4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van het ten laste gelegde
Mevrouw [slachtoffer] (hierna: aangeefster) heeft aangifte gedaan van poging tot verkrachting. Aangeefster heeft over het tijdstip en de locatie verklaard:
“
V: Wanneer is dit gebeurd (...)?
A: Op vrijdagochtend 26 januari 2018 (…)
V: waar is dit gebeurd?
A: Bij mij thuis (…) op de [adres] te [woonplaats] .”
Aangeefster heeft verder over de gebeurtenissen op 26 januari 2018 verklaard:
“
Ik was bij de brievenbus en daar was de Marokkaanse jongen (…) we stapten samen in de lift (…) toen stopte de lift op 2, ik ging eruit (…) ik had de sleutel in mijn voordeur en draaide de sleutel net om toen (…) pakte hij mijn haar vast, en sleurde mij met mijn karretje mee mijn huis. (…) Hij trekt me de gang in. (…) Hij zei dat hij seks wilde omdat hij daar behoefte aan had. (…) Ik riep: “Nee, nee, nee!” (…) Ik spartelde tegen hij duwde me in de woonkamer op de grond. Ik gaf een schreeuw om hulp maar toen deed hij zijn hand op mijn mond. Toen begon hij me te tongzoenen.
(…) Hij trok mijn broek naar beneden. (…) ondertussen bleef ik hem slaan en bonzen. Hij gooide me om en wilde het van achteren gaan proberen. Ik bleef op mijn zij liggen zodat het niet ging lukken. Hij zei toen dat ik moest meewerken omdat hij me anders zou vermoorden. (…) Hij bleef maar aan de gang, hij had zijn hand op mijn mond en bleef proberen. (…) hij zat op zijn knieën en deed toen zijn broek naar beneden en haalde zijn gevaarte eruit. [de rechtbank begrijpt penis]
(…) V: Toen hij uw broek naar beneden trok, wat trok hij allemaal naar beneden?
A: Alles, het hele zaakje. (…) Hij flikkerde me weer op mijn zij en wilde het snel proberen en toen dat niet lukte gooide hij me om en wilde het toen zo proberen. (…) hij wilde het van achteren proberen. (…) dat ging ook niet. (…)
V: Wat van hem heeft uw lichaam aangeraak?
A: Hij heeft met zijn pielemuis[de rechtbank begrijpt penis]
wel mijn buik aangeraakt (…)
V: was uw buik bloot of gekleed?
A: bloot.”
In een geneeskundige verklaring wordt het volgende letsel bij aangeefster benoemd:
“
Uitwending waargenomen letsel: kneuzingen + blauwe plekken + schaven:
borstkas, knie, hand / arm
tand door de lip”
De kleding van aangeefster is inbeslaggenomen en van de buik van aangeefster is zowel een nat als droog monster afgenomen.Door The Maastricht Forensic Institute (hierna: TMFI) zijn onder meer de monsters van de buik met SIN–nummers AAU4999NL en AAU4998NL, de jas met SIN-nummer AAIN1893NL en twee stuks ondergoed met SIN-nummer AALJ4997NL ontvangen.De jas is door het TMFI op twee plaatsen bemonsterd en de twee stuks ontvangen ondergoed zijn ieder ook op twee plaatsen bemonsterd.Ten aanzien van deze monsters is door het TMFI het volgende gerapporteerd:
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van celmateriaal
Buik nat / droogAAU4999NL/ AAU4998NL
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man.
Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man. De
frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. (…)
Het DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van [verdachte] (…)
Jas, onderzijde
AAIN1893NL#02
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man.
Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard.
Het DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van [verdachte]
Achterzijde onderbroek AALJ4997NL#04
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man.
Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard.
Het DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van [verdachte]
Bewijsoverweging
Op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot verkrachting van aangeefster.
Aangeefster heeft verklaard dat een man haar heeft geprobeerd te verkrachten, waarbij de man haar broek naar beneden heeft getrokken en met zijn penis haar onderbuik heeft aangeraakt. De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door het DNA-onderzoek dat is verricht. Het DNA-hoofdprofiel dat is afgeleid uit DNA-mengprofielen aangetroffen op de jas, buik en onderbroek van aangeefster, matcht met het DNA-profiel van verdachte zoals dat is opgenomen in de DNA-databank.
