ECLI:NL:RBMNE:2018:4063

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 augustus 2018
Publicatiedatum
24 augustus 2018
Zaaknummer
16/652683-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling aannemer wegens oplichting en vrijspraak voor andere feiten

Op 24 augustus 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een aannemer, die werd beschuldigd van oplichting. De verdachte, geboren in 1973 en woonachtig in Utrecht, werd veroordeeld voor het oplichten van [slachtoffer 1] door zich voor te doen als bouwkundig expert en valse informatie te verstrekken over noodzakelijke werkzaamheden aan diens woning. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn mededader onterecht hoge kosten in rekening hadden gebracht voor werkzaamheden die niet noodzakelijk waren. De verdachte heeft zich in de periode van 1 juni 2013 tot en met 14 juni 2013 schuldig gemaakt aan oplichting door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen. De rechtbank achtte het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten, waaronder verduistering en oplichting van andere slachtoffers, omdat deze niet wettig en overtuigend konden worden bewezen. De rechtbank legde een taakstraf op van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, en kende een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 4.356,00, terwijl de vordering van [slachtoffer 3] werd afgewezen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 22c, 22d, 36f, 47, 57, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/652683-15 en 16/652461-16 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 24 augustus 2018
in de strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 augustus 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. J.R.F. Esbir Wildeman, en van hetgeen verdachte en mr. S. de Korte, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De rechtbank merkt op dat de officier van justitie in de zaak met parketnummer
16/652461-16 heeft verzuimd het op deze tenlastelegging vermelde subsidiaire feit voor te dragen, waardoor dit feit geen onderdeel uitmaakt van het onderzoek ter zitting en deze beslissing.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/652683-15
feit 1 primair:
zich in de periode van 1 juni 2013 tot en met 31 juli 2013 te Utrecht samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de oplichting van [slachtoffer 1] ;
feit 1 subsidiair:
zich in de periode van 1 juni 2013 tot en met 4 september 2013 schuldig heeft gemaakt aan de verduistering van een geldbedrag van 15.742,00 euro;
feit 2:
zich in de periode van 1 juni 2013 tot en met 4 september 2013 schuldig heeft gemaakt aan de verduistering van een geldbedrag van 15.742,00 euro;
16/652461-16zich in de periode van 5 juni 2014 tot en met de maand oktober 2014 te Utrecht samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de oplichting van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ;

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
16/652683-15
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie acht het onder feit 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen.
16/652461-16
De officier van justitie acht het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
16/652683-15
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair tenlastegelegde, nu niet kan worden bewezen dat er door verdachte een verkeerde voorstelling van zaken is gegeven over de bouwkundige staat van de woning van de heer [slachtoffer 1] . Het bouwkundig advies dat is overgelegd betreft geen onafhankelijk advies, omdat dit advies is opgesteld door de neef van de heer [slachtoffer 1] , de heer [A] . Dit advies kan daarom niet voor het bewijs worden gebruikt. De raadsman heeft ook vrijspraak bepleit van het onder feit 1 subsidiair en feit 2 tenlastegelegde, omdat verdachte zijn retentierecht uitoefende en er derhalve geen sprake was van wederrechtelijke toeëigening.
Indien verdachte wordt veroordeeld voor het onder feit 1 primair tenlastegelegde, moet verdachte worden vrijgesproken van het onder feit 2 tenlastegelegde, omdat verdachte het geldbedrag in dat geval niet rechtmatig onder zich had, waardoor geen sprake kan zijn van verduistering.
Indien verdachte wordt veroordeeld wegens het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde, moet de officier van justitie, gelet op het ne bis in idem-beginsel, ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien het onder feit 2 tenlastegelegde hetzelfde feit betreft als het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde.
16/652461-16
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde, nu de offertes niet door verdachte zijn opgemaakt. Het enkele feit dat de betaling is overgemaakt op de rekening van verdachte maakt niet dat sprake is van een strafbare oplichting.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring van het onder 16/652683-15 onder feit 1 primair tenlastegelegde
Bewijsmiddelen [1]
[A] heeft op 4 september 2013 namens [slachtoffer 1] , wonende aan [adres] te [woonplaats] [2] , aangifte gedaan van oplichting. Hij heeft verklaard dat zijn oom, [slachtoffer 1] , het bedrijf ‘ [bedrijfsnaam] B.V. ’ had gevraagd een offerte op te maken voor het schilderwerk van alle houten delen van de voor- en achtergevel van zijn bungalow. Op maandag 3 juni 2013 is de offerte uitgebracht voor [3] het schilderwerk, het vervangen van alle boeiboorden en alle aanverwante werkzaamheden. Op 10 juni zouden de werkzaamheden beginnen. Op die dag is de aannemer, die zich bij zijn oom voorstelde als [B] , samen met verdachte, die zich voorstelde als [verdachte] , naar zijn oom gegaan. Zijn oom heeft verteld dat [voornaam van B] hem had verteld dat [verdachte] werkzaam was als bouwkundig expert in zijn bedrijf. Zonder overleg is toen door hen het dak van de bungalow geïnspecteerd. Hierna werd zijn oom verteld dat de onderliggende dakbeplating slechts bestond uit een vier millimeter dunne laag triplex, waardoor de beplating te zwak was als ondergrond en niet beloopbaar was. De beplating zou in zijn geheel vervangen moeten worden door een achttien millimeter dikke multiplex beplating. Zijn oom vertelde hem dat hem was medegedeeld/voorgehouden dat het noodzakelijk was dat zowel de dakbedekking en de dakisolatie als de beplating daaronder geheel zouden worden vernieuwd. Zijn oom vertelde hem dat hij op 11 juni tegen de aannemer had verteld dat hij zag dat er lichte schimmelvorming zichtbaar was op de muur vlak boven de vloer in zijn slaapkamer. Zijn oom vertelde hem dat de aannemer en zijn broer vervolgens zowel de westelijke als oostelijke spouwmuur geïnspecteerd hebben. Zijn oom vertelde dat hem hierna door de aannemer werd gezegd dat er vochtdoorslag was geconstateerd op de binnenmuren van beide spouwmuren, wat werd veroorzaakt door de slechte staat van het metselwerk van de buitenmuren. De aannemer had aan zijn oom gevraagd of hij wel eens last van hoofdpijn heeft. Toen zijn oom hierop bevestigend antwoordde, vertelde de aannemer hem dat zijn gezondheidsklachten werden veroorzaakt door deze vochtproblemen. Volgens de aannemer was het noodzakelijk beide muren te zandstralen, al het voegwerk uit te hakken en opnieuw te voegen, beide buitenmuren te impregneren en te verharden en beide spouwmuren te isoleren door het inspuiten van isolatieschuim. Vervolgens is de aannemer dezelfde dag weer naar zijn oom gekomen. Hij vertelde hem dat er boven het raamkozijn in de westgevel een (haar)scheur in het metselwerk geconstateerd is. Volgens de aannemer bestond er een acuut gevaar dat de muur ter plaatse van deze scheur eruit zou vallen. Direct hierna heeft de aannemer ter plaatse van de scheur twee lagen metselwerk uitgehakt om de achterliggende betonbalk bloot te leggen en te inspecteren. Volgens de aannemer zag hij bij de inspectie in de latei/betonbalk een breuk. De aannemer heeft zijn oom vervolgens medegedeeld/voorgehouden dat het noodzakelijk was om ter plaatse een ‘U’-balk in te brengen. [4] De aannemer heeft vervolgens zijn oom gevraagd om directe aanbetalingen te doen. Zijn oom vertelde dat de aannemer had gezegd dat deze forse aanbetalingen noodzakelijk waren voor onder andere de inkoop van materialen zoals het speciale en zeer kostbare materiaal voor het impregneren van muren. Het materiaal zou helemaal uit Italië moeten worden aangeleverd. Ook had de aannemer zijn oom verteld dat de speciale stalen ‘U’-balk nodig was, welke nog eens 6.000,00 euro kostte. Zijn oom vertelde dat hij dit bedrag, op verzoek van de aannemer, contant vooruit heeft betaald omdat de balk naar zeggen van de aannemer direct in Leeuwarden moest worden opgehaald. Zijn oom heeft hem de verschillende offertes getoond, die allen getekend waren door zijn oom en waarvoor al een aanbetaling was gedaan. Zijn oom vertelde hem de offertes te hebben getekend in zijn verwarring over de rampen die hem door de aannemer en zijn broer waren voorgespiegeld. Hij, aangever, is werkzaam als architect. Wegens zijn bouwkundige achtergrond en ervaring met het voeren van directie op bouwplaatsen, heeft zijn oom hem gevraagd op te treden als zijn zaakwaarnemer. De offertes leken hem inhoudelijk onzinnig. Voor