ECLI:NL:RBMNE:2018:4311

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 september 2018
Publicatiedatum
6 september 2018
Zaaknummer
659216-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens meerdere inbraken en zakkenrollerij

Op 5 september 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1981 in Kroatië, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft. De zaak betreft meerdere inbraken en een zakkenrollerij, gepleegd in de periode van augustus 2017 tot maart 2018. De rechtbank heeft de verdachte op basis van bewijsstukken, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen, schuldig bevonden aan de diefstal van geldbedragen en goederen uit woningen en een schoonheidssalon. De verdachte heeft samen met haar zoon en anderen de inbraken gepleegd, waarbij zij zich toegang tot de woningen hebben verschaft door middel van braak en inklimming. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de vordering van benadeelde partijen beoordeeld, maar deze niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende onderbouwing. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de rechters de zaak hebben behandeld op basis van de ingediende stukken en de verhandelingen ter zitting.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659216-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 september 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] (Kroatië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
gedetineerd in de [verblijfplaats] , locatie [locatie] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 juni 2018 en 22 augustus 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en haar raadsman mr. M.G. Vos, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
op 17 maart 2018 te [plaatsnaam] , samen met een ander, uit de woning en/of schoonheidssalon gelegen aan de [adres] een geldbedrag tussen de 300 en 500 euro toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of de vriendin van [slachtoffer 1] heeft gestolen door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
feit 2:
op 17 maart 2018 te Ermelo, samen met een ander, uit de woning gelegen aan het [adres] een geldbedrag van 580 euro toebehorende aan [slachtoffer 2] heeft gestolen door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
feit 3:
op 31 augustus 2017 te Barneveld, samen met een ander, uit de woning gelegen aan de [adres] verschillende goederen toebehorende aan [slachtoffer 3] heeft gestolen door middel van een valse sleutel;
feit 4:
op 31 augustus 2017 te Barneveld, samen met een ander, uit de woning gelegen aan de [adres] verschillende goederen toebehorende aan [slachtoffer 4] heeft gestolen door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
feit 5:
op 26 augustus 2017 te Almere, samen met een ander, een agenda en/of een portemonnee toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of een goed uit een tas toebehorende aan een ander, heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van het tweede gedachtestreepje van het onder 5 ten laste gelegde feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 2, 3en 4 ten laste gelegde feiten. Met betrekking tot de onder 1 en 5 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het onderdeel braak bij het onder 1 ten laste gelegde feit en met uitzondering van het tweede gedachtestreepje van het onder 5 ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
feit 1:
Bewijsmiddelen [1]
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van een inbraak op 17 maart 2018 in de woning van zijn vader aan de [adres] te [plaatsnaam] waar hij met zijn vriendin woont. De vriendin van aangever heeft op de eerste etage van de woning een schoonheidssalon. Op 17 maart 2018 om 11.19.10 uur heeft aangever het erf verlaten met de tractor en ontving omstreeks 11.32.57 uur een melding op zijn telefoon van zijn op de toerit van het erf geplaatste verklikker. Deze verklikker geeft een signaal als het erf betreden wordt en staat in contact met het camerasysteem dat videofragmenten doorstuurt naar de telefoon van aangever. Op de beelden van deze camera zag hij een persoon, vermoedelijk een vrouw, het erf op lopen. Om 11.37.46 uur kreeg aangever wederom een melding van de verklikker op zijn telefoon. Hij zag nu een tweede persoon, qua postuur en voorkomen vermoedelijk een man, het erf op komen