ECLI:NL:RBMNE:2018:4308

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 mei 2018
Publicatiedatum
6 september 2018
Zaaknummer
16/234344-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 14 mei 2018, stond de verdachte terecht voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk telen van 24,28 kilogram hennep in een pand te Amersfoort op 20 juli 2015, en van het stelen van elektriciteit van Stedin Netbeheer B.V. in de periode van 15 juli 2014 tot 21 juli 2015. Tijdens de terechtzitting op 30 april 2018 heeft de officier van justitie, mr. V. Lantain, de feiten als wettig en overtuigend bewezen gepresenteerd, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.C. Huisman, de hoeveelheid hennep en de pleegperiode van de diefstal betwistte. De rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering van de officier van justitie voldoende was en verwierp de verweren van de verdediging. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan beide feiten en legde een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk op, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 160 uren. De benadeelde partij, Stedin Netbeheer B.V., werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering wegens een gebrek aan bevoegdheid.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/234344-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 mei 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] ,
wonende te ( [postcode] ) [woonplaats] aan de [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 april 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. V. Lantain en van hetgeen verdachte en mr. A.C. Huisman, advocaat te Deventer, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 op of omstreeks 20 juli 2015 opzettelijk 24,28 kilogram hennep heeft geteeld dan wel aanwezig heeft gehad in een pand aan de [straatnaam] te Amersfoort.
feit 2 in de periode tussen 15 juli 2014 en 21 juli 2015 te Amersfoort stroom heeft gestolen van Stedin Netbeheer B.V.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat bewezen dient te worden verklaard dat het feit ‘omstreeks’ 21 juli 2015 is gepleegd. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie gevorderd de gehele ten laste gelegde periode bewezen te verklaren, omdat zij de verklaring van verdachte (afgelegd ter terechtzitting) dat de hennepkwekerij slechts 5 maanden in bedrijf was en dat hij de materialen tweedehands heeft gekocht, niet aannemelijk acht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat enkel het aanwezig hebben van een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep bewezen kan worden verklaard. In het ‘Rapport berekening wederechtelijk verkregen voordeel’ wordt een andere hoeveelheid genoemd. Deze verbalisant relateert dat er een enigszins natte hoeveelheid henneptoppen is aangetroffen, waarvan, volgens de raadsman, het werkelijke (droge) gewicht iets minder geweest zal zijn.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman verzocht de pleegperiode te beperken tot een periode van 3 maanden, te weten van 1 mei 2015 tot 21 juli 2015. Gelet op de verklaring van verdachte dat de hennepkwekerij 5 maanden in bedrijf was, heeft de raadsman in aanvulling op de pleitnota aangevoerd dat de pleegperiode beperkt kan worden tot een periode van 5 maanden. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1 en 2:
Op 20 juli 2015 stelde verbalisant [verbalisant 1] , naar aanleiding van een melding van woningbouwvereniging De Alliantie, een onderzoek in het appartement op de [adres] te [woonplaats] in. In de woonkamer trof hij een hennepkwekerij c.q. drogerij aan. [2]
Van een aantal henneptoppen die op de droogrekken werden aangetroffen, zijn monsters genomen. De monsters testten positief op hennep of THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj. [3] Het totaal gewicht van de inbeslaggenomen henneptoppen bedroeg 24,28 kilogram. [4] Dit is gewogen met een geijkte weegschaal. [5]
[aangever] heeft namens de Stedin N.V. op 21 juli 2015 aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit op het adres [adres] te [woonplaats] . [6] De verzegeling van de hoofdaansluitkast was verbroken. Daarnaast was er een illegale aansluiting bijgeplaatst en aangesloten waardoor alle elektriciteit die via die aansluiting werd afgenomen, niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd. [7]
In de woning werd onderzoek verricht waarbij aanwijzingen voor eerdere oogsten bleken. Meerdere voorwerpen waren met stof vervuild. Ook het filterdoek van de koolstoffilters was vervuild. Op de plaatsen waar de bevestiging was aangebracht, vertoonde het filterdoek een aanzienlijk lichtere kleur ten opzichte van de kleur van de rest van het filterdoek. Voorts werden er verdroogde resten van hennepplanten aangetroffen op rekken waar de stekjes werden opgekweekt. [8] Er werden vuilniszakken met daarin hennepafval [9] en potgrond gevonden. In de potgrond zaten gebruikte stekblokjes en diverse stukken samengeperste potgrond hadden dezelfde vorm en inhoud als de lege potten in de kweekruimte. Het hout van de latten waaraan de assimilatielampen waren opgehangen was verkleurd op de plaatsen waar de lampen waren bevestigd. [10]
Verdachte heeft op 21 juli 2015 bij de politie verklaard dat hij de woning aan de [adres] te [woonplaats] huurt en dat hij daar tot een jaar geleden heeft gewoond. [11] Verdachte heeft verklaard dat hij verantwoordelijk is voor de diefstal van de elektriciteit en de aangetroffen hennep. [12]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1:
De raadsman heeft aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte 24,28 kilogram hennep aanwezig heeft gehad, omdat verbalisant [verbalisant 2] in het ‘Rapport berekening wederechtelijk verkregen voordeel’ (pagina 116 van het dossier) een andere hoeveelheid noemt. Deze verbalisant relateert dat er een enigszins natte hoeveelheid van 23,4 kg.
