ECLI:NL:RBMNE:2018:4245

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 september 2018
Publicatiedatum
4 september 2018
Zaaknummer
16/659422-16 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering in verband met hennepkwekerij met een geschat wederrechtelijk verkregen voordeel van € 33.223,83

Op 4 september 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een vonnis gewezen in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde, geboren in 1971. De zaak betreft een ontnemingsvordering van € 33.223,83, die voortvloeit uit de betrokkenheid van de veroordeelde bij een hennepkwekerij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde samen met een ander hennepplanten heeft gekweekt in de periode van januari 2013 tot en met oktober 2013. Tijdens de terechtzitting op 21 augustus 2018 heeft de veroordeelde zich laten bijstaan door zijn raadsman, mr. J.F. van Halderen.

De officier van justitie heeft een vordering ingediend tot betaling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 502.983,66, maar na herberekening is dit bedrag bijgesteld naar € 99.505,30. De verdediging heeft betoogd dat de veroordeelde geen of slechts een gering voordeel heeft genoten, en heeft een bedrag van € 12.714,92 voorgesteld als het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de veroordeelde wel degelijk voordeel heeft genoten en heeft de ontnemingsvordering vastgesteld op € 33.223,83.

De rechtbank heeft bij haar beslissing rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde, maar heeft het verweer van de verdediging verworpen. De rechtbank oordeelde dat niet aannemelijk is gemaakt dat de veroordeelde in de toekomst niet in staat zal zijn om aan zijn betalingsverplichting te voldoen. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 september 2018.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659422-16 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 4 september 2018
in de ontnemingszaak tegen
[veroordeelde],
geboren op [1971] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • de schriftelijke vordering van de officier van justitie van 12 december 2016, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
  • het strafdossier onder parketnummer 16/659422-16, waaruit blijkt dat de veroordeelde bij vonnis van 4 september 2018 van deze rechtbank - kort en feitelijk weergegeven - is veroordeeld ter zake van:
o medeplegen van in de uitoefening van een bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
o diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
  • het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij [adres] te [woonplaats] met rapportnummer 2014007084, pagina 286 tot en met 301 van het proces-verbaal met nummer PL0900-2015354545;
  • de conclusie inzake de ontnemingsvordering van 15 juni 2017 van mr. drs. S.B.J. Hiemstra, advocaat te Haarlem;
  • de conclusie van repliek ontneming [veroordeelde] van 27 juli 2017 van de officier van justitie;
  • de conclusie van dupliek inzake ontnemingsvordering van 5 september 2017 van mr. drs. S.B.J. Hiemstra;
en de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
21 augustus 2018. De veroordeelde is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door zijn raadsman mr. J.F. van Halderen, advocaat te Haarlem. De ontnemingsvordering is gelijktijdig ter terechtzitting behandeld met de strafzaak tegen de veroordeelde, bekend onder hetzelfde parketnummer.