lopen. Aangever is daarop weer naar huis gereden en kwam daar om 11.41.03 uur aan. Hij zag twee personen door een raam uit zijn woning klimmen. Toen hij deze personen aanriep zijn ze weggerend. Hierop heeft aangever de politie in kennis gesteld en is hij met zijn auto achter deze personen aangereden. Aangever zag dat de man en de vrouw instapten bij een bordeauxrode Ford Station met een Nederlands kenteken. Aangever heeft de auto gevolgd. Ter hoogte van de [straatnaam] en de [straatnaam] zag aangever dat de man en de vrouw uit de auto stapten en het bos zijn in gerend. De politie was ondertussen ter plaatse en heeft twee personen aangehouden. Aangever herkende deze personen als de personen die zijn erf waren afgerend. Thuisgekomen zag aangever dat het slaapkamerraam was opengebroken, omdat hij moeten zag in het kozijn. Op de eerste etage, in de salon van de vriendin van aangever, bleek papier- en muntgeld verdwenen te zijn. [2]
Uit het sporenonderzoek in de woning is gebleken dat in de sluitnaad van het raam enkele indruksporen zaten die gezien de vorm en afmetingen vermoedelijk zijn gezet middels een sleufkopschroevendraaier. [3] Op foto 8 en foto 9 zijn de moeten in het kozijn zichtbaar. [4]
Bij de insluitingsfouillering van medeverdachte [medeverdachte] , de zoon van verdachte, bleek dat hij onder zijn zwarte joggingbroek een lange blauwe broek droeg. Tussen deze twee broeken zat een grote hoeveelheid papiergeld. [5]
Verdachte heeft verklaard dat zij samen met haar zoon het raam kapot heeft gemaakt met twee schroevendraaiers. [6]
Bewijsoverweging
Verdachte heeft ter zitting van 22 augustus 2018 verklaard dat het raam van de woning al openstond en dat er twee schroevendraaiers lagen, maar dat zij deze niet heeft gebruikt. Op 20 maart 2018 heeft zij bij de rechter-commissaris verklaard dat zij samen met haar zoon het raam kapot heeft gemaakt met twee schroevendraaiers. Verdachte heeft daarover verklaard dat zij bij de rechter-commissaris
in shockwas en dat zij nu weet dat ze het raam niet kapot heeft gemaakt.
De rechtbank acht deze laatste verklaring van verdachte niet aannemelijk, temeer nu zij bij het afleggen daarvan werd bijgestaan door een raadsman, en deze verklaring vindt ook geen steun in het dossier. De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 17 maart 2018 uit de woning en schoonheidssalon aan de [adres] te [plaatsnaam] samen met medeverdachte [medeverdachte] een geldbedrag heeft weggenomen uit de schoonheidssalon van de vriendin van aangever, waarbij zij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
feit 2:
Bewijsmiddelen
De dertienjarige [aangeefster] heeft namens haar moeder [slachtoffer 2] aangifte gedaan van een inbraak op 17 maart 2018 in de woning aan het [adres] te [woonplaats] . Terwijl [aangeefster] zich op haar slaapkamer bevond op de eerste verdieping van de woning, hoorde zij omstreeks 10.30 uur gestommel uit de werkkamer onder haar slaapkamer komen. Zij hoorde later ook stemmen uit de werkkamer komen van twee mensen die met elkaar spraken. Omstreeks 10.40 uur is [aangeefster] de gang op gelopen en zag een voor haar onbekende vrouw uit de badkamer komen. Zij hoorde de vrouw in een voor haar onbegrijpelijke taal iets tegen haar zeggen. De vrouw had een tas in haar hand en nam meteen de trap naar beneden. Zij zag dat er ook een man bij was met kort haar die daarna ook naar beneden liep. De vrouw heeft zij omschreven als ongeveer 30-35 jaar oud, 175-180 cm lang, vermoedelijk zwart opgestoken haar en een smal postuur. Er is een geldbedrag van € 580 ,- weggenomen. [7]
Op 17 maart 2018 omstreeks 12.10 uur is door verbalisant [verbalisant 1] forensisch onderzoek verricht in de woning aan het [adres] te [woonplaats] .
Uit het sporenonderzoek komen de volgende bevindingen naar voren:
  • Aan de linker (achter-)zijde is op de begane grond een draairaam geforceerd. In de sluitnaad van het raam bevonden zich indrukken (moeten) van een schroevendraaier met een breedte van ongeveer 10mm. De sluitplaat van de vergrendeling is uit het kozijn gebroken.
  • Op de vensterbanken (binnen) trof hij schoensporen en handpalmafdrukken aan die passen bij zowel inklimmen als uitklimmen.
  • Op de eerste verdieping lagen in een inloopkast goederen verspreid en waren twee metalen spaarpotten in de vorm van kleine kluisjes geforceerd.