De raadsman heeft bepleit dat aan deze uitkomsten geen dan wel beperkte bewijskracht kan toekomen. In het rapport wordt afgeweken van de gebruikelijke wijze van weergave van de resultaten. In de rechter kolom wordt weliswaar steeds gesproken over een match met het DNA profiel van verdachte en in de middelste kolom wordt gesproken over een frequentie, maar uit niets blijkt dat de match en de frequentie aan elkaar zijn gekoppeld. Het blijft dus onduidelijk wat onder de gerapporteerde matches moet worden verstaan.
De rechtbank volgt de raadsman hierin niet. Zij leest het rapport zo dat in de middelste kolom steeds de frequentie wordt genoemd, behorend bij het in de derde kolom genoemde hoofdprofiel van verdachte. De conclusie dat sprake is van een match is dus mede gebaseerd op de gerapporteerde frequentie.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.
Verdachte heeft over de aanwezigheid van zijn DNA op de onderbuik van aangeefster geen verklaring willen afleggen. Verdachte ontkent zelfs alle betrokkenheid en beweert een alibi te hebben. Het door verdachte aangevoerde alibi dat hij ten tijde van het delict samen met zijn broer [getuige] op verschillende locaties in Utrecht was, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Allereerst heeft verdachte wisselende en met elkaar strijdige verklaringen afgelegd over zijn doen en laten op 26 januari 2018. Bovendien komen de uiteindelijke verklaring van verdachte (welke verklaring is afgelegd nadat verdachte de beschikking had over de getuigenverklaringen van zijn broers) en de verklaring van zijn broer over waar zij zijn geweest en wat zij hebben gedaan, niet overeen met de camerabeelden die zich in het dossier bevinden. Ook laten de verklaringen van verdachte en zijn broer [getuige] juist tijd over, waarin verdachte niet in het zicht van zijn broer is geweest. Aangeefster verklaart dat zij net terugkwam van boodschappen doen bij winkelcentrum Gagelhof toen zij haar woning werd binnen geduwd/getrokken en het tenlastegelegde plaatsvond. Uit de verklaringen in het dossier blijkt dat verdachte precies rond dit tijdstip bij winkelcentrum Gagelhof is geweest en daar zonder zijn broer de auto heeft verlaten. Dit winkelcentrum ligt volgens het dossier op ongeveer 3 tot 5 minuten loopafstand van de woning van aangeefster.
Tot slot wordt het alibi van verdachte weerlegd door de bewijsmiddelen in het dossier, te weten de verklaring van aangeefster en de aanwezigheid van DNA van verdachte op de jas, het ondergoed en de buik van het slachtoffer, voor welke aanwezigheid verdachte geen aannemelijke verklaring heeft kunnen geven.
Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat – ongeacht de betrokkenheid van verdachte – er geen sprake is van een strafbare poging, omdat er geen sprake was van een begin van uitvoering. Doordat de dader op een gegeven moment heeft gevraagd of hij zich in het bijzijn van aangeefster mocht aftrekken, waren zijn handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet (meer) gericht op de penetratie van aangeefster.
De rechtbank is van oordeel dat wel sprake is van een strafbare poging en verwerpt ook dit verweer.
Uit de verklaring van aangeefster blijkt dat de verdachte meerdere malen en op verschillende wijzen heeft geprobeerd om aangeefster te penetreren, waarbij verdachte zowel zijn eigen broek als de broek en onderbroek van aangeefster al naar beneden had gedaan en verdachte met zijn penis het ontblote lichaam van aangeefster heeft aangeraakt. Ook heeft verdachte tegen aangeefster gezegd dat hij seks wilde en daar behoefte aan had. De rechtbank is van oordeel dat deze handelingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm wel degelijk waren gericht op de voltooiing van de verkrachting. Uit de gedragingen volgt zelfs dat verdachte er alles aan heeft gedaan dat in zijn vermogen lag om het gewenste resultaat, de penetratie van aangeefster, te bereiken. In deze zaak is dus sprake van een poging tot verkrachting. Dat de verkrachting uiteindelijk niet is voltooid, doet aan de poging van verdachte niet af.
Gelet op de verklaring van aangeefster, de aanwezigheid van het DNA van verdachte op de onderbuik en de kleding van aangeefster en het ontbreken van een geloofwaardige en een met objectieve gegevens onderbouwde verklaring van verdachte die het bewijs kan weerleggen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan.