Op 4 september 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarig meisje. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer en vond plaats in Utrecht. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastelegging, die inhield dat hij in de periode van 1 september 2017 tot en met 28 november 2017 samen met anderen ontuchtige handelingen zou hebben gepleegd met een 14/15-jarige benadeelde partij. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het meisje niet voldoende werden ondersteund door andere bewijsmiddelen. De officier van justitie had de verdachte beschuldigd op basis van de verklaringen van het meisje en de verdachte zelf, maar de rechtbank vond deze verklaringen niet overtuigend genoeg om tot een veroordeling te komen.
Tijdens de zitting op 21 augustus 2018, waar de zaak eerder was behandeld, werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. R. van Veen. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij in overweging genomen, maar verklaarde deze niet-ontvankelijk, aangezien de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte, waaronder een mobiele telefoon en simkaart, omdat er geen bewijs was dat hierop kinderpornografisch materiaal stond. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken, vooral in gevoelige zaken zoals ontucht met minderjarigen.