ECLI:NL:RBMNE:2018:424

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2018
Publicatiedatum
5 februari 2018
Zaaknummer
16.659268-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf na overtreding van bijzondere voorwaarden

Op 2 februari 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 276 dagen. De veroordeelde, geboren in 1984 in Turkije en verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Flevoland, had zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke straf waren verbonden. Deze voorwaarden omvatten onder andere meldplicht bij de reclassering en behandeling in een verslavingskliniek. De rechtbank constateerde dat de veroordeelde zich onbehandelbaar opstelde en niet voldeed aan de afspraken omtrent zijn behandeling, wat leidde tot een stopzetting van deze behandeling. Ondanks het advies van de reclassering om de vordering tot tenuitvoerlegging niet toe te wijzen, oordeelde de rechtbank dat de vordering volledig moest worden toegewezen, gezien de herhaalde weigering van de veroordeelde om zich aan de voorwaarden te houden. De rechtbank benadrukte dat, hoewel behandeling wenselijk is, de veroordeelde expliciet had aangegeven liever zijn strafdeel uit te zitten dan opnieuw klinisch behandeld te worden. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging toegewezen en bepaald dat de tijd die de veroordeelde in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Lelystad
Parketnummer : 16.659268-17
Datum : 2 februari 2018

Beslissing na voorwaardelijke veroordeling

op de op 29 december 2017 ter griffie ingekomen vordering van de officier van justitie strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige strafkamer van 18 oktober 2017 aan

[veroordeelde] ,

geboren op [1984] te [geboorteplaats] (Turkije),
verblijvende te Penitentiaire Inrichting Flevoland te Almere,
hierna te noemen: veroordeelde,
opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 276 dagen, waarbij de proeftijd is bepaald op 3 jaren en als bijzondere voorwaarden zijn gesteld dat veroordeelde:
* zich zal (blijven) melden bij de Reclassering (GGZ de Palier), op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich zal (blijven) laten behandelen in verslavingskliniek [instelling] , of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van Indicatiestelling Forensische Zorg (IFZ), voor de duur van maximaal één jaar, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven;
* zal meewerken aan het door [instelling] of soortgelijke instelling, geformuleerde nazorgtraject, ook als dit inhoudt begeleid wonen of een kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken gericht op detoxificatie;
* zich voor zijn verslavingsproblematiek (al dan niet in het kader van nazorg) zal laten behandelen bij een door de reclassering nader te bepalen behandelinstelling;
* zich voor zijn financiële problemen door Maatschappelijk Juridische Dienstverlening of soortgelijke instelling zal laten begeleiden;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het zich in het dossier van veroordeelde bevindende ‘Advies aan opdrachtgever toezicht – Tenuitvoerlegging voorwaardelijk straf’ van 29 december 2017 (hierna: het advies), opgesteld door Z. Rahim, reclasseringswerker bij GGZ ERW Novadic-Kentron Eindhoven (hierna GGZ Eindhoven).
De mededeling als bedoeld in artikel 366a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is per post aan de veroordeelde toegezonden.
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 19 januari 2018.
De officier van justitie, mr. M. Kamper, de veroordeelde en zijn raadsman,
mr. H.C. Meijer, advocaat te Amsterdam, en de deskundige, Z. Rahim (voornoemd), zijn op de vordering gehoord.

