In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en de heffingsambtenaar van belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht. De zaak betreft de waardering van een kinderdagverblijf voor de onroerende zaakbelasting, vastgesteld op € 946.000,- voor het belastingjaar 2016, met een waardepeildatum van 1 januari 2015. Na bezwaar van eiseres is de waarde verlaagd naar € 800.000,-. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze bestreden uitspraak op bezwaar.
De rechtbank heeft zich ambtshalve moeten buigen over de vraag of de gemachtigde [D] van [naam] bevoegd was om namens eiseres beroep in te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de primaire beschikking en de bestreden uitspraak op bezwaar op naam van eiseres B.V. zijn gesteld, en dat de gemachtigde een schriftelijke machtiging moest overleggen. Ondanks herhaalde verzoeken van de griffier heeft eiseres niet voldaan aan de vereisten voor het indienen van het beroep. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat de gemachtigde bevoegd was om op te treden.
De rechtbank heeft de beslissing genomen dat er geen ruimte is voor een inhoudelijke beoordeling van het beroep en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.