4.3Het oordeel van de rechtbank
feit 1:
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van een inbraak op 17 maart 2018 in de woning van zijn vader aan de [adres] te [plaatsnaam] waar hij met zijn vriendin woont. De vriendin van aangever heeft op de eerste etage van de woning een schoonheidssalon. Op 17 maart 2018 om 11.19.10 uur heeft aangever het erf verlaten met de tractor en ontving omstreeks 11.32.57 uur een melding op zijn telefoon van zijn op de toerit van het erf geplaatste verklikker. Deze verklikker geeft een signaal als het erf betreden wordt en staat in contact met het camerasysteem dat videofragmenten doorstuurt naar de telefoon van aangever. Op de beelden van deze camera zag hij een persoon, vermoedelijk een vrouw, het erf op lopen. Om 11.37.46 uur kreeg aangever wederom een melding van de verklikker op zijn telefoon. Hij zag nu een tweede persoon, qua postuur en voorkomen vermoedelijk een man, het erf op komen lopen. Aangever is daarop weer naar huis gereden en kwam daar om 11.41.03 uur aan. Hij zag twee personen door een raam uit zijn woning klimmen. Toen hij deze personen aanriep zijn ze weggerend. Hierop heeft aangever de politie in kennis gesteld en is hij met zijn auto achter deze personen aangereden. Aangever zag dat de man en de vrouw instapten bij een bordeauxrode Ford Station met een Nederlands kenteken. Aangever heeft de auto gevolgd. Ter hoogte van de [straatnaam] en de [straatnaam] zag aangever dat de man en de vrouw uit de auto stapten en het bos zijn in gerend. De politie was ondertussen ter plaatse en heeft twee personen aangehouden. Aangever herkende deze personen als de personen die zijn erf waren afgerend. Thuisgekomen zag aangever dat het slaapkamerraam was opengebroken, omdat hij moeten zag in het kozijn. Op de eerste etage, in de salon van de vriendin van aangever, bleek papier- en muntgeld verdwenen te zijn.
Uit het sporenonderzoek in de woning is gebleken dat in de sluitnaad van het raam enkele indruksporen zaten die gezien de vorm en afmetingen vermoedelijk zijn gezet middels een sleufkopschroevendraaier.Op foto 8 en foto 9 zijn de moeten in het kozijn zichtbaar.
Bij de insluitingsfouillering van medeverdachte [medeverdachte] , de zoon van verdachte, bleek dat hij onder zijn zwarte joggingbroek een lange blauwe broek droeg. Tussen deze twee broeken zat een grote hoeveelheid papiergeld.
Verdachte heeft verklaard dat zij samen met haar zoon het raam kapot heeft gemaakt met twee schroevendraaiers.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft ter zitting van 22 augustus 2018 verklaard dat het raam van de woning al openstond en dat er twee schroevendraaiers lagen, maar dat zij deze niet heeft gebruikt. Op 20 maart 2018 heeft zij bij de rechter-commissaris verklaard dat zij samen met haar zoon het raam kapot heeft gemaakt met twee schroevendraaiers. Verdachte heeft daarover verklaard dat zij bij de rechter-commissaris
in shockwas en dat zij nu weet dat ze het raam niet kapot heeft gemaakt.