OVERWEGINGEN

In het advies wordt vermeld dat veroordeelde zich onbehandelbaar opstelt en zich niet houdt aan afspraken omtrent de behandeling. Veroordeelde heeft aanvankelijk een goede start gemaakt met de behandeling, maar in de afgelopen periode zijn bij hem in toenemende mate conflicten, middelengebruik en een dreigende houding ten aanzien van de medewerkers van [instelling] waargenomen. Ook zou veroordeelde niet altijd hebben meegewerkt aan urinecontroles en zich agressief en dreigend hebben uitgelaten naar medecliënten. De behandelaar van veroordeelde heeft aangegeven dat de situatie onhoudbaar was. GGZ Eindhoven adviseert om over te gaan tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel.
De verklaring van de deskundige
De deskundige heeft ter terechtzitting aangegeven niet meer achter het advies tot tenuitvoerlegging te staan. Veroordeelde heeft aanvankelijk een goede start gemaakt, maar door zijn verslaving is het nodige fout gegaan. De deskundige is van mening dat veroordeelde behandeling nodig heeft en dat wanneer het voorwaardelijk strafdeel wordt tenuitvoergelegd, hij zonder behandeling van zijn problematiek, snel zal recidiveren.
De deskundige verzoekt, indien veroordeelde een tweede kans krijgt, hem te plaatsen in een soortgelijke intramurale instelling zoals [instelling] maar dan dichter bij zijn familie, zodat hij meer steun van hen kan krijgen in zijn traject. Voorts dienen de bijzondere voorwaarden, opgelegd bij vonnis van 18 oktober 2017, door te lopen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd de behandeling van de vordering tot tenuitvoerlegging aan te houden, zodat een geschikte intramurale instelling voor veroordeelde kan worden gezocht waar hij zijn traject eventueel kan voortzetten.
Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging deels toe te wijzen, te weten 60 dagen tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf en voor het overige de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging benadrukt dat het traject in het begin goed verliep en dat het logisch is dat een afkicktraject met vallen en opstaan gepaard gaat. Wanneer vervolgens incidenten plaatsvinden, dient het behandelplan niet direct geretourneerd te worden. Het zou in twee weken ineens volledig mis gegaan zijn volgens de rapportage. Veroordeelde is zich terdege bewust van zijn problematiek. De verdediging heeft verzocht de behandeling van de vordering tot tenuitvoerlegging aan te houden om te onderzoeken welke instelling geschikt is voor veroordeelde om zijn traject te vervolgen.
De veroordeelde heeft tijdens de behandeling ter terechtzitting verklaard dat hij zich niet conform de gestelde voorwaarden heeft gedragen. Hij wil graag meewerken aan ambulante behandeling en eventueel een paar weken (detox)opname, maar, zo verklaarde hij uitdrukkelijk en bij herhaling, hij wil zeker geen klinische behandeling ondergaan.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat veroordeelde de bijzondere voorwaarden, opgelegd bij voormeld vonnis, heeft overtreden. Hij heeft de aanwijzingen in [instelling] niet opgevolgd en zich zodanig gedragen dat de behandeling is stopgezet. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank stelt daarnaast vast dat veroordeelde expliciet en meermalen tijdens de behandeling ter terechtzitting heeft benadrukt dat hij zich niet aan de gestelde voorwaarden wil houden en dat indien hem de keuze wordt geboden tussen enerzijds opnieuw klinische opname om zijn behandeling af te maken of anderzijds zijn voorwaardelijk strafdeel uit te zitten, hij liever zijn strafdeel wil uitzitten. Veroordeelde wil enkel meewerken aan een ambulante behandeling voor zijn verslaving.
De rechtbank heeft oog voor de problematiek van veroordeelde en is ook van oordeel dat het in beginsel zeer wenselijk is dat veroordeelde hiervoor wordt behandeld. Echter, gelet op het herhaalde standpunt van veroordeelde ter terechtzitting en het feit dat de rechtbank een ambulant afkicktraject niet haalbaar acht, zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging in zijn geheel toewijzen.
De rechtbank heeft bij beslissing gelet op de artikelen 14f, 14g, 14h, 14i en 14j van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank
-
wijstde vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van deze rechtbank van
18 oktober 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf
toe, te weten
276 dagen gevangenisstraf;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in detentie heeft doorgebracht uit hoofde van het bevel voorlopige tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gedaan door mr. H.B.W. Beekman, voorzitter, mrs. R.C.J. Elte-Hamming en W.S. Ludwig, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Van Dam als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 februari 2018.
Mr. Beekman, voornoemd, is buiten staat de beslissing mede te ondertekenen.