In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 28 augustus 2018 uitspraak gedaan over de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van een 28-jarige man uit Utrecht. De man was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 242 dagen voorwaardelijk, vanwege voorbereidingshandelingen om zich aan te sluiten bij IS. De rechtbank oordeelde dat de man zich niet aan de bijzondere voorwaarden van zijn veroordeling heeft gehouden, waaronder een locatieverbod voor luchthavens en de verplichting om gesprekken te voeren met een islamdeskundige.
Desondanks waren er positieve signalen over de man, zoals zijn actieve deelname aan de arbeidsmarkt en het nakomen van afspraken met de reclassering. Echter, hij weigerde inhoudelijk deel te nemen aan de gesprekken met zijn behandelaars en de islamdeskundige, wat leidde tot de conclusie dat het risico op recidive hoog bleef. De rechtbank besloot daarom dat de man 90 dagen gevangenisstraf moest uitzitten en verlengde de proeftijd van de overgebleven voorwaardelijke straf met één jaar, conform de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank baseerde haar beslissing op de rapportages van de reclassering en de deskundigen, die bevestigden dat de man niet voldoende meewerkte aan de opgelegde voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de vordering van de officier van justitie ontvankelijk was en dat de man zich niet had gehouden aan de bijzondere voorwaarden, wat de beslissing om de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf te gelasten rechtvaardigde.