ECLI:NL:RBMNE:2018:4301

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 april 2018
Publicatiedatum
6 september 2018
Zaaknummer
16/652832-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor openlijk geweld, bedreigingen en diefstallen met werkstraf en jeugdreclassering

Op 13 april 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2002, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder openlijk geweld tegen goederen, bedreigingen en diefstal. De rechtbank heeft het vonnis uitgesproken na een terechtzitting op 30 maart 2018, waar de officier van justitie, mr. A. Drogt, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. B.J. Tieman, hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdachte heeft bekend openlijk geweld te hebben gepleegd en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor de overige feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij verschillende incidenten van geweld en bedreiging, waarbij hij samen met anderen handelde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychologische problematiek van de verdachte, die in verminderde mate toerekeningsvatbaar werd geacht. De vorderingen van benadeelde partijen zijn toegewezen, en de rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/652832-16; 16/652685-17 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 april 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats]
wonende te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren op 30 maart 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en mr. B.J. Tieman, advocaat te Utrecht naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16/652832-16
feit 1op 1 oktober 2016 in De Meern, samen met anderen, openlijk geweld heeft gepleegd tegen goederen, dan wel (subsidiair) samen met anderen goederen heeft vernield;
feit 2in de periode van 28 september 2016 tot en met 30 september 2016 in De Meern, samen met anderen, openlijk geweld heeft gepleegd tegen goederen, dan wel (subsidiair) samen met anderen goederen heeft vernield;
feit 3in de periode van 1 juli 2016 tot en met 30 september 2016 in De Meern, samen met anderen, openlijk geweld heeft gepleegd tegen goederen, dan wel (subsidiair) samen met anderen goederen heeft vernield;
feit 4op 27 september 2016 in De Meern, samen met anderen, openlijk geweld heeft gepleegd tegen goederen, dan wel (subsidiair) samen met anderen goederen heeft vernield;
feit 5op 27 september 2016 in De Meern een persoon heeft bedreigd;
feit 6op 29 september 2016 in De Meern een persoon heeft bedreigd;
feit 7in de periode van 8 september 2016 tot en met 24 september 2016 in De Meern meerdere aanstekers heeft gestolen;
parketnummer 16/652685-17
op 5 mei 2017 in De Meern een winkeldiefstal heeft gepleegd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5, 6 en 7 van parketnummer 16/652832-16 en het onder parketnummer 16/652685-17 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 4, 5 en 6 van parketnummer 16/652832-16 ten laste gelegde. Verdachte dient ten aanzien van deze feiten vrijgesproken te worden. De verdediging heeft daartoe het volgende aangevoerd.
feit 4
Verdachte heeft niet geschreeuwd en heeft geen eieren gegooid. Gelet op de criteria van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht heeft verdachte zich daarmee dusdanig onttrokken aan het handelen van de groep, dat hij daarin geen aandeel heeft gehad.
feit 5
Het is aannemelijk dat het gegaan is zoals verdachte heeft verklaard en de medeverdachte [voornaam 2 (medeverdachte)] heeft een eigen belang om het op verdachte af te schuiven. Verdachte dient daarom het voordeel van de twijfel te krijgen.
feit 6
Onvoldoende duidelijk is door wie wat is gezegd. Getuige [getuige 1] denkt dat het verdachte was. Getuige [getuige 2] wijst naar “de rooie”, te weten [voornaam 2 (medeverdachte)] . Aangeefster zelf is erg geschrokken, niet duidelijk is of zij hetgeen gebeurd is goed heeft weergegeven. Verdachte is niet de persoon die dit soort dingen zegt en daarom ontbreekt de overtuiging dat verdachte dit feit heeft gepleegd.