-bestaande uit 22,4 kg henneptoppen en 1 kg hennepgruis - is aangetroffen, waarvan, volgens de raadsman, het werkelijke (droge) gewicht iets minder geweest zal zijn.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende. In het proces-verbaal van bevindingen heeft de betrokken verbalisant beschreven dat de henneptoppen gewogen zijn, waarna werd vastgesteld dat het totaal gewicht 24,28 kilogram bedroeg [13] . Uit het rapport berekening wederrechtelijk voordeel blijkt dat deze weging heeft plaatsgevonden met gebruik van een geijkte weegschaal. [14] De rechtbank gaat op grond van het voorgaande dan ook uit van een hoeveelheid van 24,28 kilogram henneptoppen.
Ten aanzien van feit 2:
De raadsman heeft verzocht de pleegperiode te beperken tot een periode van 3 maanden (te weten van 1 mei 2015 tot 21 juli 2015) dan wel uiterlijk 5 maanden, omdat er naar zijn mening in de woning geen (objectieve) indicatoren voor eerdere oogsten zijn aangetroffen, dan wel dat deze indicatoren slechts duiden op één oogst . De raadsman heeft aangevoerd dat de geconstateerde verkleuringen en vervuilingen te verklaren zijn door het tropische klimaat in de woning en dat verdachte de spullen tweedehands op markplaats heeft gekocht en deze bij aanvang dus reeds vervuild waren.
De rechtbank verwerpt dit verweer als volgt. De rechtbank oordeelt, anders dan de raadsman, dat de geconstateerde verkleuringen en vervuilingen wel indicatief zijn voor eerdere oogsten. Het hout van de latten waaraan de assimilatielampen waren opgehangen was immers verkleurd op de plaatsen waar de lampen bevestigd waren. Hetzelfde geldt voor de vervuilde koolstoffilters. Op de plaatsen waar de kettingen waren bevestigd, was het filterdoek aanzienlijk lichter van kleur. Daarnaast zijn zowel op het hout als op de koolstoffilters geen andere verkleuringen aangetroffen. Deze omstandigheden stroken niet met de verklaring van verdachte dat hij de spullen tweedehands heeft gekocht, omdat de rechtbank het niet aannemelijk acht dat bij het gebruik van tweedehandsmaterialen de betreffende materialen steeds op dezelfde wijze en plek worden bevestigd.
Om het aanvangsmoment van de pleegperiode van de diefstal van elektriciteit te bepalen, moet worden vastgesteld wanneer verdachte is begonnen met (het opzetten van) de hennepkwekerij. Verdachte heeft op 21 juli 2015 ten overstaan van de politie verklaard dat hij tot een jaar geleden in de woning aan de [straatnaam] heeft gewoond. De rechtbank bezigt deze verklaring voor het bewijs, nu verdachte van meet af aan gedetailleerd heeft verklaard over zijn betrokkenheid bij de hennepkwekerij. Verdachte heeft die verklaring ook gelezen en ondertekend. Op grond van deze verklaring kan worden vastgesteld dat verdachte sinds 21 juli 2014 niet meer woonachtig was op de [straatnaam] . De rechtbank oordeelt dat verdachte op laatstgenoemde datum is aangevangen (met het opzetten van) de hennepkwekerij. Het is een feit van algemene bekendheid dat men met een hennepkwekerij zo snel mogelijk geld wil verdienen. Deze omstandigheid tezamen met het gegeven dat het, gelet op de financiële positie van verdachte, niet aannemelijk is dat hij een pand met hoge huurkosten aanhoudt en leeg zou laten staan, sterkt de rechtbank in haar overtuiging dat verdachte is gestart met de hennepkwekerij op het moment dat hij niet meer woonachtig was op de [straatnaam] .
