ECLI:NL:RBMNE:2018:4303

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2018
Publicatiedatum
6 september 2018
Zaaknummer
16/660463-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor poging tot onttrekking aan het wettig gezag

Op 4 mei 2018 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 1999. De zaak betreft twee pogingen tot onttrekking van de minderjarige [naam minderjarige] aan het wettig gezag. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting van 20 april 2018, waar de officier van justitie mr. A.M. Tromp en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. N.W.A. Dekens, aanwezig waren, de feiten vastgesteld. De verdachte heeft op 27 en 29 november 2016 in Zeist geprobeerd de minderjarige [naam minderjarige] te onttrekken aan het gezag van de instelling waar zij verbleef. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft bekend en dat er voldoende bewijs is voor de tenlastelegging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met de voorwaarde dat bij niet-naleving deze straf kan worden omgezet in 20 dagen jeugddetentie. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft ook gelet op de adviezen van de psycholoog en de Raad voor de Kinderbescherming, die begeleiding en behandeling voor de verdachte aanbevelen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de poging tot onttrekking en heeft hem strafbaar verklaard, met bijzondere voorwaarden voor toezicht en begeleiding door jeugdreclassering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/660463-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 mei 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren op de terechtzitting van 20 april 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M. Tromp en van hetgeen verdachte en mr. N.W.A. Dekens, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 op of omstreeks 27 november 2016 te Zeist heeft geprobeerd de minderjarige
[naam minderjarige] aan het wettig gezag en/of aan het opzicht van degene die gezag over haar uitoefende, te onttrekken;
feit 2 op of omstreeks 29 november 2016 te Zeist heeft geprobeerd de minderjarige
[naam minderjarige] aan het wettig gezag en/of aan het opzicht van degene die gezag over haar uitoefende, te onttrekken.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor de feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen,
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 29 november 2016, genummerd PL0900-2016369106-1, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 18 en pagina 19;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 29 november 2016, genummerd PL0900-2016369106-4, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 30;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 30 november 2016, genummerd PL0900-2016369106-13, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina 49 en pagina 50;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 april 2018;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 29 november 2016, genummerd PL0900-2016369106-1, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 20;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 29 november 2016, genummerd PL0900-2016369106-4, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 30 en pagina 31;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 29 november 2016, genummerd PL0900-2016369106-9, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina 44;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 30 november 2016, genummerd PL0900-2016369106-13, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina 50.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
omstreeks 27 november 2016 te Zeist, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf, om opzettelijk een minderjarige, te weten [naam minderjarige] , aan het wettig over haar gesteld gezag en aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefent (te weten [naam instelling 1] ) te onttrekken, met dat opzet:
  • naar die instelling [naam instelling 1] is gegaan en;
  • op een of meer punten het prikkeldraad (boven het buitenhekwerk) heeft doorgeknipt en;
  • vervolgens een of meer gaten in het binnenhekwerk heeft geknipt en;
  • vervolgens door die ontstane opening is geklommen en;
  • vervolgens een ladder tegen het raam van die [voornaam van minderjarige] heeft aangezet en;
  • het raam van de kamer van die [voornaam van minderjarige] heeft getracht open te krijgen,
met het doel die [voornaam van minderjarige] mee te nemen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
omstreeks 29 november 2016 te Zeist, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf, opzettelijk een minderjarige, te weten [naam minderjarige] , aan het wettig over haar gesteld gezag en aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefent (te weten [naam instelling 1] ) te onttrekken, met dat opzet:
  • naar die instelling [naam instelling 1] is gegaan en;
  • een betonschaar en een klimtouw en zekeringen voor het klimtouw en een hakbijl heeft meegenomen en;
  • op meer punten het prikkeldraad (boven het buitenhekwerk) heeft doorgeknipt,
met het doel die [voornaam van minderjarige] mee te nemen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 en feit 2
telkens:
poging tot opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag en het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, van 40 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door
20 dagen jeugddetentie, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarde van toezicht en begeleiding door jeugdreclassering [naam instelling 2] (hierna: [naam instelling 2] ).
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat zij zich met betrekking tot de strafoplegging aansluit bij hetgeen door de officier van justitie gevorderd is. De verdediging heeft verzocht de proeftijd te bepalen op 1 jaar, maar heeft aangevoerd zich ook te kunnen vinden in een proeftijd voor de duur van 2 jaren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft meerdere malen geprobeerd om zijn minderjarige vriendin te onttrekken aan het wettig gezag en het over haar uitgeoefende opzicht. De rechtbank oordeelt dat dit ernstige feiten zijn. Verdachte had weliswaar geen kwaad in de zin en handelde uit verliefdheid en de wens om bij zijn vriendin [voornaam van minderjarige] te zijn, maar het is zeer kwalijk dat hij daarbij heeft geprobeerd haar weg te nemen uit een beveiligde instelling als [naam instelling 1] , een plek waar zij juist veilig behoorde te zijn. Hij heeft met zijn handelen ook gevoelens van onveiligheid teweeg gebracht bij andere minderjarigen die vanwege bijzondere redenen in [naam instelling 1] verblijven.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 maart 2018 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder veroordeeld is voor het plegen van een soortgelijk feit.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de psychologische Pro Justitia rapportages van
respectievelijk 1 februari 2017 en 20 juni 2017, beiden opgemaakt door K.T.E. Zászlós, psycholoog. De psycholoog adviseert om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De kans op recidive wordt als matig tot hoog ingeschat. De psycholoog acht het van belang dat de kans op recidive en de zorgelijke ontwikkeling van verdachte in positieve richting wordt omgebogen. In dit verband is voorzetting van de begeleiding door de jeugdreclassering wenselijk. Geadviseerd wordt om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 18 april 2018, opgemaakt door [A] . In dit rapport wordt geadviseerd om een voorwaardelijke werkstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde dat verdachte passende behandeling (gesprekken met de psychiater/psycholoog) krijgt met toezicht en begeleiding door [naam instelling 2] . Ter terechtzitting heeft [A] dit advies bevestigd en toegelicht dat, ondanks het feit dat verdachte reeds een positieve persoonlijke ontwikkeling heeft doorgemaakt, controle en begeleiding wenselijk is. Te meer omdat [voornaam van minderjarige] nog steeds in zijn leven is.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de rapportage van [naam instelling 2] van 28 maart 2018, opgemaakt door [B] . Uit dit rapport volgt dat verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis intensief is begeleid. Het MDFT-traject, dat gericht was op verbetering van communicatie tussen verdachte en zijn ouders, is positief verlopen. Daarnaast is via [naam instelling 2] het contact met [voornaam van minderjarige] stapsgewijs opgebouwd. Inmiddels is er sprake van onbegeleid contact. Desondanks heeft verdachte de regels ook een aantal keren overtreden. Het advies is verdachte een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen met toezicht en begeleiding door [naam instelling 2] , met een proeftijd voor de duur van 2 jaren.
Ter terechtzitting heeft [B] het advies nader toegelicht en bijgesteld in die zin dat wordt verzocht als aanvullende bijzondere voorwaarde een ITB-criem maatregel op te leggen waarbij de ingangsdatum door [naam instelling 2] te bepalen is. De achtergrond hiervan is gelegen in de zorgen die spelen met betrekking tot het contact tussen verdachte en [voornaam van minderjarige] in de toekomst.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf recht doet aan de ernst en aard van de zaak. Een voorwaardelijke straf is enerzijds passend gelet op het tijdsverloop in de zaak, waarbij in het bijzonder rekening is gehouden met de omstandigheid dat verdachte sinds 2 december 2016 onder strikte bijzondere voorwaarden in schorsing liep en daarbij een positieve ontwikkeling heeft meegemaakt. Anderzijds is het verloop van de relatie tussen verdachte en [voornaam van minderjarige] in de toekomst onzeker en daarom dient het voorwaardelijk strafdeel verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan dergelijke strafbare feiten. De rechtbank zal derhalve aan verdachte een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 40 uren, te vervangen door 20 dagen jeugddetentie, opleggen met als bijzondere voorwaarden toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering [naam instelling 2] en de voorwaarde dat verdachte mee zal werken aan een behandeling (gesprekken met psycholoog/psychiater of soortgelijks). Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een ITB-criem maatregel op dit moment niet wenselijk is. Het opleggen van deze voorwaarde kan, indien gewenst, worden bewerkstelligd met een wijziging van de bijzondere voorwaarden.