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 7 van parketnummer 16/652832-16 en het onder parketnummer 16/652685-17 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
feit 1
Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen en volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 maart 2018;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , pagina 160 en 161.
feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 maart 2018;
  • het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] , pagina 375;
  • een afschrift van aangifte van [benadeelde 1] , pagina 199 en 200;
  • het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] , pagina 394;
  • het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4] , pagina 399;
  • het proces-verbaal van aangifte [benadeelde 5] , pagina 407.
feit 3
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 maart 2018;
  • het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , pagina 103;
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , pagina 411 en 412, met bijlagen.
feit 4 en 5
[slachtoffer 1] is werkzaam als filiaalmanager bij de [winkel 1] aan het [straatnaam] in De Meern. [2] Op 27 september 2016 zag hij een groepje van vier jongens in de winkel, waaronder [voornaam 1 (verdachte)] (de rechtbank begrijpt dat hiermee [verdachte] wordt bedoeld) en [voornaam 2 (medeverdachte)] . Hij sprak [voornaam 1 (verdachte)] aan over de diefstal van een aansteker. Hij zag en hoorde dat [voornaam 1 (verdachte)] direct boos werd en hij hoorde [voornaam 1 (verdachte)] zeggen: “Wat moet je nou met je kankerwinkel. Je hebt toch niets gezien. Ik maak je kapot. Als je aan me zit maak ik je kapot. Als je naar me toekomt gaan we je slaan."
Diezelfde avond zag hij de groep heen en weer fietsen voor de ingang van de winkel. Hij herkende [voornaam 2 (medeverdachte)] en [voornaam 1 (verdachte)] . Er werd vanuit de groep iets gegooid en hij hoorde een tik tegen de winkelruit. Kort daarna hoorde hij dit nog een keer. Er werd gejoeld vanuit de groep. Hij liep naar buiten en zag dat er eieren tegen de ruiten van de winkel waren gegooid. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 27 september 2016 bij de [winkel 1] in De Meern was en dat hij boos was geworden op die jongen (de rechtbank begrijpt dat verdachte aangever [slachtoffer 1] bedoelt) van de supermarkt toen deze hem aansprak over de diefstal van een aansteker en hij [voornaam 2 (medeverdachte)] niet in de winkel wilde laten. Verdachte had tegen de jongen gezegd dat als hij naar hen toe zou komen en hen aan zou raken dat zij dan wat terug zouden doen.
’s Avonds was hij met [voornaam 2 (medeverdachte)] , [voornaam 3] en [voornaam 4] op het plein bij de [winkel 1] in De Meern. [voornaam 3] en [voornaam 4] gingen eieren halen. Zij kwamen terug en deelden bij een van de uitgangen van het [straatnaam] de eieren uit. Verdachte was daar bij aanwezig. Verdachte wist dat er met eieren naar de winkel gegooid zou worden. Vervolgens was hij met het groepje over het plein gefietst en werd er, terwijl zij langs de winkel reden, vanuit het groepje met eieren naar de winkel gegooid en geschreeuwd. Verdachte was vervolgens met het groepje verder gefietst. [4]
Bewijsoverwegingen
Bedreiging
Aangever [slachtoffer 1] (her)kende verdachte en heeft duidelijk en specifiek verklaard wat er is voorgevallen en welke bedreigingen verdachte daarbij heeft geuit. De verklaring van aangever [slachtoffer 1] vindt steun in de verklaring van verdachte dat hij boos was toen hij door [slachtoffer 1] werd aangesproken op zijn gedrag.
Openlijk geweld
Verdachte maakte deel uit van een groep jongeren die voor veel overlast zorgde in de [winkel 1] in De Meern. Er waren al vaker confrontaties met de aangever [slachtoffer 1] of andere personeelsleden van de [winkel 1] geweest. Verdachte had eerder die dag een confrontatie met [slachtoffer 1] gehad.
Verdachte wist dat er met eieren gegooid zou worden, was erbij toen de eieren werden uitgedeeld en is welbewust van het begin tot het eind met de groep meegegaan het plein op, terwijl toen de eieren werden gegooid. Hij heeft op geen enkel moment afstand van de groep en de handelingen van de groep genomen. Verdachte heeft daarmee, gelet op deze omstandigheden, de gehele context, het gedrag en de dynamiek van de groep waartoe verdachte behoorde, een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het openlijk geweld.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, het onder 4 en 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
feit 6
[slachtoffer 2] heeft op 20 oktober 2016 verklaard dat zij ongeveer drie weken daarvoor in de [winkel 1] in De Meern was. [5] Een groep jongens was aan het schreeuwen en gooide met pakken wc papier. Zij sprak die jongens hierop aan. Een blonde jongen kwam naar haar toe, hij was groter dan de rest. Hij stond heel dichtbij haar en zij werd bang. Hij schreeuwde: “Vies wijf, ik steek je overhoop.” [6]
Verdachte heeft verklaard dat hij met een groepje jongens in de [winkel 1] was. Verdachte was de langste van het groepje jongens. Hij duwde [voornaam 2 (medeverdachte)] in een stapel wc-rollen. Zij werden vervolgens aangesproken door een vrouw. [7]
Bewijsoverwegingen
Aangeefster heeft duidelijk en specifiek verklaard dat de jongen die haar bedreigde groter was dan de rest van de groep. Verdachte heeft verklaard dat hij de langste van de groep jongens is.