veel werkzaamheden was geen enkele noodzaak of aanleiding. Hij is het dak en de muren gaan inspecteren. Hij heeft in eerste instantie nergens serieuze gebreken kunnen vinden. [5] Zijn oom is geen bouwkundige en heeft niet het inzicht om te bepalen welke reparaties wel of niet nodig zijn. Zijn oom gaat daarom af op het oordeel van een, in zijn ogen, deskundige, die er wel verstand van heeft. Door meerdere leugens over de staat van de bungalow, zag zijn oom zich genoodzaakt om het bedrijf de reparaties uit te laten voeren. Als zijn oom had geweten dat deze werkzaamheden niet en/of niet direct nodig waren, had hij de offertes voor de werkzaamheden nooit ondertekend. Ook had zijn oom dan nooit een aanbetaling gedaan. [6]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 14 april 2016 gesproken met [slachtoffer 1] . De heer [slachtoffer 1] verklaarde dat hij ‘ [bedrijfsnaam] BV ’ had ingehuurd om schilderwerk aan zijn woning te laten doen. Toen ze al begonnen waren met de werkzaamheden, hoorde hij op een ochtend, terwijl hij nog in bed lag, gestommel op zijn dak. Hij is gaan kijken en zag toen dat [voornaam van B] ongevraagd op zijn dak stond. [voornaam van B] vertelde hem dat het dak helemaal verrot was en dat de muren ook niet meer goed waren. [voornaam van B] vertelde hem dat als hij niets aan de zijmuur zou laten doen, de muur dan uit elkaar zou vallen. [voornaam van B] overviel hem hiermee en hij geloofde [voornaam van B] . Ze moesten materialen bestellen, dus hij moest van [voornaam van B] gelijk betalen. Hij heeft toen dat geld contant aan [voornaam van B] gegeven. [D] is daarna langs geweest. [D] vertelde dat er niets mis was met de muur en dat het dak ook niet verrot was. Sommige dingen waren dus niet eens nodig om te laten doen, terwijl [voornaam van B] had gezegd dat het wel nodig was. [7]
Het dossier bevat meerdere offertes op bedrijfspapier/correspondentiepapier van [bedrijfsnaam] BV , waaronder:
- een offerte betreffende ‘Schilderwerkzaamheden aan u woning’, met daarop onder meer de datum (3 juni 2013), de te verrichten werkzaamheden, het overeengekomen bedrag, het btw-bedrag, het totaalbedrag en het rekeningnummer ( [rekeningnummer] t.n.v. [verdachte] ) [8] ;
- een offerte betreffende ‘Totale dak vernieuwing’, met daarop onder meer de datum (7 juni 2013), de te verrichten werkzaamheden, het overeengekomen bedrag, het btw-bedrag en het totaalbedrag [9] ;
- een offerte betreffende ‘Totale renovatie muren buiten kant woning’, met daarop onder meer de datum (14 juni 2013), de te verrichten werkzaamheden, het totaalbedrag, en het rekeningnummer ( [rekeningnummer] t.n.v. [verdachte] ). [10]
Het dossier bevat bankafschriften van de heer [slachtoffer 1] waaruit blijkt dat de heer [slachtoffer 1] op 7, 10, 12 en 13 juni 2013 in totaal een bedrag van 42.492,00 euro per bank heeft betaald aan [verdachte] :
  • op 7 juni 2013 een bedrag van 7.500,00 euro met omschrijving ‘aanbetaling dakrenovatie’;
  • op 10 juni 2013 een bedrag van 12.992,00 euro met omschrijving ‘vochtbehandeling muren’;
  • op 12 juni 2013 een bedrag van 12.000,00 euro met omschrijving ‘muur metselen + U-balk’;
  • op 13 juni 2013 een bedrag van 10.000,00 euro met omschrijving ‘aanbetaling dakrenovatie’.
Het dossier bevat een uittreksel van de Kamer van Koophandel, waaruit blijkt dat [bedrijfsnaam] B.V. op 13 augustus 2013 officieel is opgericht. [12]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 31 maart 2016 gesproken met [D] , die door aangever [A] als bouwkundig adviseur was ingeschakeld. Hij verklaarde dat hij bij de woning was geweest en advies had gegeven. Hij wist nog dat het bedrijf gezegd had dat er muren geïmpregneerd moesten worden. Dit klopte niet, want het soort steen waarvan die muur gemaakt was, hoeft helemaal niet geïmpregneerd te worden. De bedragen die het bedrijf voor de verschillende werkzaamheden vroeg, waren veel te hoog en soms zelfs onnodig. [13]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij [voornaam van verdachte] wordt genoemd en dat zijn broer [voornaam van B] wordt genoemd. Hij heeft meerdere offertes opgemaakt voor verschillende werkzaamheden aan de woning van [slachtoffer 1] . [14]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht, gelet op de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen, het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Van een strafbare oplichting is sprake indien een verdachte door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, danwel door listige kunstgrepen, danwel door een samenweefsel van verdichtsels, een ander beweegt tot (onder meer) de afgifte van geld.