  • Op een bureaustoel in de woonkamer lag een schroevendraaier die door de daders is achtergelaten. Het betrof een schroevendraaier van het merk ‘Magnusson’, oranje van kleur met een breedte van 10 mm.
Ter plaatse zijn vier aangetroffen schoenzoolsporen van de daders veiliggesteld en genummerd. Eén van deze schoensporen heeft het SIN-nummer AALD5300NL gekregen. [8]
In het vergelijkend schoensporenonderzoek staat onder meer:
(1) Eén paar laarzen, merk onbekend, gewaarmerkt AALN5934NL, inbeslaggenomen onder [verdachte] , [geboortedatum] 1981. [9]
Resultaten:
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het afgenomen schoenspoor AALD5300NL en anderzijds de zool van de linker laars (1) en de hiermee vervaardigde proefafdrukken is gebleken dat:
  • het profiel overeen komt;
  • de afmetingen praktisch overeenkomen;
  • 3 onregelmatigheden in het schoenspoor qua plaats en globaal in vorm overeen komen met 3 beschadigingen in de zool van de linker laars;
  • onverklaarbare verschillen zijn niet waargenomen.
Conclusie:
Op grond van het vergelijkend schoensporenonderzoek wordt geconcludeerd dat het schoenspoor AALD5300NL
mogelijkis veroorzaakt met de linker laars (1). [11]
De telefoon van verdachte is inbeslaggenomen en uitgelezen.
Op 17 maart 2018 zijn om 09.38, 09.54, 10.15, 10.25 en 10.34 uur gesprekken gevoerd waarbij zendmasten in Ermelo zijn aangestraald.
Op 17 maart 2018 zijn om 11.19, 11.26 en 11.29 uur gesprekken gevoerd waarbij zendmasten in Lelystad ( [straatnaam] ) en in [plaatsnaam] zijn aangestraald. [12]
Verdachte heeft ter zitting van 22 augustus verklaard dat zij haar telefoon op 17 maart 2018 de hele dag bij zich heeft gehad.
Bewijsoverweging
De verdediging heeft bepleit dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen. De aangeefster heeft een zeer ruim signalement gegeven van de vrouw die zij in de woning heeft gezien. Verder is uit het sporenonderzoek gebleken dat één schoenspoor mogelijk afkomstig is van de laars van verdachte, maar de conclusie is van de laagste gradatie. Het feit dat de telefoon van verdachte in de omgeving van Ermelo een zendmast heeft aangestraald zegt niets over het ten laste gelegde feit. Ermelo heeft ongeveer 25.000 inwoners en er zijn meerdere zendmasten. Uit het dossier blijkt niet welke zendmast is aangestraald en of dit te herleiden is naar een specifieke wijk in Ermelo.
De rechtbank verwerpt het verweer. De rechtbank overweegt dat verdachte aan het
(weliswaar) ruime signalement voldoet, dat zij de hele dag haar telefoon bij zich heeft gehad en blijkens de gespreksgegevens in Ermelo is geweest rond het tijdstip van de inbraak. Verder is er een schoenspoor aangetroffen op de vensterbank waarover de deskundige een bevestigende conclusie heeft getrokken dat die mogelijk van haar linker laars afkomstig is. De rechtbank oordeelt gelet op de onderlinge samenhang van de bewijsmiddelen dat het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Daarbij komt dat de rechtbank in haar overtuiging wordt gesterkt nu verdachte diezelfde ochtend nog een inbraak heeft gepleegd in [plaatsnaam] waarbij zij ook een raam heeft opengebroken met een schroevendraaier en geld heeft weggenomen, zoals bewezen onder het 1 ten laste gelegde feit. Het ‘traject’ van de inbraken past bovendien bij de verschillende aanstralingen van zendmasten door de telefoon van verdachte, welke zij naar eigen zeggen steeds bij zich had.