Getuige [getuige 2] heeft bevestigd dat zij die dag werd aangesproken door een vrouw die vertelde dat zij was bedreigd door een jongen met de woorden “ik steek je met een mes, ik maak je dood”. Dat getuige [getuige 2] de jongen die zij “de rooie” - waarmee [voornaam 2 (medeverdachte)] wordt bedoeld - als dader aanwijst, doet aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster niet af. [getuige 2] was immers geen ooggetuige van het incident.
De rechtbank acht de verklaring van aangeefster betrouwbaar.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 6 tenlastegelegde heeft gepleegd.
feit 7
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 7 ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 maart 2018;
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 99;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 153.
parketnummer 16/652658-17
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder parketnummer 16/652658-17 ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 maart 2018;
  • een landelijk aangifteformulier winkeldiefstal van [aangever 3] , namens de [winkel 2] , pagina 3 van het proces-verbaal van 15 mei 2017, proces-verbaalnummer PL0900-2017133894.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
parketnummer 16/652832-16
1. Primair
op 01 oktober 2016 te De Meern, gemeente Utrecht, openlijk, te weten aan de openbare weg, de [straatnaam] , te weten het schoolplein van de [school 1] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen, welk geweld bestond uit het in brand steken van kartonnen dozen en deze tegen de houten wand van het fietsenhok en berghok, gevestigd op voornoemd schoolplein, plaatsen zodat deze vlam vatte, terwijl dit door hem gepleegd geweld vernieling ten gevolge heeft gehad;
2. Primair
op tijdstippen in de periode van 28 september 2016 tot en met 29 september 2016 te De Meern, gemeente Utrecht, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de [straatnaam] , te weten het schoolplein van de [school 2] en het fietsenrek bij de sporthal ( [naam sporthal] ), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen, welk geweld bestond uit het opensnijden van één of meerdere fietszadels en fietsbanden en het beschadigen van één of meerdere fietslampen en het doorsnijden van één of meerdere snelbinders, terwijl dit door hem gepleegd geweld vernieling ten gevolge heeft gehad;
3. Primair
op er tijdstippen in de periode van 01 juli 2016 tot en met 30 september 2016 te De Meern, gemeente Utrecht, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de [straatnaam] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of meerdere bushokje(s), welk geweld bestond uit het gooien van harde voorwerpen, tegen de bushokje(s) waardoor de ruit(en) van die/dat hokje(s) kapot ging(en);
4. Primair
op 27 september 2016 te De Meern, gemeente Utrecht, te weten op of aan de openbare weg, het [straatnaam] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen, te weten de ruiten van een winkelpand van de [winkel 1] , welk geweld bestond uit het gooien van eieren tegen de ruiten van voornoemd pand;
5.
op 27 september 2016 te De Meern, gemeente Utrecht, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je kapot. Als je aan me zit maak ik je kapot. Als je naar me toekomt gaan we je slaan";
6.
op 29 september 2016 te De Meern, gemeente Utrecht, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Vies wijf, ik steek je overhoop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
7.
op 24 september 2016 te De Meern, gemeente Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één aansteker, toebehorende aan de [winkel 1] ;
parketnummer 16/652685-17
op 5 mei 2017 te De Meern, gemeente Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen meerdere blikjes drinken en een pak snoep, toebehorende aan de [winkel 2] BV;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5, 6 en 7 van parketnummer 16/652832-16 en onder parketnummer 16/652685-17 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
parketnummer 16/652832-16:
feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 primair
telkens: het openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen, terwijl de schuldige opzettelijk goederen vernielt;
feit 4 primair
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen;
feit 5
bedreiging met zware mishandeling;
feit 6
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 7 en parketnummer 16/652685-17
telkens: diefstal.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
Over verdachte is door M.E. Bredero-Ondris, psycholoog op 14 december 2017 een rapport opgemaakt. Uit het rapport volgt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, te weten een aandachtsdeficiëntie/hyperactiviteit stoornis van overwegend onoplettend beeld (ADD). Ten tijde van de ten laste gelegde feiten was er bij verdachte sprake van ADD, ODD en van ouder/kindrelatie-problematiek.
