ECLI:NL:RBMNE:2018:4069

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 augustus 2018
Publicatiedatum
27 augustus 2018
Zaaknummer
16/660141-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot afpersing en diefstal door bedreiging met geweld

Op 27 augustus 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 21 augustus 2017 in Amersfoort een poging tot afpersing en diefstal door bedreiging met geweld heeft gepleegd. De verdachte bedreigde een medewerkster van een slijterij met een mes en vroeg om geld, waarna hij een fles whisky heeft gestolen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 183 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Bij de voorwaardelijke straf zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, zoals hulp van de reclassering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting op 13 augustus 2018 heeft de verdachte deels bekend, maar de verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en de verdachte gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die leed aan schizofrenie en een drugsverslaving. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, maar niet volledig ontoerekeningsvatbaar. De opgelegde straf is bedoeld om de verdachte te weerhouden van het plegen van soortgelijke feiten in de toekomst en om hem te ondersteunen in zijn re-integratie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/660141-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 augustus 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 augustus 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M.C.V. Fellinger en van hetgeen verdachte en mr. S. Vermeulen, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(feit 1)
op 21 augustus 2017 te Amersfoort heeft geprobeerd om [slachtoffer] en/of [benadeelde] af te persen, door aan voornoemde [slachtoffer] een mes te tonen en daarbij de woorden toe te voegen ‘mag ik je geld’;
(feit 2)
op 21 augustus 2017 te Amersfoort met (bedreiging met) geweld, een fles whisky van de [benadeelde] heeft gestolen, welke (bedreiging met) geweld bestond uit het tonen van een mes.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen zoals deze zich in het dossier bevinden, waaronder de deels bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 [1]
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 21 augustus 2017 in de [winkel] te Amersfoort aan het werk was. Op een gegeven moment stond er een man voor aangeefster die in het Engels vroeg of zij de slijterij kon openen. Dit heeft zij gedaan en daarop is zij zelf achter de toonbank van de slijterij gaan staan. Op een gegeven moment liep de man naar de toonbank. Aangeefster zag dat de man één van zijn handen in zijn binnenzak hield. Zij zag dat de man zijn hand uit de binnenzak van zijn jas haalde en dat de man een groot mes in zijn hand had. Aangeefster hoorde dat de man tegen haar zei ‘mag ik je geld’. [2]
De verdachte heeft verklaard dat het klopt dat hij op 21 augustus 2017 met een mes naar de [winkel] is gegaan en dat hij dat mes aan aangeefster heeft getoond. Hij zag dat de medewerkster daarvan schrok. [3]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 21 augustus 2017 heeft geprobeerd om aangeefster af te persen, door een mes te tonen en daarbij de woorden toe te voegen ‘mag ik je geld’. Verdachte heeft bekend dat hij aan aangeefster een mes heeft getoond toen zij achter de toonbank stond. Hoewel verdachte zich niet meer kan herinneren dat hij de woorden ‘mag ik je geld’ heeft gezegd, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan dit deel van de verklaring van aangeefster te twijfelen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 augustus 2018;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 22 augustus 2017, genummerd PL0900-2017257070-1, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende een verklaring van [slachtoffer] , namens [benadeelde] te Amersfoort, doorgenummerde pagina 27 e.v.
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen deze bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
(feit 1)
op 21 augustus 2017 te Amersfoort, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] en/of [benadeelde] (aan de [adres] ), immers is/heeft verdachte
- naar de toonbank van de slijterij van die [benadeelde] gelopen en
- aldaar die [slachtoffer] een mes, getoond en
- daarbij tegen die [slachtoffer] gezegd 'mag ik je geld' terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(feit 2)
op 21 augustus 2017 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles whisky (merk Jack Daniëls), geheel toebehorende aan [benadeelde] (aan de [adres] ), welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
(nadat hij in de slijterij van die supermarkt een fles whisky heeft gepakt) die [slachtoffer] een mes, heeft getoond en vervolgens de winkel heeft verlaten;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
(feit 1)poging tot afpersing;
(feit 2)diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde verdachte in verminderde mate is toe te rekenen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zelf heeft verklaard dat hij de feiten heeft begaan omdat hij stemmen hoorde. Uit het dossier en het reclasseringsrapport volgt verder dat verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten leed aan schizofrenie en psychoses. Dat verdachte niet wist wat hij deed, blijkt volgens de raadsvrouw ook uit het feit dat hij tijdens de feiten een opzichtige jas droeg.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Over de verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
- een enkelvoudige Pro-Justitia rapportage van 26 januari 2018, opgemaakt door M. Najib, arts in opleiding tot psychiater, onder supervisie van T.A.A.M. de Jong, psychiater;
- een enkelvoudige Pro Justitia rapportage van 30 mei 2018, opgemaakt door J. Marx, psychiater;
Aan beide onderzoeken heeft verdachte geen (volledige) medewerking verleend. De rapporteurs hebben daarom onvoldoende informatie om een onderbouwde uitspraak te doen over het psychiatrisch toestandsbeeld van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde.
Nu de psychiaters die verdachte hebben onderzocht geen onderbouwde uitspraak kunnen doen over het psychiatrisch toestandsbeeld van verdachte en ook anderszins niet aannemelijk is geworden dat verdachte ontoerekeningsvatbaar was, is niet komen vast te staan dat verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten geheel ontoerekeningsvatbaar was, zoals de raadsvrouw stelt.