Voorwaardelijk verzoek tot het horen van een getuige
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat er 2 jaar geleden (de rechtbank begrijpt dat deze termijn bepaald dient te worden vanaf de dag van verhoor, te weten 21 juli 2015) een monteur van De Alliantie in de woning is geweest. De raadsman heeft verzocht de monteur te horen als getuige indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van de gehele pleegperiode komt of meerdere oogsten aannemelijk acht. De rechtbank wijst dit voorwaardelijk verzoek af, omdat het moment waarop de monteur in de woning zou zijn geweest, buiten de door de rechtbank bewezenverklaarde periode valt.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
omstreeks 20 juli 2015 te Amersfoort, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan
[straatnaam] ) een hoeveelheid van in totaal ongeveer 24,28 kilogram hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 2
in de periode gelegen tussen 15 juli 2014 en 21 juli 2015 te Amersfoort, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., waarbij verdachte dat weg
te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, onder de algemene voorwaarde dat verdachte voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten pleegt;
- een taakstraf van 180 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) gaan, bij een teelt van 340 planten, uit van een taakstraf van 120 uur en een maand voorwaardelijke gevangenisstraf. Vanwege schending van de redelijke termijn dient voornoemde straf te worden gematigd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het ongeoorloofde bezit van een grote hoeveelheid hennep en aan diefstal van elektriciteit teneinde de hennepkwekerij van stroom te voorzien. Hennep betreft een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. Door het aanwezig hebben van een dergelijke hoeveelheid hennep, draagt verdachte bij aan de handel in softdrugs. Dit kan verdachte worden verweten. Met de handel in softdrugs zijn aanmerkelijke financiële belangen gemoeid. Bovendien gaat die handel veelal gepaard met andere vormen van criminaliteit en veroorzaakt zij overlast en schade voor de maatschappij. Verdachte heeft daarnaast gedurende een jaar gebruik gemaakt van een illegale stroomvoorziening, hetgeen grote veiligheidsrisico’s met zich brengt.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 26 maart 2018 waaruit volgt dat verdachte niet recentelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten, maar wel eerder in 2006 is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. Uit het uittreksel volgt tevens dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank gaat uit van een hoeveelheid van 390 hennepplanten conform het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor het eenmalig kweken van een hoeveelheid van 100 tot 500 hennepplanten uit van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een taakstraf van 120 uren.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. Deze termijn is, naar het oordeel van de rechtbank, gaan lopen op het moment dat verdachte op de hoogte raakte van de tegen hem ingestelde strafvervolging. De rechtbank oordeelt dat daarvan sprake was op 21 juli 2015, toen de politie in aanwezigheid van verdachte de woning betrad waar de hennepkwekerij werd aangetroffen.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden passend en geboden is. De rechtbank verbindt hieraan een proeftijd van twee jaren.
Deze voorwaardelijke gevangenisstraf is ondermeer ingegeven door het feit dat verdachte reeds eerder (in 2006) is veroordeeld voor overtreding van een Opiumwetdelict, waarbij hij veroordeeld is tot betaling van wederrechtelijk verkregen voordeel waardoor verdachte (nog steeds) een schuldenlast heeft. Voorts heeft verdachte verklaard dat het hem niet interesseert dat hij schulden heeft en/of een hogere boete opgelegd krijgt. Deze voorwaardelijke straf dient om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan het plegen van een strafbaar feit.
Daar komt bij dat deze voorwaardelijke gevangenisstraf ook wordt opgelegd, omdat verdachte zich naast het aanwezig hebben van hennep eveneens voor een periode van een jaar schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van stroom.
Daarbij zal de rechtbank verdachte naast deze voorwaardelijke straf ook een taakstraf opleggen van 160 uur, te vervangen door 80 dagen hechtenis, indien deze taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht.

9.BENADEELDE PARTIJ

Stedin Netbeheer B.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.378,18 bestaande uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen met oplegging van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard, vanwege het ontbreken van een juiste volmacht, zoals een en ander is omschreven in de pleitnota.
Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van de posten elektriciteit hennepverbruik, arbeidsloon en capaciteitstarief, verweer gevoerd zoals nader omschreven en onderbouwd in de pleitnota.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volgt het primaire verweer van de raadsman inhoudende dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard. Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel valt immers niet af te leiden dat Stedin Holding N.V. statutair bestuurder van Stedin Netbeheer B.V. is. Voorts blijkt niet dat [A] de bevoegdheid heeft om Stedin Holding N.V. te vertegenwoordigen.
Omdat de vordering niet op de door de wet voorgeschreven wijze is ingediend, zal de rechtbank de benadeelde partij Stedin Netbeheer B.V. in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 2 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 160 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 80 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
Benadeelde partij
- verklaart Stedin Netbeheer B.V. niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.A.T. van der Geest, voorzitter, mrs. A.C. van den Boogaard en M.W.V. van Duursen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.J. van der Waaij griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 mei 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 20 juli 2015 te Amersfoort, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [straatnaam] ) een hoeveelheid die van (in totaal) ongeveer 24,28 kilogram hennep althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
II;
( art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet )
2
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 15 juli 2014 en 21 juli 2015 te Amersfoort, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 juli 2015, genummerd PL0900-2015223581, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 120. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, pagina 5.
3.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, pagina 6; proces-verbaal van bevindingen testen hennep, pagina 25.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 26.
5.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, pagina 118.
6.Proces-verbaal van aangifte, pagina 37.
7.Rapportage diefstal energie, pagina 42.
8.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, pagina 117.
9.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, pagina 117.
10.Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een ‘Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij’, pagina 118.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 107.
12.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 30 april 2018.
13.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 26.
14.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, pagina 118.