Verder wordt in het rapport vermeld dat in verband met de ontkenning van verdachte, geen relatie kan worden gelegd tussen de stoornis van verdachte en de twee bedreigingen, de vernieling van een winkelruit, vernieling van de fietsen en vernieling van de bushokjes.
Wel is er een relatie tussen stoornis en brandstichting en de winkeldiefstallen, deze zijn verdachte in verminderde mate toerekenen, aldus de psycholoog.
De rechtbank acht het aannemelijk dat, gelet op de aard van de problematiek van verdachte en de relatief korte periode waarbinnen de strafbare feiten zijn gepleegd, de problematiek van verdachte ook aanwezig was ten tijde van de overige feiten en van invloed was op het handelen van verdachte ten tijde van deze feiten.
De rechtbank is daarom van oordeel dat alle hiervoor bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 180 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen jeugddetentie, waarvan een gedeelte van 100 uren, subsidiair 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering en voortzetting van zijn behandeling bij [naam instelling 1] .
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat bij bepaling van de strafmaat rekening moet worden gehouden met het tijdsverloop, de ouderdom van de feiten en de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Voorts heeft verdachte gedurende geruime tijd, aanzienlijk langer dan zijn reeds veroordeelde medeverdachten, in zware schorsingsvoorwaarden gelopen. De verdediging heeft verzocht aan verdachte een straf op te leggen zoals deze wordt geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming en [naam instelling 2] .
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in een bepaalde periode schuldig gemaakt aan een groot aantal strafbare feiten zoals hiervoor bewezen verklaard. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreigingen nadat hij door de slachtoffers werd aangesproken op zijn grensoverschrijdende gedrag. Gelet op de grove taal die verdachte hierbij heeft gebezigd, moet het een angstige ervaring zijn geweest voor de slachtoffers, met name voor [slachtoffer 2] . Zij durfde na de bedreiging ook niet meer alleen naar huis te gaan. Vernielingen en diefstallen zorgen voor (grote) financiële schade en overlast bij de slachtoffers, ook indien de waarde van het goed relatief beperkt is. Verdachte heeft hiermee laten zien geen enkel respect voor de eigendommen van anderen te hebben. Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten voor veel overlast gezorgd in De Meern. Dergelijke feiten zorgen ook voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Uit het strafblad van verdachte van 16 februari 2018 volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Uit het rapport van M.E. Bredero-Ondris volgt dat verdachte voornemens is het contact met zijn vriendengroep weer aan te gaan. Denkbaar is dat verdachte, zonder de inmiddels ingezette behandeling bij [naam instelling 1] , terugvalt in zijn oude gedragspatronen. Voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte en om de kans op recidive te verkleinen is behandeling, gericht op zijn gebrekkige ontwikkeling en op het inschatten van oorzaak-gevolgrelaties, nodig met daarbij toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 23 januari 2018 en het rapport van [naam instelling 2] van 29 maart 2018. [A] van de Raad voor de Kinderbescherming en [B] van [naam instelling 2] hebben terechtzitting voornoemde rapportages toegelicht.
Hieruit komt naar voren dat verdachte een lange periode van strenge en intensieve begeleiding en behandeling heeft gehad. Er is hard gewerkt aan het brengen van verandering in het gedrag en de gedachten van verdachte en hoe hij zich thuis en op school opstelt. Verdachte heeft een positieve ontwikkeling laten zien, geeft openheid van zaken en accepteert de consequenties van zijn handelen.
