring overgelegd van de gemeente [woonplaats] (waar zij woont), waaruit volgens haar blijkt dat zij geen inkomen in Turkije geniet.
2.8.
Volgens WIL heeft [eiseres] daarmee niet aangetoond dat zij geen andere middelen van bestaan heeft dan haar uitkering. WIL voert aan dat de bankafschriften niet zijn gewaarmerkt door de AKBANK, dat de verklaring van de gemeente niet is goedgekeurd door de belastingdienst in Turkije, dat [eiseres] geen belastingverklaring heeft overgelegd en dat [eiseres] geen (tapu)verklaring van het hypotheekkantoor heeft overgelegd waaruit blijkt dat [eiseres] geen grond of vermogen bezit. Daar komt volgens WIL nog bij dat [eiseres] geen enkel inzicht heeft gegeven in haar uitgavepatroon in Turkije en dat zij niet heeft aangetoond wat haar vaste lasten zijn.
2.9.
Uit het verweer van WIL volgt dat er nog veel onduidelijkheden (kunnen) bestaan over de financiële situatie van [eiseres] . Dat betekent dat de voorzieningenrechter niet met een hoge mate van aannemelijkheid kan aannemen dat de kantonrechter een beslagvrije voet zal vaststellen en wat de hoogte van die (eventuele) beslagvrije voet zal zijn. De voorzieningenrechter kan dus ook niet vooruitlopen op het oordeel van de kantonrechter. Dat betekent dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen.
2.10.
In dit oordeel is ook meegewogen dat [eiseres] vanaf februari 2018 geen remigratie-uitkering meer ontvangt. Zij heeft dus al sinds februari 2018 de mogelijkheid om een verzoekschriftprocedure te starten bij de kantonrechter en, door voldoende inzage te geven in haar persoonlijke financiële situatie, een definitieve beslagvrije voet te laten vaststellen. Dat zij dit niet heeft gedaan weegt in deze kortgedingprocedure mee in haar nadeel.
2.11.
[eiseres] zal worden veroordeeld in de proceskosten van zowel WIL als de gemeente Nieuwegein. Wat gemeente Nieuwegein betreft worden die kosten begroot op nihil. De proceskosten van WIL worden begroot op € 1.442,00 (€ 626,00 aan griffierecht en € 816,00 aan salaris gemachtigde).

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van WIL, tot op heden begroot op € 1.442,00;
3.3.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van Gemeente Nieuwegein, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2018. [1]

Voetnoten

1.type: RV (4877)