ECLI:NL:RBMNE:2018:4178
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van een rechter in civiele procedure met betrekking tot onpartijdigheid en eerdere wrakingsverzoeken
Op 29 augustus 2018 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker, die in persoon procedeerde. Het wrakingsverzoek was ingediend op 24 augustus 2018 en was gericht tegen de rechter en eventuele vervangers in een bodemprocedure met nummer 6801384 MV EXPL 18-54. De verzoeker stelde dat er sprake was van nalatigheid, onzorgvuldigheid en schending van zijn rechten, omdat de rechtbank niet inging op zijn verzoeken en de gedaagde partij in de bodemprocedure zou misleiden. De wrakingskamer heeft echter vastgesteld dat het verzoek niet gericht was tegen een specifiek genoemde rechter, maar tegen de behandelend rechter, mr. J.M. van Wegen, die in haar schriftelijke reactie aangaf dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een wraking rechtvaardigden.
De wrakingskamer heeft de procedure beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat dit zijn tweede wrakingsverzoek was en er geen nieuwe feiten waren gepresenteerd die na het eerdere verzoek bekend waren geworden. De wrakingskamer besloot dat een mondelinge behandeling niet nodig was en dat het verzoek tot wraking kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard.
De beslissing werd genomen door de voorzitter, mr. M.J. Slootweg, en de leden mrs. M.C. Oostendorp en R.M. Berendsen, met mr. L.C.J. van der Heijden als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 24 augustus 2018, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.