8.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 279 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, in de vorm van een werkstraf, van
40 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 20 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren per dag;
- bepaalt dat de taakstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
-
stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
-
stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
* zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen zoals die in het kader van Toezicht en Begeleiding worden gegeven door [naam instelling 2] ;
* zal meewerken aan een behandeling (gesprekken met psycholoog/psychiater of soortgelijks), zolang [naam instelling 2] dit wenselijk acht, en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van deze behandeling zullen worden gegeven.
- geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan de begeleiden.
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis:
- heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. J.W. Veenendaal en H.F. Koenis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.J. van der Waaij, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 mei 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 november 2016 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf, om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens) opzettelijk een minderjarige, te weten [naam minderjarige] , aan het wettig over haar gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefent (te weten [naam instelling 1] ) te onttrekken, met dat opzet (telkens):
- naar instelling [naam instelling 1] is gereden/gelopen en/of
- op een of meer punten het prikkeldraad (boven het (buiten)hekwerk)) heeft doorgeknipt en/of
- ( vervolgens) een of meer gat(en) in het (buiten)hekwerk heeft geknipt en/of
- ( vervolgens) door de ontstane opening en/of over het (buiten)hekwerk is geklommen en/of
- ( vervolgens) een of meer gat(en) in het (binnen)hekwerk heeft geknipt en/of
- ( vervolgens) door de ontstane opening is geklommen en/of
- ( vervolgens) een ladder tegen de gevel en/of tegen het raam van die [voornaam van minderjarige] heeft aangezet en/of
- het raam van de kamer van die [voornaam van minderjarige] heeft getracht open te krijgen,
met het doel die [voornaam van minderjarige] mee te nemen,
terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is
voltooid;
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 279 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks de 29 november 2016 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf, om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk een minderjarige, te weten [naam minderjarige] , aan het wettig over haar gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefent (te weten [naam instelling 1] ) te onttrekken, met dat opzet:
- naar instelling [naam instelling 1] is gereden/gelopen en/of
- een of meer kniptang(en) en/of een betonschaar en/of een (klim)touw en/of één of meer zekeringen voor het klimtouw en/of een hakbijl heeft meegenomen en/of
- op een of meer punten het prikkeldraad (boven het (buiten)hekwerk)) heeft doorgeknipt en/of
- ( vervolgens) een of meer gat(en) in het (buiten)hekwerk heeft geknipt en/of
- ( vervolgens) door de ontstane opening en/of over het (buiten)hekwerk is geklommen en/of
- ( vervolgens) een of meer gat(en) in het (binnen)hekwerk heeft geknipt,
met het doel die [voornaam van minderjarige] mee te nemen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 279 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht