ECLI:NL:RBMNE:2018:4312

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 september 2018
Publicatiedatum
6 september 2018
Zaaknummer
659217-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door twee of meer verenigde personen met braak en inklimming

Op 5 september 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2000 in Frankrijk, die samen met zijn moeder beschuldigd werd van inbraak. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar een inbraak op 17 maart 2018 in een woning en schoonheidssalon in [plaatsnaam]. De verdachte werd beschuldigd van het stelen van geldbedragen uit deze locaties door middel van braak en inklimming. Tijdens de zittingen op 20 juni en 22 augustus 2018 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte het eerste feit wettig en overtuigend bewezen, terwijl het tweede feit niet bewezen kon worden. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 5 maanden op, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, en bepaalde dat de tijd in voorlopige hechtenis in mindering zou worden gebracht. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat niet duidelijk was wie de schade had geleden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659217-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 september 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] (Frankrijk),
wonende te [adres] , [woonplaats] (Frankrijk).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 juni 2018 en 22 augustus 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. R.B.J.G. Baggen, advocaat te Arnhem, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
op 17 maart 2018 te [plaatsnaam] , samen met een ander, uit een woning en/of schoonheidssalon aan de [adres] een geldbedrag tussen de 300 en 500 euro toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of de vriendin van [slachtoffer 1] heeft gestolen door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
feit 2:
op 17 maart 2018 te Ermelo, samen met een ander, uit een woning aan het [adres] een geldbedrag van 580 euro toebehorende aan [slachtoffer 2] heeft gestolen door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot het ten laste gelegde geldbedrag heeft de raadsman naar voren gebracht dat in de vordering van de benadeelde partij is opgenomen dat er een bedrag van € 220,- is weggenomen en verzoekt de rechtbank aansluiting te zoeken bij dit geldbedrag. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
feit 1:
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van een inbraak op 17 maart 2018 in de woning van zijn vader aan de [adres] te [plaatsnaam] waar hij met zijn vriendin woont. De vriendin van aangever heeft op de eerste etage van de woning een schoonheidssalon. Op 17 maart 2018 om 11.19.10 uur heeft aangever het erf verlaten met de tractor en ontving omstreeks 11.32.57 uur een melding op zijn telefoon van zijn op de toerit van het erf geplaatste verklikker. Deze verklikker geeft een signaal als het erf betreden wordt en staat in contact met het camerasysteem dat videofragmenten doorstuurt naar de telefoon van aangever. Op de beelden van deze camera zag hij een persoon, vermoedelijk een vrouw, het erf op lopen. Om 11.37.46 uur kreeg aangever wederom een melding van de verklikker op zijn telefoon. Hij zag nu een tweede persoon, qua postuur en voorkomen vermoedelijk een man, het erf op komen lopen. Aangever is daarop weer naar huis gereden en kwam daar om 11.41.03 uur aan. Hij zag twee personen door een raam uit zijn woning klimmen. Toen hij deze personen aanriep zijn ze weggerend. Hierop heeft aangever de politie in kennis gesteld en is hij met zijn auto achter deze personen aangereden. Aangever zag dat de man en de vrouw instapten bij een bordeauxrode Ford Station met een Nederlands kenteken. Aangever heeft de auto gevolgd. Ter hoogte van de [straatnaam] en de [straatnaam] zag aangever dat de man en de vrouw uit de auto stapten en het bos zijn in gerend. De politie was ondertussen ter plaatse en heeft twee personen aangehouden. Aangever herkende deze personen als de personen die zijn erf waren afgerend. Thuisgekomen zag aangever dat het slaapkamerraam was opengebroken, omdat hij moeten zag in het kozijn. Op de eerste etage, in de salon van de vriendin van aangever, bleek papier- en muntgeld verdwenen te zijn. [2]
Uit het sporenonderzoek is gebleken dat in de sluitnaad van het raam enkele indruksporen zaten die gezien de vorm en afmetingen vermoedelijk zijn gezet middels een sleufkopschroevendraaier. [3] Op foto 8 en foto 9 zijn de moeten in het kozijn zichtbaar. [4]
Bij de insluitingsfouillering van verdachte bleek dat hij onder zijn zwarte joggingbroek een lange blauwe broek droeg. Tussen deze twee broeken zat een grote hoeveelheid papiergeld. [5]
Verdachte heeft ter zitting van 22 augustus 2018 verklaard dat hij samen met zijn moeder, medeverdachte [medeverdachte] , boven in de woning is geweest en een geldbedrag heeft weggenomen.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 17 maart 2018 uit de woning en schoonheidssalon aan de [adres] te [plaatsnaam] samen met medeverdachte [medeverdachte] een geldbedrag heeft weggenomen uit de schoonheidssalon van de vriendin van aangever waarbij hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming. Hoewel verdachte heeft verklaard dat het raam al openstond en hij niets kapot heeft gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat uit de aangifte en het sporenonderzoek blijkt dat het slaapkamerraam is geforceerd en dat ook de bestanddelen braak en inklimming bewezen kunnen worden verklaard.
feit 2:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:
op 17 maart 2018 te [plaatsnaam] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit de woning en de schoonheidssalon gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een geldbedrag toebehorende aan de vriendin van [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feit 1:
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat voor een inbraak in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden geïndiceerd is en dat gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 96 dagen, daarom meer dan voldoende is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met zijn moeder schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Woninginbraken maken een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, die zich daardoor veelal niet meer veilig voelen in hun eigen woning. Dergelijke strafbare feiten dragen bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Verdachte heeft verklaard dat hij in maart samen met zijn familie vanuit Frankrijk liftend naar Nederland is gekomen om op een camping op vakantie te gaan. Verdachte wist niet naar welke plaats of camping, maar dat ze in ieder geval naar het zwembad zouden gaan en jointjes gingen roken. De rechtbank acht deze verklaring zeer onaannemelijk. De rechtbank meent dat verdachte en zijn familie naar Nederland zijn afgereisd met geen ander doel dan vermogensdelicten te plegen hier te lande. Dat beeld wordt ondersteund door de justitiële documentatie betreffende verdachte van 12 juli 2108 waaruit blijkt dat verdachte eerder in 2015 een transactie heeft gehad voor zakkenrollerij in de provincie Limburg.
Gelet op de hiervoor beschreven aard en ernst van het feit kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het binnen de Rechtspraak gehouden Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht gaan voor een
first offendervan een woninginbraak uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, waarbij het strafverzwarend is als een woninginbraak plaatsvindt in een samenwerkingsverband. Bij de strafoplegging zal de rechtbank rekening houden met dit uitgangspunt.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging ook rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte en de gezinsstructuur waarin verdachte leeft. De rechtbank acht daarom een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.