2.De beoordeling

2.1
De vordering van de officier van justitie
De schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot het aan de veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 502.983,66.
Uit de conclusie van repliek van de officier van justitie blijkt dat deze de vordering heeft gewijzigd. Naar aanleiding van de conclusie van de raadsman is de officier de mening toegedaan dat het dossier te weinig aanwijzingen biedt voor het oordeel dat de veroordeelde voorafgaand aan de tenlastegelegde periode voordeel heeft genoten. Op basis van de periode van januari 2013 tot en met oktober 2013 heeft de officier van justitie een nieuwe berekening gemaakt. De ontnemingsvordering is daarbij bijgesteld naar € 99.505,30.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gesteld dat verdachte geen voordeel heeft genoten, hoogstens heeft hij een paar honderd euro verdiend. Een eventuele ontneming zou derhalve nihil moeten zijn of beperkt moeten blijven tot een paar honderd euro.
Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat bij de berekening uitgegaan moet worden van het BOOM-rapport van 2010 en dat rekening gehouden moet worden met de door de veroordeelde gemaakte kosten. In totaal zou dan een voordeel zijn genoten van € 12.714,92.
De verdediging heeft zich bovendien op het standpunt gesteld dat de draagkracht van de veroordeelde, mede gelet op zijn gezondheid, zodanig laag is dat niet te verwachten valt dat hij ooit de mogelijkheid zal hebben om een eventueel op te leggen ontnemingsvordering zal kunnen voldoen.
2.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de vordering uit van het - voor zover thans relevant - bewezen verklaarde strafbare feit, te weten het samen met een ander kweken van hennepplanten in de periode van 1 januari 2013 tot en met oktober 2013.
De ontnemingsperiode is gebaseerd op de verklaring van de veroordeelde dat hij van januari 2013 tot en met oktober 2013 in het pand aan de [adres] in [woonplaats] heeft gewoond en dat hij er op een gegeven moment achter is gekomen dat er een hennepkwekerij was, verdeeld over twee kamers. [2] In totaal betreft dit een periode van 43,5 week. In de kwekerij is gebruik gemaakt van koolstofdioxide, wat ervoor zorgt dat de groei-/bloeiperiode met 2 weken wordt verkort. De rechtbank gaat daarom ook uit van een voltooide groei-/bloeiperiode van 8 weken. Voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen oordeel rekent de rechtbank met 5 oogsten.
Op basis van de verklaring van de veroordeelde, inhoudende dat de kwekerij er in de periode dat hij in de woning woonde net zo uitzag als op de foto’s in het dossier, gaat de rechtbank uit van een hoeveelheid van 245 planten.
Onder verwijzing naar het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij [adres] te [woonplaats] [3] komt de rechtbank tot de volgende berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Opbrengst per oogst:
aantal planten: 245
opbrengst per plant: 27,7 gram
totale opbrengst: 245 x 27,7 = 6,78 kg
verkoopprijs per kilogram: € 3.280,00
bruto opbrengst: 6,78 x € 3.280,- =
€ 22.238,40

Kosten per oogst:
afschrijving kweekinstallatie: 2 x € 150,00 € 300,00
inkoopprijs stekjes: € 2,85 x 245 planten = € 698,25
variabele kosten: € 3,33 x 245 = € 815,85
kosten knippers: € 2,00 x 245 = € 490,00 +
totale kosten:
€ 2.304,10
Bruto wederrechtelijk verkregen voordeel = € 22.238,40 - € 2.304,10 =
€ 19.934,30
Voor 5 oogsten komt de opbrengst neer op € 111.192,00 en de kosten op € 11.520,50.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel voor 5 oogsten bedraagt daarmee
€ 99.671,50.
De rechtbank houdt er rekening mee dat, naast de veroordeelde, nog een persoon betrokken is geweest bij de hennepkwekerij. De rechtbank ziet in het dossier voldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat de veroordeelde niet het volledige voordeel heeft genoten. Nu de rechtbank ervan uitgaat dat het aandeel van de veroordeelde kleiner is geweest dan het aandeel van de medeverdachte, schat de rechtbank het aan de veroordeelde toe te rekenen wederrechtelijk voordeel over die periode op een bedrag van
€ 33.223,83.

3.De verplichting tot betaling

De rechtbank zal aan de veroordeelde de verplichting opleggen om het gehele bedrag van € 33.223,83 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te betalen.
Bij deze beslissing zijn in aanmerking genomen de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde. Het verweer van de veroordeelde dat gelet op zijn gezondheidstoestand en zijn financiële draagkracht het bedrag op nihil dient te worden gesteld dan wel dient te worden gematigd, wordt door de rechtbank verworpen. Niet aannemelijk is geworden dat veroordeelde naar redelijke verwachting ook in de toekomst niet in staat zal zijn aan zijn betalingsverplichting te voldoen.

4.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.De beslissing

De rechtbank:
stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 33.223,83;
legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 33.223,83 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, en mrs. E.J. van Rijssen en M Eversteijn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Prinsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 september 2018.
Mr. Verschoor-Bergsma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 23 november 2015 en aangevuld op
2.Proces-verbaal ter terechtzitting van 21 augustus 2018.
3.Een geschrift te weten het Rapport wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij [adres] te [woonplaats] van 19 november 2015, opgemaakt door R.P. de Graaf, pagina 286 tot en met 301.