De persoonlijkheidsproblematiek van verdachte staat op de voorgrond en daar moet allereerst aan gewerkt worden. De behandeling bij [naam instelling 1] zal zeker nog een half tot een heel jaar duren. Om de positieve ontwikkeling voort te zetten, wordt geadviseerd om verdachte een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarde toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering en de voortzetting van zijn behandeling bij [naam instelling 1] .
Indien de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijk strafdeel oplegt, dan zal gekeken moeten worden hoe dit in het traject ingepast kan worden en wat voor gevolgen en consequenties dit heeft.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van de feiten en het tijdverloop in deze zaak.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat niet kan worden volstaan met enkel een voorwaardelijk strafdeel. Dit zou geen recht doen aan het aantal feiten en de ernst en aard daarvan.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een straf zoals geëist door de officier van justitie passend en geboden is. De rechtbank zal verdachte een werkstraf van 180 uren, met aftrek van het voorarrest opleggen, bij het niet (naar behoren) verrichten te vervangen door 90 dagen jeugddetentie. De rechtbank zal daarvan 90 uren, subsidiair 45 dagen jeugddetentie, voorwaardelijk opleggen met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming en [naam instelling 2] .
Gelet op het tijdverloop en de intensieve begeleiding en behandeling die verdachte in deze periode inmiddels heeft gehad, zal de rechtbank een proeftijd van één jaar opleggen.

9.BENADEELDE PARTIJ

De na te noemen personen hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vorderen materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit:
- [benadeelde 3] , € 156,25;
- [benadeelde 4] , € 146,60;
- [benadeelde 5] , € 46,75;
- [benadeelde 2] , € 41,67.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen in het geheel hoofdelijk toe te wijzen, met daarbij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen kunnen worden en heeft de vorderingen niet betwist.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering, gelet op de aard, ernst en omstandigheden van het feit en de in de vorderingen gegeven toelichting, voldoende onderbouwd.
Vaststaat dat de benadeelde partijen als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade hebben geleden. De rechtbank zal de vorderingen toewijzen tot de hierna genoemde bedragen:
- [benadeelde 3] , € 156,25, d.d. 29 september 2016,
- [benadeelde 4] , € 146,60, d.d. 29 september 2016,
- [benadeelde 5] , € 46,75, d.d. 28 september 2016,
- [benadeelde 2] , € 41,67, d.d. 29 september 2016,
alle te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf de vermelde datum tot de dag van volledige betaling.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partijen voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partijen als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die het bewezen geachte feit heeft toegebracht.
[bedrijfsnaam] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 3.744,48. Dit bedrag bestaat uit materiele schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
9.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij ten dele toe te wijzen tot een – geschat – bedrag van € 1.000,00, met daarbij de gevorderde wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard. De kosten zijn niet gespecifieerd per incident, locatie en aantallen.
Subsidiair verzoekt de verdediging de rechtbank een schatting te maken van de kosten waarvoor verdachte verantwoordelijk gehouden kan worden. Nu de vordering van de benadeelde partij niet bij medeverdachten is aangebracht, kan een toe te wijzen bedrag niet geheel aan verdachte worden toegerekend.
