ECLI:NL:RBMNE:2018:4178

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 augustus 2018
Publicatiedatum
31 augustus 2018
Zaaknummer
466114 / HA RK 18-259
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in civiele procedure met betrekking tot onpartijdigheid en eerdere wrakingsverzoeken

Op 29 augustus 2018 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker, die in persoon procedeerde. Het wrakingsverzoek was ingediend op 24 augustus 2018 en was gericht tegen de rechter en eventuele vervangers in een bodemprocedure met nummer 6801384 MV EXPL 18-54. De verzoeker stelde dat er sprake was van nalatigheid, onzorgvuldigheid en schending van zijn rechten, omdat de rechtbank niet inging op zijn verzoeken en de gedaagde partij in de bodemprocedure zou misleiden. De wrakingskamer heeft echter vastgesteld dat het verzoek niet gericht was tegen een specifiek genoemde rechter, maar tegen de behandelend rechter, mr. J.M. van Wegen, die in haar schriftelijke reactie aangaf dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een wraking rechtvaardigden.

De wrakingskamer heeft de procedure beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat dit zijn tweede wrakingsverzoek was en er geen nieuwe feiten waren gepresenteerd die na het eerdere verzoek bekend waren geworden. De wrakingskamer besloot dat een mondelinge behandeling niet nodig was en dat het verzoek tot wraking kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard.

De beslissing werd genomen door de voorzitter, mr. M.J. Slootweg, en de leden mrs. M.C. Oostendorp en R.M. Berendsen, met mr. L.C.J. van der Heijden als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 24 augustus 2018, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 466114 / HA RK 18-259
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
29 augustus 2018
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker),
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het wrakingsverzoek van 24 augustus 2018;
- de schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek van mr. J.M. van Wegen van 24 augustus 2018.
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op hetgeen is overwogen in 3.5., afgezien van een mondelinge behandeling.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen de rechter en eventuele vervangers in de zaak met nummer 6801384 MV EXPL 18-54 (hierna: de bodemprocedure).
2.2.
Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat er sprake is van nalatigheid, onzorgvuldigheid en schending van zijn rechten. Er is niet ingegaan op zijn verzoeken, eisen en vragen. De rechtbank legaliseert de misleiding door de gedaagde partij in de bodemprocedure. Het recht van verzoeker wordt geschonden, nu de rechtbank meewerkt aan het niet boven tafel krijgen van de feiten.
2.3.
Het wrakingsverzoek is niet gericht tegen een met name genoemde rechter. Mr. J.M. van Wegen (hierna: de rechter) is aangewezen als behandelend rechter van de zaak met nummer 6801384 MV EXPL 18-54.
2.4.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het standpunt dat er geen sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden na de beslissing van de wrakingskamer van 20 juli 2018.
3. De beoordeling
3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de hiervoor bedoelde zin, dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3.4.
Het wrakingsverzoek dat thans door verzoeker is ingediend, is zijn tweede wrakingsverzoek in deze zaak. De grondslag van het eerste wrakingsverzoek van verzoeker is dezelfde als in het onderhavige wrakingsverzoek. Ingevolge artikel 37 lid 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter slechts in behandeling genomen indien feiten of omstandigheden zijn voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan verzoeker bekend zijn geworden. Dit heeft verzoeker niet gesteld en dit is evenmin gebleken. Dit leidt dan ook tot het oordeel dat het onderhavige wrakingsverzoek buiten behandeling wordt gelaten en dat verzoeker kennelijk niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn verzoek.
3.5.
Op grond van deze kennelijke niet-ontvankelijkheid kan, overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 9.1, gelezen in samenhang met paragraaf 4 van het wrakingsprotocol van deze rechtbank, een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek achterwege blijven.
3.6.
De wrakingskamer ziet aanleiding toepassing te geven aan artikel 39, vierde lid, Rv.
Een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, betrekking hebbend op de procedure met zaaknummer 6801384 MV EXPL 18-54 zal niet in behandeling worden genomen. De reden hiervan is dat in het belang van de voortgang van die procedure voorkomen moet worden dat verzoeker door een hernieuwd wrakingsverzoek misbruik maakt van het wrakingsmiddel.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking kennelijk niet-ontvankelijk;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter en andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Civiel recht en Bestuursrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 6801384 MV EXPL 18-54 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
4.4.
bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de zaak met het zaaknummer 6801384 MV EXPL 18-54 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.J. Slootweg, voorzitter, en mrs. M.C. Oostendorp en R.M. Berendsen als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. L.C.J. van der Heijden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.