Verdachte en zijn broer hebben zich in het contact met de heer [slachtoffer 1] voorgedaan als eigenaar en bouwkundig expert van een B.V. die op dat moment niet bestond. De rechtbank is van oordeel dat zij hiermee een valse hoedanigheid hebben aangenomen. De rechtbank is ook van oordeel dat verdachte en zijn broer gebruik hebben gemaakt van listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels. Zij hebben namelijk tegen de heer [slachtoffer 1] onwaarheden verteld over de staat van diens bungalow en zij hebben offertes opgemaakt voor reparaties van niet bestaande gebreken. De rechtbank ziet geen reden om aan de verklaringen van de heer [A] , architect, en de heer [D] , bouwkundig adviseur, met betrekking tot de noodzaak van de te verrichten reparaties en de hoogte van de daarvoor te maken kosten, te twijfelen. De rechtbank is echter wel met de raadsman van verdachte van oordeel dat geen bewijskracht kan worden toegekend aan het zich in het dossier bevindend bouwkundig advies omdat onduidelijk is door wie dat advies is opgesteld..
Door de handelwijze van verdachte en zijn broer heeft de heer [slachtoffer 1] zich genoodzaakt gevoeld om in te stemmen met offertes voor werkzaamheden die niet noodzakelijk waren en waarvoor te hoge kosten gerekend werden en hiervoor aanbetalingen te doen. Verdachte en zijn broer hebben de heer [slachtoffer 1] aldus door het aannemen van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels bewogen tot afgifte van geld, waardoor sprake is van strafbare oplichting in vereniging.
Nu de rechtbank niet precies vast kan stellen welke werkzaamheden wel, en welke werkzaamheden niet direct noodzakelijk waren, en welke kosten wel, en welke kosten niet redelijk waren en welke werkzaamheden door verdachte precies zijn verricht en wat daarvan de waarde is, kan zij de hoogte van het bedrag waarvoor de heer [slachtoffer 1] is opgelicht, niet exact bepalen.
Vrijspraak van het onder 16/652683-15 onder feit 2 tenlastegelegde
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsman van verdachte, het onder feit 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen, aangezien niet gesteld kan worden dat verdachte het geldbedrag ‘anders dan door misdrijf’ onder zich had. Verdachte had het geldbedrag immers door de onder feit 1 primair bewezenverklaarde oplichting onder zich. Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
Vrijspraak van het onder 16/652461-16 tenlastegelegde
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsman van verdachte, het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen. Van een strafbare oplichting kan immers slechts worden gesproken indien een verdachte door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, dan wel door listige kunstgrepen, danwel door een samenweefsel van verdichtsels, een ander beweegt tot (onder meer) de afgifte van geld. Nu uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet blijkt dat verdachte betrokken is geweest bij de handelingen ten gevolge waarvan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn bewogen tot de afgifte van het door hen overgemaakte geldbedrag, kan niet worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting. Verdachte zal daarom van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/652683-15, onder feit 1 primair tenlastegelegde
meermalen in de periode van 1 juni 2013 tot en met 14 juni 2013 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, telkens door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, hebbende verdachte en/of zijn mededader toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
  • zich voorgesteld als bouwkundig expert aan die [slachtoffer 1] en
  • zich voorgedaan als vertegenwoordiger en beschikkingsbevoegde van [bedrijfsnaam] B.V. , welke B.V. juridisch niet bestond, en
  • een offerte betreffende schilderwerkzaamheden aan de woning waarin die [slachtoffer 1] woonde uitgebracht op bedrijfspapier/correspondentiepapier [bedrijfsnaam] BV , welke BV juridisch niet bestond, en op welke offerte een opgave van werkzaamheden was vermeld en een bedrag en een btw-bedrag en een totaalbedrag stonden vermeld en het ING-rekeningnummer ten name van [verdachte] stond vermeld en
  • een offerte betreffende totale dakvernieuwing uitgebracht op bedrijfspapier/correspondentiepapier van [bedrijfsnaam] BV , welke BV juridisch niet bestond, op welke offerte een opgave van werkzaamheden was vermeld en een bedrag en een btw-bedrag en een totaalbedrag stonden vermeld en