9.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de vordering ziet op meerdere incidenten met bushokjes op verschillende locaties en verschillende data. Daaronder zijn ook incidenten op data en locaties welke niet aan verdachte zijn tenlastegelegd en waarvoor hij niet is veroordeeld. Uit de vordering kan niet opgemaakt worden wat de kosten per incident en locatie zijn.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij is daarom onvoldoende onderbouwd en verdere behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 285 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5, 6 en 7 van parketnummer 16/652832-16 en onder parketnummer 16/652685-17 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5, 6 en 7 van parketnummer 16/652832-16 en onder parketnummer 16/652685-17 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5, 6 en 7 van parketnummer 16/652832-16 en onder parketnummer 16/652685-17 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- bepaalt dat van de taakstraf een gedeelte van 90 uren, te vervangen door 45 dagen jeugddetentie, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 1 jaar vast;
-
stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
-
stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
* zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die in het kader van Toezicht en Begeleiding worden gegeven door [naam instelling 2] ;
* verplicht zal meewerken aan (de al gestarte) ambulante behandeling bij [naam instelling 1] , of een soortgelijke instelling, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens die instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan de begeleiden;
voorlopige hechtenis
- heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis;
benadeelde partij
- wijst de vorderingen van de hierna te noemen benadeelde partijen toe, bestaande uit materiële schade:
- [benadeelde 3] , € 156,25, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 29 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening,
- [benadeelde 4] , € 146,60, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 29 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening,
- [benadeelde 5] , € 46,75, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 28 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening,
- [benadeelde 2] , € 41,67, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 29 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan voormelde benadeelde partijen van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de achter het betreffende bedrag genoemde datum tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de hoofdelijke verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door 1 dag jeugddetentie per betalingsverplichting:
- [benadeelde 3] , € 156,25, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 29 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening,
- [benadeelde 4] , € 146,60, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 29 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening,
- [benadeelde 5] , € 46,75, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 28 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening,
- [benadeelde 2] , € 41,67, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 29 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- met dien verstande dat dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde(n) heeft vergoed;
[bedrijfsnaam]
- verklaart [bedrijfsnaam] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. J.P. Killian en H.F. Koenis, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 april 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16/652832-16
1. Primair
hij op of omstreeks 01 oktober 2016 te De Meern, gemeente Utrecht, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de [straatnaam] , in elk geval op of aan een voor publiek toegankelijke ruimte, te weten het schoolplein van de [school 1] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen, welk geweld bestond uit het in brand steken van kartonnen dozen en deze tegen de (houten) wand van het fietsenhok en/of berghok gevestigd op voornoemd schoolplein plaatsen zodat deze vlam vatte, terwijl dit door hem gepleegd geweld vernieling ten gevolge heeft gehad;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 01 oktober 2016 te De Meern, gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een fietsenhok en/of berghok, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [school 1] en/of de Utrechtse Vastgoed Organisatie, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2. Primair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 september 2016 tot en met 30 september 2016 te De Meern, gemeente Utrecht, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de [straatnaam] , in elk geval op of aan een voor publiek toegankelijke ruimte, te weten het schoolplein van de [school 2] en/of het fietsenrek bij de sporthal ( [naam sporthal] ), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen, welk geweld bestond uit het opensnijden van één of meerdere fietszadels en/of fietsbanden en/of het beschadigen van één of meerdere fietslampen en/of het doorsnijden van één of meerdere snelbinders, terwijl dit door hem gepleegd geweld vernieling ten gevolge heeft gehad;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 september 2016 tot en met 30 september 2016 te De Meern, gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk één of meerdere fiets(en), in elk geval (enig) goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3. Primair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juli 2016 tot en met 30 september 2016 te De Meern, gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de busbaan [busbaan] en/of de [straatnaam] , in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, (een) bushokje(s), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of meerdere bushokje(s), welk geweld bestond uit het gooien van dynamo's van fietsen, althans harde voorwerpen, tegen de bushokje(s) waardoor de ruit(en) van die hokje(s) kapot gingen;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juli 2016 tot en met 30 september 2016 te De Meern, gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk één of meerdere bushokje(s), in elk geval (enig) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam] BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4. Primair
hij op of omstreeks 27 september 2016 te De Meern, gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, het [straatnaam] ,in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen goederen, te weten de ruit(en) van een winkelpand van de [winkel 1] , welk geweld bestond uit het gooien van eieren tegen de ruiten van voornoemd pand, terwijl dit door hem gepleegd geweld vernieling ten gevolge heeft gehad;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 27 september 2016 te De Meern, gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk de ruit(en) van een winkelpand, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [winkel 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 27 september 2016 te De Meern, gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je kapot. Als je aan me zit maak ik je kapot. Als je naar me toekomt gaan we je slaan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 29 september 2016 te De Meern, gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Vies wijf, ik steek je overhoop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
7.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 08 september 2016 tot en met 24 september 2016 te De Meern, gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één of meerdere aanstekers, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [winkel 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
parketnummer 16/652685-17
hij op of omstreeks 05 mei 2017 te De Meern, gemeente Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één of meerdere blikjes drinken en/of een rol/pak snoep, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [winkel 2] BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2016330746, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 416. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , pagina 152.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , pagina 153.
4.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 30 maart 2018.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , pagina 237.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , pagina 238.
7.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 30 maart 2018.