feit 3:
[slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan van een inbraak op 31 augustus 2017 in zijn woning aan de [adres] . Aangever en zijn vrouw hebben rondom de woning vier camera’s hangen. Aangever heeft de beelden teruggekeken en heeft gezien dat twee vrouwen omstreeks 11.05 uur in de tuin lopen. Door de beelden heeft aangever ontdekt dat de vrouwen de reservesleutel hebben gevonden in de schuur. Op de beelden is te zien dat één vrouw de schuur ingaat. Aangever heeft naderhand in de schuur gekeken en gezien dat de sleutel weg was. Op de beelden is te zien dat de vrouwen via de tuindeur naar binnengaan. [13]
Uit de bijlage goederen blijkt dat onder meer een laptop, een tablet, een creditcard, diverse sieraden, een geldbedrag van ongeveer 125 euro, een spaarpot met als inhoud ongeveer 80 euro en een portemonnee met ongeveer 100 euro zijn weggenomen. [14]
Verbalisant [verbalisant 2] herkent op de camerabeelden van aangever de volwassen vrouw als [verdachte] van [1981] . [15]
Bewijsoverweging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte ontkent één van de vrouwen op de camerabeelden te zijn. De rechtbank merkt hierbij op dat uit het dossier en het onderzoek ter zitting is gebleken dat verdachte zich op haar zwijgrecht heeft beroepen toen haar werd gevraagd wie de vrouwen op de camerabeelden zijn. Verdachte heeft niet ontkend één van de vrouwen op deze camerabeelden te zijn. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de herkenning door de verbalisant. Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte één van de vrouwen is die op 31 augustus 2017 te [woonplaats] met een valse sleutel de woning aan de [adres] is binnengegaan en daar verschillende goederen heeft gestolen.
feit 4:
Op 31 augustus 2017 is ingebroken in de woningen aan de [straatnaam] [nummeraanduiding] en [nummeraanduiding] te [woonplaats] . Zoals hierboven beschreven acht de rechtbank de inbraak aan de [straatnaam] [nummeraanduiding] , ten laste gelegd onder 3, wettig en overtuigend te bewijzen. Hoewel het opvallend is dat op dezelfde dag bij de buurwoning eveneens een inbraak heeft plaatsgevonden, kan de rechtbank niet vaststellen dat het verdachte is geweest die deze inbraak samen met een ander heeft gepleegd. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
feit 5:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 5 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 augustus 2018;
  • een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 5] ;
- een proces-verbaal met daarin opgenomen de
stillsvan de camerabeelden en de beschrijving daarvan. [17]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:
op 17 maart 2018 te [plaatsnaam] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit de woning en de schoonheidssalon gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een geldbedrag toebehorende aan de vriendin van [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader, waarbij verdachte en haar mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en inklimming;
feit 2:
op 17 maart 2018 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit de woning gelegen aan het [adres] heeft weggenomen een geldbedrag van 580 Euro, toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk, waarbij verdachte en haar mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en dat weg te nemen geldbedrag onder hun bereik hebben gebracht. door middel van braak, verbreking en inklimming;
feit 3:
op 31 augustus 2017 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit de woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een laptop, een tablet, een creditcard, diverse sieraden, een geldbedrag van 125 Euro en kleingeld toebehorende aan [slachtoffer 3] , waarbij verdachte en haar mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een uit de schuur behorende bij die woning weggenomen reservesleutel;
feit 5:
op 26 augustus 2017 te Almere, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een agenda toebehorende aan [slachtoffer 5] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
feit 2:
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en inklimming;
feit 3:
diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 5:
diefstal door twee of meer verenigde personen

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht met daarnaast een aanzienlijke voorwaardelijke gevangenisstraf met algemene dan wel bijzondere voorwaarden. Voorts is verzocht om een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen. Verdachte is bereid deze in Nederland, en zo mogelijk in Frankrijk, uit te voeren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie woninginbraken en een zakkenrollerij. Bij één van deze inbraken was de 13-jarige bewoonster thuis. Dit moet voor haar een ingrijpende gebeurtenis zijn geweest. Woninginbraken maken een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, die zich daardoor veelal niet meer veilig voelen in hun eigen woning. Dit gevoel van onveiligheid wordt vaak versterkt wanneer de slachtoffers thuis zijn ten tijde van de inbraak. Dergelijke strafbare feiten dragen bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte bij de zakkenrollerij in de [naam winkel] in Almere laten zien hoe gehaaid en calculerend zij te werk gaat. Op de camerabeelden is te zien hoe zij samen met haar (toen nog) 12-jarige (!) dochter en een onbekend gebleven man op onbeschaamde wijze een kwetsbaar slachtoffer, een oudere dame, uitzoekt die niets vermoedend haar boodschappen doet. Terwijl haar dochter en de man kennelijk ruimte creëren tussen het slachtoffer en de winkelwagen met daarin de tas van het slachtoffer, slaat verdachte haar slag door een greep te doen in deze tas. Verdachte heeft hierbij ‘per ongeluk’ een agenda gestolen. Ter zitting heeft zij zonder enig berouw verklaard dat het haar om de portemonnee te doen was.