  • een offerte totale renovatie muren buitenkant woning uitgebracht op bedrijfspapier/correspondentiepapier [bedrijfsnaam] BV , welke BV juridisch niet bestond, op welke offerte een totaalbedrag stond vermeld en het ING-rekeningnummer ten name van [verdachte] en
ongevraagd
  • het dak van de woning waarin die [slachtoffer 1] woonde geïnspecteerd en daarna aan die [slachtoffer 1] medegedeeld dat de onderliggende dakbeplating bestond uit een vier millimeter dunne laag triplex, welke laag te zwak was als ondergrond en welke laag niet beloopbaar was, en dat deze laag/beplating geheel vervangen moest worden door een achttien millimeter dikke multiplex beplating en dat het noodzakelijk was om de dakbedekking en dakisolatie en de daaronder gelegen dakbeplating geheel te vernieuwen en
  • de spouwmuren van de woning waarin die [slachtoffer 1] woonde geïnspecteerd, waarna aan die [slachtoffer 1] werd medegedeeld dat er vochtdoorslag was geconstateerd op de binnenmuren van de spouwmuren en dat de vochtdoorslag veroorzaakt werd door het slechte metselwerk van de buitenmuren en de bestaande gezondheidsklachten bij die [slachtoffer 1] werden veroorzaakt door deze vochtproblemen en dat de spouwmuren moesten worden gezandstraald en al het voegwerk moest worden uitgehakt en opnieuw gevoegd en de spouwmuren moesten worden geïmpregneerd en gevoegd en de spouwmuren moesten worden geïsoleerd en
  • vervolgens aan die [slachtoffer 1] medegedeeld dat er een (haar)scheur in het metselwerk was geconstateerd en dat er een acuut gevaar voor het vallen van die muur zou bestaan en ter plaatse twee lagen metselwerk heeft uitgehakt teneinde de achterliggende betonbalk bloot te leggen en te inspecteren en bij een inspectie aan de latei/de betonbalk een breuk geconstateerd en aan die [slachtoffer 1] medegedeeld dat het noodzakelijk was ter plaatse een U-balk aan te brengen en aan die [slachtoffer 1] gevraagd om directe aanbetalingen te doen en aan die [slachtoffer 1] medegedeeld dat die aanbetalingen noodzakelijk waren voor onder andere de inkoop van materialen zoals het zeer kostbare materiaal voor het impregneren van muren, welk materiaal uit Italië zou moeten worden geïmporteerd/aangeleverd en dat de speciale U-balk nodig was en 6.000,00 euro kostte en direct uit Leeuwarden moest worden opgehaald
terwijl bovengenoemde door verdachte en/of zijn mededader genoemde werkzaamheden bouwkundig niet noodzakelijk waren en de in de offertes genoemde bedragen niet in verhouding stonden met de te verrichten werkzaamheden en welke offertes aan die [slachtoffer 1] werden overhandigd,
waardoor die [slachtoffer 1] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgiften.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
16/652683-15, onder feit 1 primair tenlastegelegde
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het onder parketnummer 16/652683-15 onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft naar aanleiding van het pleidooi van de raadsman in repliek vrijspraak gevorderd van het onder parketnummer 16/652683-15 onder feit 2 tenlastegelegde, maar hij heeft zijn strafeis niet aangepast.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht om in geval van veroordeling een lagere werkstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met zijn broer schuldig gemaakt aan oplichting. Verdachte en zijn broer hebben zich voorgedaan als eigenaar en bouwkundig expert van een B.V. die op dat moment niet bestond. Door gebreken te constateren die er niet bleken te zijn en (te hoge) offertes op te stellen voor werkzaamheden die niet (direct) noodzakelijk waren, hebben verdachte en zijn broer benadeelde bewogen tot de afgifte van meerdere geldbedragen. Door op een dergelijke wijze te handelen, heeft verdachte doelbewust op grove wijze misbruik gemaakt van het door de benadeelde in hem gestelde vertrouwen. Daarbij heeft verdachte tevens het vertrouwen van potentiële klanten in de aannemersbranche schade toegebracht. Bij uitstek in deze branche is vertrouwen van klanten van groot belang. Klanten moeten vanwege het ontbreken van expertise kunnen afgaan op de bevindingen van een aannemer. Daarbij is ook van belang dat klanten vaak zelf niet kunnen constateren of er inderdaad gebreken zijn. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 28 juni 2018, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens soortgelijke feiten.
