2.3.1.Grondslag
Bij de beoordeling van de onderhavige vordering is uitgegaan van het op 14 mei 2018 tegen de veroordeelde gewezen vonnis, waarbij veroordeelde - voor zover thans relevant - is veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van 24,28 kilogram hennep op 21 juli 2015 en diefstal van elektriciteit in de periode gelegen tussen 15 juli 2014 en 21 juli 2015.
De rechtbank stelt op grond van de navolgende feiten en omstandigheden, die aan de inhoud van de wettige bewijsmiddelen zijn ontleend, vast dat veroordeelde in de periode vóór 21 juli 2015 opzettelijk hennepplanten heeft gekweekt en daaruit voordeel heeft gehad als bedoeld in artikel 36e, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering:
- de verklaring van veroordeelde bij de politie inhoudende dat hij tot een jaar geleden (
de rechtbank begrijpt: tot een jaar voorafgaand aan zijn verhoor), woonachtig was in de woning waarin de hennep werd aangetroffen;
- het ‘Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij’ van 24 augustus 2015, waarin ten aanzien van de kweekruimte omstandigheden zijn beschreven die duiden op eerdere oogsten, waaronder met name verdroogde resten van hennepplanten, aangetroffen hennepafval in vuilniszakken, de verkleuring van het filterdoek van de koolstoffilters, verkleuringen van de houten latten en stof op de voorwerpen.
Verweer raadsman met betrekking tot eerdere oogsten
De raadsman heeft aangevoerd dat de geconstateerde verkleuringen en vervuilingen te verklaren zijn door het tropische klimaat in de woning en dat verdachte de spullen tweedehands op markplaats heeft gekocht.
De rechtbank verwerpt dit verweer en is van oordeel dat de geconstateerde verkleuringen en vervuilingen wel indicatief zijn voor eerdere oogsten. Het hout van de latten waaraan de assimilatielampen waren opgehangen was immers verkleurd op de plaatsen waar de lampen bevestigd waren. Hetzelfde geldt voor de vervuilde koolstoffilters. Op de plaatsen waar de kettingen waren bevestigd, was het filterdoek aanzienlijk lichter van kleur. Daarnaast zijn zowel op het hout als op de koolstoffilters geen andere verkleuringen aangetroffen. Deze omstandigheden stroken niet met de verklaring van veroordeelde dat hij de spullen tweedehands heeft gekocht, omdat de rechtbank het niet aannemelijk acht dat bij het gebruik van tweedehandsmaterialen de betreffende materialen steeds op dezelfde wijze en plek worden bevestigd.
2.3.2.De berekening
Het ‘Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij’ van
24 augustus 2015 met de daarin opgenomen uitgangspunten dient als grondslag voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel zoals hieronder omschreven. Indien van het rapport wordt afgeweken, is dit aangegeven.
Aantal oogsten en periode
De veroordeelde heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij tot een jaar voorafgaand aan zijn verhoor, woonachtig was in de woning waarin de hennep werd aangetroffen. De rechtbank bezigt deze verklaring voor het bewijs, nu veroordeelde van meet af aan
gedetailleerd heeft verklaard over zijn betrokkenheid bij de hennepkwekerij. Bovendien heeft hij die verklaring gelezen en ondertekend. De rechtbank is van oordeel dat veroordeelde is aangevangen met (het opzetten van) de hennepkwekerij vanaf het moment dat hij niet langer woonachtig was in de woning. Het is een feit van algemene bekendheid dat men met een hennepkwekerij zo snel mogelijk geld wil verdienen. Deze omstandigheid tezamen met het gegeven dat het, gelet op de financiële positie van veroordeelde, niet aannemelijk is dat hij een pand met hoge huurkosten aanhoudt en leeg zou laten staan, maakt dat de rechtbank ervan uitgaat dat veroordeelde vanaf 21 juli 2014 is begonnen met het telen van hennep. De rechtbank gaat, op grond van voornoemd rapport, uit van een kweekcyclus van 10 weken. Indachtig de omstandigheid dat veroordeelde enige tijd nodig zal hebben gehad voor het opbouwen van de kwekerij en de aangetroffen oogst niet wordt meegenomen in de berekening, gaat de rechtbank in het voordeel van veroordeelde uit van 3 eerdere oogsten in de periode vanaf 21 juli 2014 tot en met 21 juli 2015.
Aantal planten
Nu de verklaring van veroordeelde dat er in de kwekerij 340 planten zouden hebben gestaan op geen enkele wijze is onderbouwd, volgt de rechtbank op dit punt het ‘Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel’. De rechtbank gaat derhalve uit van een hoeveelheid van 390 hennepplanten.
Opbrengst hennep per oogst
De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt: 390 planten x 28,2 gram = 10,998 kilogram. Volgens het BOOM-rapport bedraagt de verkoopprijs van hennep minimaal
€ 3.280,00 per kilogram. De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt dan minimaal 10,998 kilogram x € 3.280,00 = € 36.073,44.
Kosten
Op de opbrengst zal de rechtbank een aantal kosten in mindering brengen. De rechtbank volgt hierin het ‘Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel’, behalve voor wat betreft de kosten per hennepstek/plant en de huurkosten.
De rechtbank volgt voor wat betreft de kosten per hennepstek/plant –in het voordeel van veroordeelde– de verklaring van veroordeelde dat hij € 4,00 per hennepstek/plant heeft betaald.
De rechtbank zal met betrekking tot de huurkosten –in het voordeel van veroordeelde– het door veroordeelde genoemde huurbedrag van € 1.026,00 per maand aan houden. De rechtbank zal daarbij een maand op 30 dagen stellen en uitgaan van een kweekperiode van 10 weken. De rechtbank stelt de huurkosten per kweekperiode derhalve op € 2.394,00 (70:30 x € 1.026)
- afschrijvingskosten € 250,00 (Tabel pagina 3 BOOM-rapport 2010)
- hennepstekken € 1.560,00 ( 390 stuks, € 4,00 per stek/plant)
- variabele kosten € 1.298,70 (€ 3,33 per stek/plant)
- huisvestingskosten € 2.394,00 (bedrag per oogst/ruimte)
Totaal aan kosten: € 5.502,70
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Bruto opbrengst 3 oogsten x € 36.073,44 = € 108.220,32
Totale kosten 3 oogsten x € 5.502,70 = € 16.508,10
Het netto wederrechtelijk verkregen voordeel wordt op grond hiervan gesteld op:
€ 108.220,32 minus € 16.508,10 = € 91.712,22.
Niet is aannemelijk geworden dat de veroordeelde naar redelijke verwachting (ook in de toekomst) niet in staat zal zijn aan zijn betalingsverplichting te voldoen.