Verdachte heeft verklaard dat zij naar Nederland was gekomen om een vriendin te bezoeken. Zij heeft wisselend verklaard over de verblijfplaats van deze vriendin. Waar deze vriendin eerst in Rotterdam zou wonen bleek dit later in de buurt van Amsterdam te zijn. De rechtbank acht deze verklaring onaannemelijk. De rechtbank meent dat verdachte met haar familie naar Nederland is afgereisd met geen ander doel dan vermogensdelicten te plegen hier te lande. Dat beeld wordt ondersteund door de mededeling van de raadsman ter zitting van 22 augustus 2018 dat de justitiële documentatie betreffende verdachte van 7 mei 2018 niet up-to-date is en dat verdachte ondertussen is veroordeeld voor een zakkenrollerij te Sliedrecht en dat haar een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden is opgelegd, met de kanttekening dat in deze zaak hoger beroep is ingesteld.
Uit het dossier blijkt dat verdachte haar kinderen betrekt bij haar criminele activiteiten. Zij heeft haar dochter gebruikt bij de zakkenrollerij in Almere , maar uit het dossier blijkt dat deze dochter ook te zien is op de beelden bij de inbraak aan de [adres] te [woonplaats] . Ook heeft verdachte samen met haar jongvolwassen zoon een inbraak gepleegd. De rechtbank acht dit zeer zorgelijk en kwalijk.
Gelet op de hiervoor beschreven aard en ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het binnen de Rechtspraak gehouden Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht gaan voor
first offendervan een woninginbraak uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Voor een woninginbraak met recidive gaat de oriëntatiepunten uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden. Het is daarbij strafverzwarend als een woninginbraak plaatsvindt in een samenwerkingsverband. Voor een zakkenrollerij gaan de oriëntatiepunten bij recidive uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Het is daarbij strafverzwarend als daarbij sprake is van een kwetsbaar slachtoffer.
Rekening houdend met de hierboven genoemde oriëntatiepunten en de hierboven beschreven feiten en omstandigheden acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden passend en geboden. De rechtbank is van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf dan wel een taakstraf geen recht doen aan de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank ziet ook overigens geen reden om tot oplegging van een voorwaardelijk deel over te gaan.

9.BESLAG

Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten een schroevendraaier van het merk Magnusson, kleur: oranje, goednummer PL0600-2018115961-1678988, onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Met behulp van dit voorwerp is bovendien het onder 2 ten laste gelegde bewezen verklaarde feit begaan.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten een zwarte wegwerptelefoon ‘f1’, ‘with mobiwire’, goednummer PL0900-2018075276-2159681.
Teruggave aan de rechthebbenden
De rechtbank zal teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van 150 euro bestaande uit 3 biljetten van 50 euro, goednummer PL0900-2018075276-2159682;
- een geldbedrag van 15 euro bestaande uit 3 biljetten van 5 euro, goednummer PL0900-2018075276-2159683;
- een geldbedrag van 60 euro bestaande uit 6 biljetten van 10 euro, goednummer PL0900-2018075276-2159687;
- een geldbedrag van 84,21 euro bestaande uit muntgeld verpakt in een sealbag, goednummer PL0900-2018075276-2159704;
aan degenen die redelijkerwijs als rechthebbenden van deze voorwerpen kunnen worden aangemerkt.

10.BENADEELDE PARTIJEN

10.1
[slachtoffer 1]
en [naam rechtspersoon] hebben zich als één benadeelde partij in het geding gevoegd en vorderen samen een bedrag van € 1.278,75 bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
Een deel van deze schade betreft het geld dat uit de kassalade van [naam rechtspersoon] is weggenomen, ongeveer € 220,-, en het andere deel betreft de inbraakschade, te weten € 1058,75. Daarnaast wordt een bedrag van € 200,- gevorderd bestaande uit de proceskosten.