Tijdsverloop
Het bewezenverklaarde feit is gepleegd in juni 2013. Het lange tijdsverloop tot aan de zittingsdatum kan (deels) worden verklaard door het feit dat het Gerechtshof het Openbaar Ministerie, dat de zaken tegen verdachte aanvankelijk had geseponeerd, via een procedure als bedoeld in artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering heeft gelast alsnog strafvervolging in te stellen. De rechtbank zal bij het bepalen van de straf rekening houden met het tijdsverloop en een lagere straf opleggen dan in gelijksoortige zaken, waarbij geen sprake is van een dergelijk tijdsverloop, doorgaans wordt opgelegd.
Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht
De rechtbank houdt er bij het bepalen van de straf tevens rekening mee dat verdachte op 9 maart 2017, dus na het plegen van het bewezenverklaarde, is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Conclusie
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis, passend en geboden. De rechtbank komt hiermee lager uit dan de eis van de officier van justitie, omdat zij, in tegenstelling tot de officier van justitie bij het formuleren van zijn eis, het onder parketnummer 16/652683-15 onder feit 2 tenlastegelegde niet bewezen acht.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (16/652683-15)
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 54.198,00, bestaande uit € 53.848,00 aan materiele schade en € 350,00 aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen, met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, primair verzocht de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk te verklaren. De raadsman heeft subsidiair ook bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, nu het gedeelte van
€ 49.492,00 al door de burgerlijke rechter is toegewezen, de herstelkosten niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat zij niet in rechtstreeks verband staan tot het tenlastegelegde feit en op de later ingediende vordering waarop de immateriële schade is vermeld, geen (nieuwe) handtekening door de benadeelde partij is gezet.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij deels toewijzen en de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Het materiële gedeelte van de vordering ziet enerzijds op het totaalbedrag aan aanbetalingen dat door de benadeelde partij aan verdachte is betaald (te weten: € 49.492,00) en anderzijds op de herstelkosten die na het tenlastegelegde feit zijn gemaakt (te weten: € 4.356,00). Nu de burgerlijke rechter op 16 april 2014 verdachte reeds heeft veroordeeld tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 49.492,00, zal de rechtbank de benadeelde partij wat dit bedrag betreft niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. Over dit bedrag is immers door de rechtbank al bij vonnis beslist. De door de benadeelde partij gemaakte herstelkosten zullen wel worden toegewezen, nu deze kosten naar het oordeel van de rechtbank in voldoende rechtstreeks verband staan met de bewezenverklaarde oplichting. Onderdeel van de oplichting was immers het openbreken van de buitenmuur en boeiboorden, terwijl dit niet noodzakelijk was. De herstelwerkzaamheden die de benadeelde partij als gevolg van het openbreken heeft moeten laten uitvoeren, staan dan ook in rechtstreeks verband met de oplichting.
Gelet op het feit dat sprake is van een vermogensfeit en de vordering wat betreft de immateriële schade onvoldoende is onderbouwd, zal de benadeelde partij wat betreft de immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een bedrag van € 4.356,00, met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij zal in het overige gedeelte van zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
SchadevergoedingsmaatregelDe rechtbank acht termen aanwezig om, ongeacht het feit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het gedeelte van de vordering dat ziet op de door de benadeelde partij betaalde aanbetalingen, omdat hier al bij vonnis van de civiele rechter over is beslist, voor wat betreft deze schade ambtshalve de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat de benadeelde partij door het handelen van verdachte materiële schade heeft geleden. Gelet op het feit dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat er wel wat werkzaamheden zijn verricht, waardoor niet het gehele door de benadeelde partij aan verdachte betaalde bedrag voor vergoeding in aanmerking komt, waardeert de rechtbank de materiële schade op dit punt op € 35.000,00.
De schadevergoedingsmaatregel zal aldus worden opgelegd voor een totaalbedrag van
€ 39.356,00.
9.2
Benadeelde partij [slachtoffer 3] (16/652461-16)
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.257,50 aan materiële schade en een bedrag van € 356,85 aan proceskosten.
