4.3Het oordeel van de rechtbank
feit 1
Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen en volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 maart 2018;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , pagina 160 en 161.
feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 maart 2018;
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] , pagina 375;
- een afschrift van aangifte van [benadeelde 1] , pagina 199 en 200;
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] , pagina 394;
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4] , pagina 399;
- het proces-verbaal van aangifte [benadeelde 5] , pagina 407.
feit 3
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 maart 2018;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , pagina 103;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , pagina 411 en 412, met bijlagen.
feit 4 en 5
[slachtoffer 1] is werkzaam als filiaalmanager bij de [winkel 1] aan het [straatnaam] in De Meern.Op 27 september 2016 zag hij een groepje van vier jongens in de winkel, waaronder [voornaam 1 (verdachte)] (de rechtbank begrijpt dat hiermee [verdachte] wordt bedoeld) en [voornaam 2 (medeverdachte)] . Hij sprak [voornaam 1 (verdachte)] aan over de diefstal van een aansteker. Hij zag en hoorde dat [voornaam 1 (verdachte)] direct boos werd en hij hoorde [voornaam 1 (verdachte)] zeggen: “Wat moet je nou met je kankerwinkel. Je hebt toch niets gezien. Ik maak je kapot. Als je aan me zit maak ik je kapot. Als je naar me toekomt gaan we je slaan."
Diezelfde avond zag hij de groep heen en weer fietsen voor de ingang van de winkel. Hij herkende [voornaam 2 (medeverdachte)] en [voornaam 1 (verdachte)] . Er werd vanuit de groep iets gegooid en hij hoorde een tik tegen de winkelruit. Kort daarna hoorde hij dit nog een keer. Er werd gejoeld vanuit de groep. Hij liep naar buiten en zag dat er eieren tegen de ruiten van de winkel waren gegooid.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 27 september 2016 bij de [winkel 1] in De Meern was en dat hij boos was geworden op die jongen (de rechtbank begrijpt dat verdachte aangever [slachtoffer 1] bedoelt) van de supermarkt toen deze hem aansprak over de diefstal van een aansteker en hij [voornaam 2 (medeverdachte)] niet in de winkel wilde laten. Verdachte had tegen de jongen gezegd dat als hij naar hen toe zou komen en hen aan zou raken dat zij dan wat terug zouden doen.
’s Avonds was hij met [voornaam 2 (medeverdachte)] , [voornaam 3] en [voornaam 4] op het plein bij de [winkel 1] in De Meern. [voornaam 3] en [voornaam 4] gingen eieren halen. Zij kwamen terug en deelden bij een van de uitgangen van het [straatnaam] de eieren uit. Verdachte was daar bij aanwezig. Verdachte wist dat er met eieren naar de winkel gegooid zou worden. Vervolgens was hij met het groepje over het plein gefietst en werd er, terwijl zij langs de winkel reden, vanuit het groepje met eieren naar de winkel gegooid en geschreeuwd. Verdachte was vervolgens met het groepje verder gefietst.
Bedreiging
Aangever [slachtoffer 1] (her)kende verdachte en heeft duidelijk en specifiek verklaard wat er is voorgevallen en welke bedreigingen verdachte daarbij heeft geuit. De verklaring van aangever [slachtoffer 1] vindt steun in de verklaring van verdachte dat hij boos was toen hij door [slachtoffer 1] werd aangesproken op zijn gedrag.
Openlijk geweld
Verdachte maakte deel uit van een groep jongeren die voor veel overlast zorgde in de [winkel 1] in De Meern. Er waren al vaker confrontaties met de aangever [slachtoffer 1] of andere personeelsleden van de [winkel 1] geweest. Verdachte had eerder die dag een confrontatie met [slachtoffer 1] gehad.
Verdachte wist dat er met eieren gegooid zou worden, was erbij toen de eieren werden uitgedeeld en is welbewust van het begin tot het eind met de groep meegegaan het plein op, terwijl toen de eieren werden gegooid. Hij heeft op geen enkel moment afstand van de groep en de handelingen van de groep genomen. Verdachte heeft daarmee, gelet op deze omstandigheden, de gehele context, het gedrag en de dynamiek van de groep waartoe verdachte behoorde, een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het openlijk geweld.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, het onder 4 en 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
feit 6
[slachtoffer 2] heeft op 20 oktober 2016 verklaard dat zij ongeveer drie weken daarvoor in de [winkel 1] in De Meern was.Een groep jongens was aan het schreeuwen en gooide met pakken wc papier. Zij sprak die jongens hierop aan. Een blonde jongen kwam naar haar toe, hij was groter dan de rest. Hij stond heel dichtbij haar en zij werd bang. Hij schreeuwde: “Vies wijf, ik steek je overhoop.”
Verdachte heeft verklaard dat hij met een groepje jongens in de [winkel 1] was. Verdachte was de langste van het groepje jongens. Hij duwde [voornaam 2 (medeverdachte)] in een stapel wc-rollen. Zij werden vervolgens aangesproken door een vrouw.
Bewijsoverwegingen
Aangeefster heeft duidelijk en specifiek verklaard dat de jongen die haar bedreigde groter was dan de rest van de groep. Verdachte heeft verklaard dat hij de langste van de groep jongens is.
Getuige [getuige 2] heeft bevestigd dat zij die dag werd aangesproken door een vrouw die vertelde dat zij was bedreigd door een jongen met de woorden “ik steek je met een mes, ik maak je dood”. Dat getuige [getuige 2] de jongen die zij “de rooie” - waarmee [voornaam 2 (medeverdachte)] wordt bedoeld - als dader aanwijst, doet aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster niet af. [getuige 2] was immers geen ooggetuige van het incident.
De rechtbank acht de verklaring van aangeefster betrouwbaar.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 6 tenlastegelegde heeft gepleegd.
feit 7
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 7 ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 maart 2018;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 99;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 153.
parketnummer 16/652658-17
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder parketnummer 16/652658-17 ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 maart 2018;
- een landelijk aangifteformulier winkeldiefstal van [aangever 3] , namens de [winkel 2] , pagina 3 van het proces-verbaal van 15 mei 2017, proces-verbaalnummer PL0900-2017133894.