ECLI:NL:RBMNE:2018:4264

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 september 2018
Publicatiedatum
4 september 2018
Zaaknummer
16/659422-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit

Op 4 september 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het telen, bereiden, bewerken en verwerken van hennepplanten, alsook aan de diefstal van elektriciteit. De verdachte werd beschuldigd van het telen van ongeveer 245 hennepplanten in de periode van 1 januari 2013 tot en met 28 februari 2014 in Bussum, samen met anderen. Daarnaast werd hem verweten dat hij elektriciteit had gestolen door middel van verbreking. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van meerdere terechtzittingen en heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn actieve rol in de hennepkwekerij en het illegaal afnemen van elektriciteit, zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank achtte de verdachte medepleger van de feiten en legde een taakstraf op van 100 uur, waarvan 50 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Aan de voorwaardelijke straf zijn bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder reclasseringstoezicht en schuldhulpverlening. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezondheidsproblemen en financiële situatie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659422-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 september 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13 januari 2017, 29 september 2017, 15 december 2017 en 21 augustus 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I.M.F. Graumans en van hetgeen verdachte en mr. J.F. van Halderen, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
onder 1: in de periode van 1 januari 2013 tot en met 28 februari 2014 in Bussum samen met een ander of anderen ongeveer 245 hennepplanten heeft geteeld, bereid, bewerkt en/of verwerkt;
onder 2: in de periode van 1 juli 2013 tot en met 28 februari 2014 samen met een ander of anderen elektriciteit heeft gestolen door middel van verbreking.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van beide feiten sprake is van nauwe en bewuste samenwerking in de zin van medeplegen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde, aangezien verdachte een optelsom aan relevante handelingen heeft verricht die van voldoende gewicht zijn geweest om als medepleger te kunnen worden aangemerkt. Dit geldt echter niet ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde. De raadsman vindt dan ook dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op 28 februari 2014 zijn in een woning op het adres [adres] in [woonplaats] op de begane grond twee kweekruimten met daarin in totaal 245 hennepplanten aangetroffen. [2] De verbalisant constateerde op grond van zijn kennis en ervaring dat het hennepplanten waren. [3]
Namens Liander N.V. is aangifte gedaan van diefstal van stroom. [4] Een fraudespecialist van Liander zag op 28 februari 2014 dat de zegels van de hoofdaansluitkast van de elektriciteits-installatie waren verbroken. Ook zag hij dat er een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt en dat deze aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit. Uit het door Liander ingestelde onderzoek is gebleken dat in het pand aan de [adres] in [woonplaats] in ieder geval in de periode van juli 2013 tot 28 februari 2014 illegaal stroom is afgenomen. [5]
Verdachte heeft verklaard dat hij van januari 2013 tot en met oktober 2013 in het pand aan de [adres] in [woonplaats] heeft gewoond en dat hij er op een gegeven moment achter was gekomen dat er een hennepkwekerij was, verdeeld over twee kamers. Hij woonde daar bij [medeverdachte] . Ook heeft verdachte verklaard dat hij één à twee keer heeft geholpen met knippen, dat hij wel eens mensen heeft geregeld voor het knippen, dat hij een paar keer heeft geholpen met het planten van stekken, dat hij een keer samen met [medeverdachte] naar een winkel is gereden om spullen te halen voor de hennepkwekerij, dat hij wel eens heeft geholpen met het tellen van de opbrengst van een oogst en de verdeling van dat geld over diverse enveloppen voor de betaling van de kosten, en dat hij twee keer de huur heeft betaald van de woning toen [medeverdachte] met vakantie was. Voor het knippen heeft verdachte geld gekregen. [6]
Uit de verklaring van [medeverdachte] blijkt dat er om de acht weken werd geoogst, dat [medeverdachte] de planten water gaf en dat de stroom illegaal werd afgenomen. [7]
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft ter terechtzitting van 21 augustus 2018 verklaard dat de kwekerij er destijds, toen hij in de woning woonde, net zo uitzag als op de foto’s in het dossier. De rechtbank gaat er daarom van uit dat er in de periode van januari 2013 tot en met oktober 2013 ook ongeveer 245 planten aanwezig waren.
