In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, hebben eisers, twee studentenroeiverenigingen, een kort geding aangespannen tegen hun directe buurman, die zich beklaagde over geluidsoverlast. De eisers, die in een pand aan de [adres] in [vestigingsplaats] zijn gevestigd, hebben sinds 1978 hun activiteiten daaruitgeoefend. De buurman, die met zijn gezin in een woonark op ongeveer 60 meter afstand woont, stelt dat hij sinds 2015 hinder ondervindt van de activiteiten van de roeiverenigingen, met name door luide muziek en het gedrag van leden die zich buiten het pand bevinden. Hij vordert in kort geding dat de verenigingen hun activiteiten staken en hen verbiedt om overlast te veroorzaken. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de buurman afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de verenigingen onrechtmatige hinder toebrengen. De voorzieningenrechter overweegt dat de buurman zich bewust had moeten zijn van de activiteiten van de verenigingen, aangezien deze al lange tijd op dezelfde locatie gevestigd zijn. Bovendien hebben de verenigingen voldoende maatregelen getroffen om overlast te beperken, zoals het aanbrengen van geluidsbegrenzer en het sluiten van deuren en ramen. De voorzieningenrechter concludeert dat de geluidsoverlast niet onrechtmatig is, omdat de verenigingen zich aan de geldende geluidsnormen houden en de buurman onvoldoende heeft aangetoond dat er sprake is van onrechtmatige hinder. De vorderingen worden afgewezen en de buurman wordt veroordeeld in de proceskosten van de verenigingen.