De rechtbank acht deze laatste verklaring van verdachte niet aannemelijk, temeer nu zij bij het afleggen daarvan werd bijgestaan door een raadsman, en deze verklaring vindt ook geen steun in het dossier. De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 17 maart 2018 uit de woning en schoonheidssalon aan de [adres] te [plaatsnaam] samen met medeverdachte [medeverdachte] een geldbedrag heeft weggenomen uit de schoonheidssalon van de vriendin van aangever, waarbij zij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
feit 2:
Bewijsmiddelen
De dertienjarige [aangeefster] heeft namens haar moeder [slachtoffer 2] aangifte gedaan van een inbraak op 17 maart 2018 in de woning aan het [adres] te [woonplaats] . Terwijl [aangeefster] zich op haar slaapkamer bevond op de eerste verdieping van de woning, hoorde zij omstreeks 10.30 uur gestommel uit de werkkamer onder haar slaapkamer komen. Zij hoorde later ook stemmen uit de werkkamer komen van twee mensen die met elkaar spraken. Omstreeks 10.40 uur is [aangeefster] de gang op gelopen en zag een voor haar onbekende vrouw uit de badkamer komen. Zij hoorde de vrouw in een voor haar onbegrijpelijke taal iets tegen haar zeggen. De vrouw had een tas in haar hand en nam meteen de trap naar beneden. Zij zag dat er ook een man bij was met kort haar die daarna ook naar beneden liep. De vrouw heeft zij omschreven als ongeveer 30-35 jaar oud, 175-180 cm lang, vermoedelijk zwart opgestoken haar en een smal postuur. Er is een geldbedrag van € 580 ,- weggenomen.
Op 17 maart 2018 omstreeks 12.10 uur is door verbalisant [verbalisant 1] forensisch onderzoek verricht in de woning aan het [adres] te [woonplaats] .
Uit het sporenonderzoek komen de volgende bevindingen naar voren:
- Aan de linker (achter-)zijde is op de begane grond een draairaam geforceerd. In de sluitnaad van het raam bevonden zich indrukken (moeten) van een schroevendraaier met een breedte van ongeveer 10mm. De sluitplaat van de vergrendeling is uit het kozijn gebroken.
- Op de vensterbanken (binnen) trof hij schoensporen en handpalmafdrukken aan die passen bij zowel inklimmen als uitklimmen.
- Op de eerste verdieping lagen in een inloopkast goederen verspreid en waren twee metalen spaarpotten in de vorm van kleine kluisjes geforceerd.
- Op een bureaustoel in de woonkamer lag een schroevendraaier die door de daders is achtergelaten. Het betrof een schroevendraaier van het merk ‘Magnusson’, oranje van kleur met een breedte van 10 mm.
Ter plaatse zijn vier aangetroffen schoenzoolsporen van de daders veiliggesteld en genummerd. Eén van deze schoensporen heeft het SIN-nummer AALD5300NL gekregen.
In het vergelijkend schoensporenonderzoek staat onder meer:
(1) Eén paar laarzen, merk onbekend, gewaarmerkt AALN5934NL, inbeslaggenomen onder [verdachte] , [geboortedatum] 1981.
Resultaten:
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het afgenomen schoenspoor AALD5300NL en anderzijds de zool van de linker laars (1) en de hiermee vervaardigde proefafdrukken is gebleken dat:
- het profiel overeen komt;
- de afmetingen praktisch overeenkomen;
- 3 onregelmatigheden in het schoenspoor qua plaats en globaal in vorm overeen komen met 3 beschadigingen in de zool van de linker laars;
- onverklaarbare verschillen zijn niet waargenomen.
Conclusie:
Op grond van het vergelijkend schoensporenonderzoek wordt geconcludeerd dat het schoenspoor AALD5300NL
mogelijkis veroorzaakt met de linker laars (1).
De telefoon van verdachte is inbeslaggenomen en uitgelezen.
Op 17 maart 2018 zijn om 09.38, 09.54, 10.15, 10.25 en 10.34 uur gesprekken gevoerd waarbij zendmasten in Ermelo zijn aangestraald.
Op 17 maart 2018 zijn om 11.19, 11.26 en 11.29 uur gesprekken gevoerd waarbij zendmasten in Lelystad ( [straatnaam] ) en in [plaatsnaam] zijn aangestraald.
Verdachte heeft ter zitting van 22 augustus verklaard dat zij haar telefoon op 17 maart 2018 de hele dag bij zich heeft gehad.