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
De raadsman heeft, gelet op de door hem bepleite vrijspraak, verzocht de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, nu verdachte van het tenlastegelegde wordt vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De proceskosten zullen worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 36f, 47, 57, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder parketnummer 16/652683-15 onder feit 2 tenlastegelegde en het onder parketnummer 16/652461-16 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16/652683-15 onder feit 1 primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder parketnummer 16/652683-15 onder feit 1 primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
30dagen hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (16/652683-15 - feit 1 primair)
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 4.356,00;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 november 2013;
- verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het resterende gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verdachte tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken;
- legt aan verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat
€ 39.356,00te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal aan te vullen met 231 dagen
hechtenis. Toepassing van deze hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
Benadeelde partij [slachtoffer 3] (16/652461-16)
- verklaart de benadeelde partij
niet-ontvankelijkin zijn vordering;
- bepaalt dat de benadeelde partij zijn vordering slechts aan kan brengen bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.J.B. Corbeij, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en M.E. Falkmann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.Z. Schoppink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 augustus 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
16/652683-15
1.
Primair
hij één of meermalen in of omstreeks de periode van 1 juni 2013 tot en met 31 juli 2013 te Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en / of (een) ander (en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en / of van een valse hoedanigheid en / of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en / of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft / hebben bewogen tot de afgifte van één of meer geldbedrag(en) (in totaal 49.492 euro, althans 45.492 euro, in elk geval een
dergelijk bedrag), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
  • zich voorgesteld als bouwkundig expert aan die [slachtoffer 1] en/of
  • zich voorgedaan als vertegenwoordiger en/of beschikkingsbevoegde van [bedrijfsnaam] B.V. (welke BV juridisch in staat van faillissement was verklaard/niet meer bestond) en/of
  • een offerte betreffende schilderswerkzaamheden aan de woning waarin die [slachtoffer 1] woonde uitgebracht op bedrijfspapier/correspondentiepapier [bedrijfsnaam] BV (welke BV juridisch in staat van faillissement was verklaard/niet meer bestond) en op welke offerte een opgave van werkzaamheden was vermeld en een bedrag en/of een btw-bedrag en/of een totaal bedrag stonden vermeld en/of het ING-rekeningnummer ten name van [verdachte] stond vermeld en/of
  • (ongevraagd) een offerte betreffende totale dak vernieuwing uitgebracht op bedrijfspapier/correspondentiepapier van [bedrijfsnaam] BV (welke BV juridisch in staat van faillissement was verklaard/niet meer bestond) op welke offerte een opgave van werkzaamheden was vermeld en/of een bedrag en/of een btw-bedrag en/of een totaalbedrag en/of
  • (ongevraagd) een offerte totale renovatie muren buitenkant woning uitgebracht op bedrijfspapier/correspondentiepapier [bedrijfsnaam] BV (welke BV juridisch in staat van faillissement was verklaard/niet meer bestond) op welke offerte een totaalbedrag stond vermeld en/of het ING-rekeningnummer ten name van [verdachte] en/of
(al dan niet ongevraagd)
  • het dak van de woning waarin die [slachtoffer 1] woonde geïnspecteerd en daarna/daarbij aan die [slachtoffer 1] medegedeeld dat de onderliggende dakbeplating bestond uit een vier millimeter dunne laag triplex welke laag te zwak was als ondergrond en welke laag niet beloopbaar was en/of dat deze laag/beplating geheel vervangen moest worden door een achttien millimeter dikke multiplex beplating en/of dat het noodzakelijk was om de dakbedekking en/of dakisolatie en de daaronder gelegen dakbeplating geheel te vernieuwen en/of
  • de spouwmuren van de woning waarin die [slachtoffer 1] woonde geïnspecteerd waarna/waarbij aan die [slachtoffer 1] medegedeeld dat er vochtdoorslag was geconstateerd op de binnenmuren van de spouwmuren en dat de vochtdoorslag veroorzaakt werd door het slechte metselwerk van de buitenmuren en/of de bestaande gezondheidsklacht(en) bij die [slachtoffer 1] werd(en) veroorzaakt door deze vochtproblemen en/of dat de spouwmuren moesten worden gezandstraald en/of al het voegwerk moest woren uitgehakt en opnieuw gevoegd en/of de spouwmuren moesten worden geïmpregneerd en gevoegd en/of de spouwmuren moesten worden geïsloleerd en/of
- (
