ECLI:NL:RBMNE:2018:4304

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2018
Publicatiedatum
6 september 2018
Zaaknummer
16/652158-17 toetsing ISD
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 mei 2018 uitspraak gedaan over de voortzetting van de ISD-maatregel (Inrichting voor Stelselmatige Daders) die aan de veroordeelde was opgelegd. De rechtbank heeft de beslissing genomen naar aanleiding van een onderzoek ex artikel 509aa van het Wetboek van Strafvordering. De veroordeelde, geboren in 1984, is thans gedetineerd en ondergaat een klinische behandeling bij een instelling voor zijn middelen- en psychische problematiek. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende voortgangsverslagen en een schriftelijke verklaring van de veroordeelde, waarin hij aangeeft dat de behandeling hem veel heeft gebracht en dat hij gemotiveerd is om zijn verslaving aan te pakken.

De officier van justitie heeft gepleit voor voortzetting van de ISD-maatregel, terwijl de raadsvrouw van de veroordeelde zich niet verzet tegen deze voortzetting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich meewerkend opstelt, maar dat er nog steeds een recidiverisico aanwezig is. De rechtbank oordeelt dat continuering van de maatregel wenselijk is, gezien de positieve voortgang in de behandeling, maar ook de noodzaak om het recidiverisico te beheersen. De rechtbank heeft daarom besloten de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voort te zetten, om te voorkomen dat de veroordeelde opnieuw strafbare feiten pleegt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/652158-17 (toetsing ISD)
Datum uitspraak: 4 mei 2018

Beslissing ex artikel 38s Wetboek van Strafrecht

Beslissing van de meervoudige raadkamer voor strafzaken, naar aanleiding van het onderzoek ex artikel 509aa van het Wetboek van Strafvordering, betrekking hebbend op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd aan:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna ook te noemen: de veroordeelde.
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier van de veroordeelde bevindende stukken, waaronder:
 het vonnis van deze rechtbank van 24 april 2017 waaruit blijkt dat aan de veroordeelde is opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar en waarbij de rechtbank heeft bepaald dat het Openbaar Ministerie binnen 12 maanden na tenuitvoerlegging van de maatregel dient te berichten over de noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel;
 een voortgangsverslag toezicht van [instelling 1] d.d. 21 februari 2018, opgemaakt door [A] (toezichthouder);
 een voortgangsverslag toezicht van [instelling 1] d.d. 17 april 2018, opgemaakt door [A] (toezichthouder);
 een brief met betrekking tot het verloop van de behandeling d.d. 19 april 2018, opgemaakt door R. van Sas (psycholoog bij [instelling 2] );
 een schriftelijke verklaring van veroordeelde d.d. 19 april 2018.
Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 20 april 2018, waarbij is gehoord:
de officier van justitie.
De rechtbank heeft kennis genomen van het bericht van raadsvrouw mr. L.M.F. Aarts, advocaat te Amsterdam, van 20 april 2018 dat zowel zij als de veroordeelde niet bij de behandeling van de zaak aanwezig zullen zijn. De raadsvrouw heeft verzocht de zaak buiten aanwezigheid van haar en veroordeelde te behandelen.

OVERWEGINGEN:

Verloop ISD traject
De rechtbank heeft kennis genomen van bovengenoemde voortgangsverslagen. Uit de rapporten volgt dat veroordeelde zich in het kader van de meldplicht meewerkend opstelt.
Desondanks heeft veroordeelde de neiging om, via dwingend contact, zaken naar zijn hand te zetten. Veroordeelde ondergaat sinds 2 november 2017 een klinische behandeling bij [instelling 2] (hierna: [instelling 2] ) te [plaatsnaam] met betrekking tot zijn middelen- en psychische problematiek. Deze klinische behandeling maakt dat de reclassering het recidiverisico thans niet op ‘zeer hoog’, maar op ‘gemiddeld/hoog’ inschat. De behandelend psychologe van de [instelling 2] , R. van Sas, beschrijft in haar brief dat veroordeelde hard aan de slag is gegaan om meer inzicht te verkrijgen in zijn belevingswereld. Veroordeelde stelt zich daartoe open en kwetsbaar op. Veroordeelde houdt de positieve lijn vast en heeft nagenoeg alle onderdelen van de behandeling succesvol afgerond. Tevens is hij de laatste weken niet teruggevallen in middelengebruik. De behandeling bij [instelling 2] is bijna ten einde. Hierna zal veroordeelde zijn behandeling voorzetten bij de [instelling 3] te [plaatsnaam] .
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting geconcludeerd tot voortzetting van de ISD-maatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen voortzetting van de ISD-maatregel. De veroordeelde heeft in een schriftelijke verklaring van 19 april 2018 kenbaar gemaakt dat het in zijn belang is dat de ISD-maatregel wordt voortgezet. De veroordeelde geeft aan dat de intensieve behandeling bij [instelling 2] hem veel heeft gebracht en dat hij nog steeds gemotiveerd is. Hij wil afrekenen met zijn verslaving teneinde terug te keren in de maatschappij.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van het voorgaande, alle omstandigheden in aanmerking nemend, is de rechtbank van oordeel dat continuering van de tenuitvoerlegging van de maatregel wenselijk is. De maatregel verloopt thans naar alle tevredenheid. Daarnaast is voorzetting noodzakelijk gelet op de omstandigheid dat het recidiverisico, het zij in verminderde mate, nog steeds aanwezig is. Indien de maatregel thans beëindigd zou worden, bestaat het risico dat veroordeelde zich schuldig maakt aan het plegen van strafbare feiten, vermogensdelicten in het bijzonder.
De rechtbank zal derhalve, gelet op het bepaalde in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht, beslissen als hierna te melden.

BESLISSING:

De rechtbank verstaat:
- dat de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, opgelegd aan
[veroordeelde] , wordt voortgezet.
Aldus gedaan door mr. J.W. Veenendaal, voorzitter, mrs. C.E.M. Nootenboom-Lock en
H.F. Koenis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.J. van der Waaij, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 mei 2018.