Bewijsoverweging
De verdediging heeft bepleit dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen. De aangeefster heeft een zeer ruim signalement gegeven van de vrouw die zij in de woning heeft gezien. Verder is uit het sporenonderzoek gebleken dat één schoenspoor mogelijk afkomstig is van de laars van verdachte, maar de conclusie is van de laagste gradatie. Het feit dat de telefoon van verdachte in de omgeving van Ermelo een zendmast heeft aangestraald zegt niets over het ten laste gelegde feit. Ermelo heeft ongeveer 25.000 inwoners en er zijn meerdere zendmasten. Uit het dossier blijkt niet welke zendmast is aangestraald en of dit te herleiden is naar een specifieke wijk in Ermelo.
De rechtbank verwerpt het verweer. De rechtbank overweegt dat verdachte aan het
(weliswaar) ruime signalement voldoet, dat zij de hele dag haar telefoon bij zich heeft gehad en blijkens de gespreksgegevens in Ermelo is geweest rond het tijdstip van de inbraak. Verder is er een schoenspoor aangetroffen op de vensterbank waarover de deskundige een bevestigende conclusie heeft getrokken dat die mogelijk van haar linker laars afkomstig is. De rechtbank oordeelt gelet op de onderlinge samenhang van de bewijsmiddelen dat het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Daarbij komt dat de rechtbank in haar overtuiging wordt gesterkt nu verdachte diezelfde ochtend nog een inbraak heeft gepleegd in [plaatsnaam] waarbij zij ook een raam heeft opengebroken met een schroevendraaier en geld heeft weggenomen, zoals bewezen onder het 1 ten laste gelegde feit. Het ‘traject’ van de inbraken past bovendien bij de verschillende aanstralingen van zendmasten door de telefoon van verdachte, welke zij naar eigen zeggen steeds bij zich had.
feit 3:
[slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan van een inbraak op 31 augustus 2017 in zijn woning aan de [adres] . Aangever en zijn vrouw hebben rondom de woning vier camera’s hangen. Aangever heeft de beelden teruggekeken en heeft gezien dat twee vrouwen omstreeks 11.05 uur in de tuin lopen. Door de beelden heeft aangever ontdekt dat de vrouwen de reservesleutel hebben gevonden in de schuur. Op de beelden is te zien dat één vrouw de schuur ingaat. Aangever heeft naderhand in de schuur gekeken en gezien dat de sleutel weg was. Op de beelden is te zien dat de vrouwen via de tuindeur naar binnengaan.
Uit de bijlage goederen blijkt dat onder meer een laptop, een tablet, een creditcard, diverse sieraden, een geldbedrag van ongeveer 125 euro, een spaarpot met als inhoud ongeveer 80 euro en een portemonnee met ongeveer 100 euro zijn weggenomen.
Verbalisant [verbalisant 2] herkent op de camerabeelden van aangever de volwassen vrouw als [verdachte] van [1981] .
Bewijsoverweging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte ontkent één van de vrouwen op de camerabeelden te zijn. De rechtbank merkt hierbij op dat uit het dossier en het onderzoek ter zitting is gebleken dat verdachte zich op haar zwijgrecht heeft beroepen toen haar werd gevraagd wie de vrouwen op de camerabeelden zijn. Verdachte heeft niet ontkend één van de vrouwen op deze camerabeelden te zijn. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de herkenning door de verbalisant. Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte één van de vrouwen is die op 31 augustus 2017 te [woonplaats] met een valse sleutel de woning aan de [adres] is binnengegaan en daar verschillende goederen heeft gestolen.
feit 4:
Op 31 augustus 2017 is ingebroken in de woningen aan de [straatnaam] [nummeraanduiding] en [nummeraanduiding] te [woonplaats] . Zoals hierboven beschreven acht de rechtbank de inbraak aan de [straatnaam] [nummeraanduiding] , ten laste gelegd onder 3, wettig en overtuigend te bewijzen. Hoewel het opvallend is dat op dezelfde dag bij de buurwoning eveneens een inbraak heeft plaatsgevonden, kan de rechtbank niet vaststellen dat het verdachte is geweest die deze inbraak samen met een ander heeft gepleegd. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
feit 5:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 5 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 augustus 2018;
- een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 5] ;
- een proces-verbaal met daarin opgenomen de
stillsvan de camerabeelden en de beschrijving daarvan.