9.BESLAG

Teruggave aan de rechthebbenden
De rechtbank zal teruggave gelasten van het in beslag genomen voorwerp, te weten:
- een geldbedrag van 385 euro bestaande uit 5 biljetten van 50 euro, 3 biljetten van 20 euro, 6 biljetten van 10 euro en 3 biljetten van 5 euro, goednummer PL0900-2018075276-2159684;
aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van dit voorwerp kan worden aangemerkt.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] en [naam rechtspersoon] hebben zich als één benadeelde partij in het geding gevoegd en vorderen samen een bedrag van € 1.278,75 bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
Een deel van deze schade betreft het geld dat uit de kassalade van [naam rechtspersoon] is weggenomen, ongeveer € 220,-, en het andere deel betreft de inbraakschade, te weten € 1058,75. Daarnaast wordt een bedrag van € 200,- aan proceskosten gevorderd.
De rechtbank is van oordeel dat niet duidelijk is wie deze schade heeft geleden. Uit de aangifte blijkt dat de schoonheidssalon en de woning niet aan [slachtoffer 1] toebehoren. Verder is niet duidelijk of [slachtoffer 1] gemachtigd is om namens de rechtspersoon [naam rechtspersoon] de vordering in te dienen. Voorts geldt dat onder nummer […] van het Verzoek tot Schadevergoeding staat vermeld dat de inbraakschade in behandeling is bij de verzekeraar, echter het formulier dateert van 22 maart 2018. De rechtbank is niet op de hoogte gebracht van de huidige status van deze afhandeling. Derhalve is de vordering onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Alsnog nadere behandeling van de vordering - door middel van heropening van het onderzoek ter terechtzitting - levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde feit bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 2 bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
5 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 2 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 jarenvast;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het volgende voorwerp:
 een geldbedrag van 385 euro bestaande uit 5 biljetten van 50 euro, 3 biljetten van 20 euro, 6 biljetten van 10 euro en 3 biljetten van 5 euro, goednummer PL0900-2018075276-2159684;
Benadeelde partij
  • verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Ludwig, voorzitter, mrs. N.E.M. Kranenbroek en H.B.W. Beekman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 september 2018.
Mr. Beekman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 17 maart 2018 te [plaatsnaam] , gemeente Dronten, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, mei het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit de woning en/of de schoonheidssalon gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een geldbedrag tussen de 300 en 500 Euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ton dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of de vriendin van [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
feit 2:
hij op of omstreeks 17 maart 2018 te Ermelo, althans in hot arrondissement Oost-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit de woning gelegen aan het [adres] heeft weggenomen een geldbedrag van 580 Euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht. door middel van braak en/of verbreking
en/of inklimming;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 april 2018, genummerd 2018075276, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 001 tot en met 5056. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 1001 tot en met 1003.
3.Pagina 1041.
4.Pagina 1010 en 1011.
5.Pagina 1030.