(vervolgens) aan die [slachtoffer 1] medegedeeld dat er een (haar)scheur in het metselwerk was geconstateerd en/of dat er een een acuut gevaar voor het vallen van die muur zou bestaan en/of ter plaatse twee lagen metselwerk heeft uitgehakt teneinde de achterliggende betonbalk bloot te leggen en te inspecteren en/of bij een inspectie aan de latei/de betonbalk een breuk geconstateerd en/of aan die [slachtoffer 1] medegedeeld dat het noodzakelijk was ter plaatse een U-balk aan te brengen en/of aan die [slachtoffer 1] gevraagd om directe aanbetalingen te doen en/of aan die [slachtoffer 1] medegedeeld dat die aanbetalingen noodzakelijk waren voor onder andere de inkoop van materialen zaosl het zeer kostbare materiaal voor het impregneren van muren welk materiaal uit Italië zou moeten worden geïmporteerd/aangeleverd en/of dat de speciale U-balk nodig was en extra 6.000,-- Euro kostte en direct uit Leeuwarden moest worden opgehaald
-
terwijl bovengenoemde door verdachte en/of zijn mededader(s) genoemde werkzaamheden bouwkundig niet noodzakelijk waren en/of de in de offerte(s) genoemde bedragen niet in verhouding stonden met de te verrichten werkzaamheden en welke offerte(s) aan die [slachtoffer 1] werd(en) overhandigd-
waardoor die [slachtoffer 1] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2013 tot en met 4 september 2013 te Utrecht en/of De Bilt, in elk geval in Nederland, opzettelijk 15.742 euro, in elk geval een geldbedrag/enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) geld/goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als terug te betalen aanbetaling voor goederen en/of diensten, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2013 tot en met 4 september 2013 te Utrecht en/of De Bilt, in elk geval in Nederland, opzettelijk 15.742 euro, in elk geval een geldbedrag/enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) geld/goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als terug te betalen aanbetaling voor goederen en/of diensten en/of opdrachtnemer en/of bezitter, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
16/652461-16
Primair
hij één of meermalen in of omstreeks de periode van 5 juni 2014 tot en met de maand oktober 2014 te Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en / of van een valse hoedanigheid en / of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en / of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van
een geldbedrag van 2.257,50 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en / of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en / of listiglijk en / of bedrieglijk en / of in strijd met de waarheid
  • namens het bedrijf [bedrijfsnaam] BV één of meer offertes opgesteld voor schilder- en renovatiewerkzaamheden aan de woning [adres] te Utrecht voor een totaalbedrag van 6.450 euro en daarbij gezegd dat de werkzaamheden pas konden beginnen na het overmaken van een aanbetaling van 2.257,50 euro op een rekeningnummer van [verdachte] , en/of
  • daartoe meermalen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] bezocht en hun woning bekeken, en/of
  • zich tegenover die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (telkens) voorgedaan als [X] , in elk geval als een persoon die namens voornoemde [bedrijfsnaam] BV optrad, en/of
  • mondeling en/of via het niet aan voornoemde [bedrijfsnaam] BV behorende mailadres [e-mailadres] nadere afspraken gemaakt en/of gezegd dat er iets fout was gegaan met de bestelling van het glas en/of dat het glas was kapot gegaan door een fout bij de glashandel en dat het glas maximaal 5 weken later beschikbaar zou zijn, en/of
  • één of meermalen niet gereageerd op telefoontjes en/of mails van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , waardoor voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 23 juni 2014 tot en met oktober 2014 te Utrecht, in elk geval in Nederland, een goed te weten een geldbedrag (aanbetaling) van 2.257,50 euro heeft
verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 25 april 2016 en 4 mei 2016, genummerd PL0900-2013167710 en PL0900-2013167710A, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 101 en 1 tot en met 7.
2.Bijlage 1 bij het proces-verbaal van verhoor aangever, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , te weten: het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , p. 22
3.Bijlage 1 bij het proces-verbaal van verhoor aangever, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , te weten: het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , p. 22.
4.Bijlage 1 bij het proces-verbaal van verhoor aangever, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , te weten: het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , p. 23.
5.Bijlage 1 bij het proces-verbaal van verhoor aangever, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , te weten: het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , p. 24.
6.Bijlage 1 bij het proces-verbaal van verhoor aangever, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , te weten: het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , p. 27.
7.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 82.
8.Bijlage 2 bij het proces-verbaal van verhoor aangever, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , p. 28.
9.Bijlage 3 bij het proces-verbaal van verhoor aangever, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , p. 29.
10.Bijlage 3 bij het proces-verbaal van verhoor aangever, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , p. 30.
11.Bijlage 21 bij het proces-verbaal van verhoor aangever, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , te weten: het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , p. 62.
12.Een geschrift, te weten: een Online inzage uittreksel, p. 76.
13.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 1] , p. 81.
14.Proces-verbaal ter terechtzitting van 10 augustus 2018.