Ten aanzien van de vraag of het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid hennep, overweegt de rechtbank dat in artikel 1, tweede lid, van het Opiumwetbesluit (Besluit van 9 december 2002, stb. 624, laatstelijk gewijzigd bij Besluit van 29 oktober 2012, stb. 550, i.w.tr. o 8 januari 2013) wordt bepaald dat als grote hoeveelheid onder meer moet worden beschouwd 500 gram hennep. Gelet op de omstandigheid dat er in de woning 245 hennepplanten zijn aangetroffen, acht de rechtbank ook bewezen dat het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel. Er zijn geen aanwijzingen voor verdachtes betrokkenheid na zijn vertrek uit de woning in oktober 2013 tot aan februari 2014, het moment waarop de kwekerij werd ontdekt.
Verdachte heeft met het knippen van de hennep, het regelen van knippers, het planten van stekken, het halen van spullen ten behoeve van de kwekerij, het tellen van de opbrengst en het betalen van de huur, actieve handelingen verricht die van voldoende gewicht zijn om als medeplegen aan te merken.
Gelet op het voorgaande en op de omstandigheden dat verdachte driekwart jaar in de woning, waar een hennepkwekerij aanwezig was, heeft gewoond gaat de rechtbank er ook van uit dat verdachte ervan op de hoogte was dat de stroom illegaal werd afgenomen. Naar ervaringsregels wordt voor een hennepkwekerij van deze omvang veel stroom gebruikt, die illegaal wordt afgenomen om ontdekking te voorkomen. Omdat verdachte wel eens geld uit de opbrengsten van de kwekerij heeft geteld en wist hoe dit verdeeld werd, was hij naar het oordeel van de rechtbank op de hoogte van de betalingen aan de energieleverancier en kon hij nagaan dat deze in geen verhouding stonden tot de afgenomen hoeveelheid stroom. Door samen met een ander een hennepkwekerij in stand te houden, heeft verdachte eveneens het oogmerk gehad op het illegaal afnemen van elektriciteit.
Uit de hoeveelheid hennepplanten en de manier waarop de hennepkwekerij was opgebouwd en ingericht -waaruit een zekere professionaliteit spreekt-, leidt de rechtbank af dat verdachte met zijn medeverdachte de hennep in de uitoefening van een bedrijf hebben geteeld.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat verdachte samen met een ander hennepplanten heeft geteeld, bereid, bewerkt en verwerkt en dat hij samen met een ander elektriciteit heeft weggenomen.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 1 januari 2013 tot en met oktober 2013 in de gemeente Bussum, in de uitoefening van een bedrijf, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt, (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 245 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking had op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
in de periode van 1 juli 2013 tot en met oktober 2013 in de gemeente Bussum, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Liander, waarbij verdachte en/of zijn mededader het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door verbreking.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan
vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
onder 1: medeplegen van in de uitoefening van een bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
onder 2: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, rekening houdend met het tijdsverloop en met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 150 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 75 dagen hechtenis, waarvan een gedeelte van 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als (bijzondere) voorwaarden:
meldplicht bij de reclassering;
meewerken aan schuldhulpverlening;
het vinden van een gepaste vorm van huisvesting;
aanmelden bij maatschappelijke hulpverlening en zich houden aan de aanwijzingen van deze instelling;
het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding, indien dit door een arts of een andere deskundige noodzakelijk en haalbaar wordt geacht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening moet worden gehouden met het tijdsverloop in deze zaak en met de omstandigheid dat het aandeel van verdachte in de hennepkwekerij gering is geweest, zeker gezien de door de rechtbank eerder bewezenverklaarde betrokkenheid van medeverdachte [medeverdachte] . Ook moet rekening gehouden worden met de omstandigheid dat de periode dat verdachte betrokken is geweest bij de hennepkwekerij korter is geweest dan die van zijn medeverdachte en met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Verder is de verdediging van mening dat gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte een taakstraf passend is, maar voor minder uren dan gevorderd door de officier van justitie. Daaraan kunnen de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd en door de officier van justitie gevorderd, gekoppeld worden met dien verstande dat een schuldhulpverleningstraject lastig wordt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 11 juli 2018, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten die zijn gepleegd na de onderhavige feiten.
Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met het reclasseringsadvies betreffende verdachte van 14 augustus 2018, waaruit blijkt dat verdachte niet alleen gezondheidsproblemen heeft, maar ook de nodige praktische problemen in zijn leven. Zo is verdachte op het gebied van huisvesting volledig afhankelijk van vrienden en familie en heeft hij geen inkomen terwijl daarnaast sprake is van hoge schulden. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
Uit het reclasseringsadvies blijkt dat de werkstrafunit verdachte een laagdrempelige werkstraf kan aanbieden, waarbij hij het werk zittend en (in verband met zijn longaandoening) in een gezonde werkomgeving kan uitvoeren
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht gaan voor een hennepkwekerij van deze omvang uit van een taakstraf van 120 uur in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand.
De rechtbank heeft er bij het opleggen van de straf rekening mee gehouden dat verdachte na het plegen van de onderhavige feiten op 14 september 2015 is veroordeeld tot een taakstraf van 90 uur. De rechtbank heeft daarom de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Daarnaast heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening gehouden met het tijdsverloop sinds het plegen van het bewezenverklaarde, de omstandigheid dat het aandeel van verdachte in het bewezenverklaarde kleiner is geweest dan dat van zijn medeverdachte en met de omstandigheid dat het voor verdachte in verband met zijn gezondheid zwaarder is om een werkstraf te verrichten.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 100 uur, waarvan 50 uur voorwaardelijk, passend en geboden is. Voor de noodzakelijke begeleiding zal de rechtbank aan het voorwaardelijke deel bijzondere voorwaarden, zoals hierna te melden, verbinden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 47, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht; en
  • 3 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis;
- bepaalt dat van de taakstraf een gedeelte van 50 uur, subsidiair 25 dagen hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen een werkdag volgend op de datum dat het vonnis onherroepelijk wordt tussen 13.00 en 16.30 uur bij Reclassering Nederland zal melden op het volgende adres: Vivaldiplantsoen 200 in Utrecht. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal meewerken aan schuldhulpverlening;
* zal meewerken aan het vinden van een passende vorm van huisvesting;
* zich zal aanmelden bij maatschappelijke hulpverlening en zich houdt aan de aanwijzingen van deze instelling;
* zal meewerken aan het vinden van een zinvolle dagbesteding voor zover dit door een arts of een andere deskundige haalbaar wordt geacht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mrs. E.J. van Rijssen en M. Eversteijn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Prinsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 september 2018.
Mr. Verschoor-Bergsma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013
tot en met 28 februari 2014 in de gemeente Bussum, in de uitoefening van een
beroep of bedrijf,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]
)
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 245, althans een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan, in elk
geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking had op een grote hoeveelheid van
een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid
meer bedraagt dan de bij de algemene maatregel van bestuur bepaalde
hoeveelheid van een middel (te weten 245 hennepplanten, althans meer dan 200
hennepplanten en/of delen daarvan);
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2013 tot
en met 28 februari 2014 in de gemeente Bussum, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid electriciteit, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander (vestiging
Lelystad), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of
zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te
nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door
braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 23 november 2015 en aangevuld op 14 maart 2017, genummerd PL0900-2015354545, opgemaakt door de politie, eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 503. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij [adres] te [woonplaats], doorgenummerde pagina 13.
3.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij [adres] te [woonplaats], doorgenummerde pagina 14.
4.Proces-verbaal aangifte, doorgenummerde pagina 95.
5.Een geschrift, te weten een aangifte namens Liander N.V. opgemaakt door [verbalisant], doorgenummerde pagina 99.
6.Proces-verbaal ter terechtzitting van 21 augustus 2018.
7.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] , doorgenummerde pagina 188.