Concluderend is er geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 dagen, met aftrek van het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 3 (drie) jaren, met als bijzondere voorwaarden: meewerken aan reclasseringstoezicht, meewerken aan een vervolg(behandel)traject bij Skuul, of soortgelijk instelling en meewerken aan een eventuele verhuizing.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de op te leggen straf verzocht aansluiting te zoeken bij de eis van de officier van justitie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing en een diefstal door bedreiging met geweld. Verdachte heeft een medewerkster van de [benadeelde] bedreigd met een mes en om geld gevraagd, en vervolgens heeft hij een fles whisky gestolen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de feiten heeft begaan onder invloed van drugs, in een zucht naar (meer) alcohol. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij ter voorbereiding van de feiten een mes van huis heeft meegenomen en hiermee een onschuldige medewerkster heeft bedreigd. Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde poging tot afpersing en diefstal met geweld een zeer heftige ervaring voor de medewerkster van de supermarkt moet zijn geweest. Dergelijke feiten dragen bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De persoon van verdachte
Zoals hiervoor in rubriek 7 toegelicht, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van ontoerekeningsvatbaarheid. Uit het reclasseringsadvies van 27 februari 2018, opgemaakt door B. Westra, reclasseringswerker, volgt dat verdachte is gediagnosticeerd met schizofrenie, hetgeen een chronisch ziektebeeld wordt genoemd. Op grond van dit rapport en het verhandelde ter terechtzitting, is voldoende komen vast te staan dat verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten leed aan een ziekelijke stoornis in de vorm van (vermoedelijk) schizofrenie en een drugsverslaving. De rechtbank is daarom van oordeel dat het hiervoor bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. Hier zal de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening mee houden.
Volgens het hiervoor genoemde reclasseringsadvies staat verdachte positief tegenover hulpverlening en heeft hij meegewerkt aan aanmelding bij Juliana-Oord voor een langdurige opname. Geadviseerd wordt aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden. Ter terechtzitting van 13 augustus 2018 is de toezichthouder van verdachte dhr. C.J. Rijkaard als deskundige gehoord. Hij heeft verklaard dat verdachte de behandeling voor zijn drugsverslaving in Juliana-Oord positief heeft afgerond, maar dat een terugval op de loer ligt omdat de drugsdealers verdachte drugs blijven aanbieden. De toezichthouder heeft de rechtbank geadviseerd aan verdachte een proeftijd van 3 jaar op te leggen met de bijzondere voorwaarden dat hij -na zijn revalidatie van de gevolgen van twee recente herseninfarcten- moet meewerken aan een vervolgbehandeling bij Skuul op Texel en dat hij moet meewerken aan een eventueel door de reclassering wenselijk geachte verhuizing. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bereid is mee te werken aan de bijzondere voorwaarden en dat hij geen bezwaar heeft tegen een proeftijd van 3 jaar.
Ten slotte heeft de rechtbank kennisgenomen van een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 2 juli 2018, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De strafDe rechtbank is van oordeel dat een andere straf dan een gevangenisstraf geen recht doet aan de aard en ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn begaan. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 183 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is. De rechtbank zal een gedeelte van 180 dagen voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank acht een groot voorwaardelijk strafdeel van belang om verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. Daarnaast zal de rechtbank aan het voorwaardelijke gedeelte bijzondere voorwaarden verbinden, zoals door de reclassering geadviseerd, om verdachte hierbij hulp en steun te bieden.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 311, 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
-
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 183 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
-
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 180 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
-
stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich uiterlijk 3 dagen na onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de reclassering van het Leger des Heils te Amersfoort en zich daarna zal blijven melden zolang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal meewerken aan een klinische vervolgbehandeling bij Skuul op Texel, of soortgelijke (zorg)instelling, voor de duur van maximaal 12 maanden of zoveel korter als de leiding van de zorginstelling in overleg met de reclassering dit wenselijk acht, om zijn abstinentie van drugs verder te behandelen en te stabiliseren, waarbij verdachte zich gedurende zijn verblijf en behandeling moet houden aan de huisregels en aanwijzingen die deze zorginstelling/behandelaar hem geven;
* zal meewerken aan een eventueel door de reclassering wenselijk geachte verhuizing;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Blanke voorzitter, mrs. A.C. van den Boogaard en Y.N.M. Rijlaarsdam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Antonides, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 augustus 2018.
Mr. A. Blanke is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 augustus 2017 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer]
te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] en/of [benadeelde]
(aan de [adres] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, immers is/heeft verdachte
- naar de toonbank van de slijterij (van die [benadeelde] ) gelopen en/of
- ( aldaar) die [slachtoffer] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp,
getoond en/of een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de
richting van die [slachtoffer] gehouden en/of
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer] gezegd 'mag ik je geld' en/of woorden van gelijke
aard en/of strekking
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 21 augustus 2017 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een fles whisky (merk Jack Daniëls), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [benadeelde]
(aan de [adres] ), in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk
te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
(nadat hij in de slijterij van die supermarkt een fles whisky heeft gepakt)
die [slachtoffer] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft getoond
en/of een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van
die [slachtoffer] heeft gehouden en/of (vervolgens) de winkel heeft verlaten;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 oktober [2017], genummerd PL0900-2017257070, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 65. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , namens [benadeelde] , pagina 27-29.
3.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 augustus 2018.