De rechtbank is van oordeel dat niet duidelijk is wie deze schade heeft geleden. Uit de aangifte blijkt dat de schoonheidssalon en de woning niet aan [slachtoffer 1] toebehoren. Verder is niet duidelijk of [slachtoffer 1] gemachtigd is om namens de rechtspersoon [naam rechtspersoon] de vordering in te dienen. Voorts geldt dat onder nummer […] van het Verzoek tot Schadevergoeding staat vermeld dat de inbraakschade in behandeling is bij de verzekeraar, echter het formulier dateert van 22 maart 2018. De rechtbank is niet op de hoogte gebracht van de huidige status van deze afhandeling. Derhalve is de vordering onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Alsnog nadere behandeling van de vordering - door middel van heropening van het onderzoek ter terechtzitting - levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
10.2
[slachtoffer 4]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 50,- bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder 4 ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 4 ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart de onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart de onder 1, 2, 3 en 5 bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
16 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
 een schroevendraaier van het merk Magnusson, kleur: oranje, goednummer: PL0600-2018115961-1678988;
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
 een zwarte wegwerptelefoon ‘f1’, ‘with mobiwire’, goednummer PL0900-2018075276-2159681;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
  • een geldbedrag van 150 euro bestaande uit 3 biljetten van 50 euro, goednummer PL0900-2018075276-2159682;
  • een geldbedrag van 15 euro bestaande uit 3 biljetten van 5 euro, goednummer PL0900-2018075276-2159683;
  • een geldbedrag van 60 euro bestaande uit 6 biljetten van 10 euro, goednummer PL0900-2018075276-2159687;
  • een geldbedrag van 84,21 euro bestaande uit muntgeld verpakt in een sealbag, goednummer PL0900-2018075276-2159704;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
  • verklaart [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Ludwig, voorzitter, mrs. N.E.M. Kranenbroek en H.B.W. Beekman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 september 2018.
Mr. Beekman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1:
zij op of omstreeks 17 maart 2018 te [plaatsnaam] , gemeente Dronten,., althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, mei het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit de woning en/of de schoonheidssalon gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een geldbedrag tussen de 300 en 500 Euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ton dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of de vriendin van [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
feit 2:
zij op of omstreeks 17 maart 2018 te Ermelo, althans in hot arrondissement Oost-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit de woning gelegen aan het [adres] heeft weggenomen een geldbedrag van 580 Euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht. door middel van braak en/of verbreking
en/of inklimming;
feit 3:
zij op of omstreeks 31 augustus 2017 te Barneveld, althans in het arrondissement Oost-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit de woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een laptop en/of een tablet en/of een creditcard en/of diverse sieraden en/of een geldbedrag van 125 Euro en/of kleingeld en/of een (reserve)sleutel, in elk
geval enig goed, geheel of ton dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s) waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/af die/dat weg te nemen goed(eren)/geld onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een uit de schuur behorende bij die woning weggenomen
(reserve)sleutel;
feit 4:
zij op of omstreeks 31 augustus 2017 te Barneveld, althans in het arrondissement Oost-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit de woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen vijf, althans een of meerdere verpakkingen haarverf en/of een verpakking blonderingsmiddel en/of een gouden ring en/of een gouden oorsteker en/of een
mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
feit 5:
zij op één of neer tijdstippen op of omstreeks 26 augustus 2017 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
  • een agenda en/of een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of
  • een goed uit een tas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een onbekend gebleven manspersoon,
in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s).

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 april 2018, genummerd 2018075276, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 001 tot en met 5056. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 1001 tot en met 1003.
3.Pagina 1041.
4.Pagina 1010 en 1011.
5.Pagina 1030.
6.De verklaring van verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris op 20 maart 2018.
7.Pagina 2001 tot en met 2004.
8.Pagina 2008 tot en met 2010.
9.Pagina 2014 en 2015.
10.Pagina 2017.
11.Pagina 2017.
12.Pagina 2026.
13.Pagina 4100 en 4101.
14.Pagina 4106 tot en met 4108.
15.Pagina 4120.
16.Pagina 5008.
17.Pagina 5025 tot en met 5038.