ECLI:NL:RBMNE:2018:4053

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 augustus 2018
Publicatiedatum
24 augustus 2018
Zaaknummer
16.652952-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen omzetting taakstraf ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 augustus 2018 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de omzetting van zijn taakstraf. De veroordeelde, geboren in 1994, had een taakstraf van 160 uren opgelegd gekregen, met een vervangende hechtenis van 71 dagen. Het bezwaarschrift was ingediend op 17 juli 2018, na een kennisgeving van de officier van justitie op 3 juli 2018. De rechtbank heeft op 10 augustus 2018 een openbare zitting gehouden, waar zowel de veroordeelde als zijn raadsvrouw, mr. D.G. Nagel, en de officier van justitie, mr. A.M.V.C. Fellinger, aanwezig waren.

De officier van justitie stelde dat het bezwaarschrift ongegrond verklaard moest worden, omdat er geen nieuwe omstandigheden waren die de situatie van de veroordeelde zouden rechtvaardigen. De veroordeelde had meerdere kansen gekregen om zijn taakstraf uit te voeren, maar was herhaaldelijk niet verschenen en had zich niet aan de afspraken gehouden. De verdediging pleitte voor gegrondverklaring van het bezwaarschrift, met de argumentatie dat de veroordeelde na zijn detentie geen inkomen en huisvesting had, wat zijn situatie bemoeilijkte.

De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde niet voldoende had aangetoond dat hij in staat was om de taakstraf alsnog naar behoren uit te voeren. Ondanks positieve signalen van een reclasseringsinstantie, was er onvoldoende vertrouwen dat de veroordeelde zijn taakstraf zou kunnen voltooien, vooral gezien de lopende verdenking van een zedendelict. De rechtbank verklaarde het bezwaarschrift ongegrond en bevestigde de beslissing van de officier van justitie om de vervangende hechtenis van 71 dagen ten uitvoer te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Parketnummer: 16.652952-16
Datum: 24 augustus 2018
beslissing op het bezwaarschrift ex artikel 22g, derde lid, Wetboek van Strafrecht
op 17 juli 2018 ter griffie ingekomen van:

[veroodeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven op [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna te noemen: veroordeelde,
gericht tegen de vanwege de officier van justitie op 3 juli 2018 aan hem betekende kennisgeving van het bevel tot tenuitvoerlegging van de bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 21 februari 2017 in het kader van een taakstraf, te weten een taakstraf voor de duur van 160 uren, na aftrek 142 uren bevolen vervangende hechtenis van 71 dagen.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is op 19 april 2017 over de post aan de veroordeelde toegezonden.
Het bezwaarschrift is tijdig – binnen 14 dagen na de betekening van bovengenoemde kennisgeving – ingediend.
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 augustus 2018, waarbij zijn gehoord:
  • veroordeelde;
  • de raadsvrouw van veroordeelde, mr. D.G. Nagel, advocaat te Almere;
  • de officier van justitie, mr. A.M.V.C. Fellinger.

Het standpunt van de officier van justitie

Het bezwaarschrift dient ongegrond te worden verklaard. Uit het bezwaarschrift en hetgeen ter zitting is gebleken blijkt niet dat, en waarom, de situatie nu anders is dan voorheen en waarom veroordeelde nu wel de taakstraf uit zal voeren. De reclassering heeft in zeer ruime mate rekening met zijn (on)mogelijkheden en hem waarschuwingen gegeven. Dit alles heeft niet mogen baten. Veroordeelde loopt momenteel bovendien in een schorsing van de voorlopige hechtenis van een verdenking betreffende een ernstig zedendelict.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft verzocht het bezwaarschrift gegrond te verklaren en de vijf dagen die veroordeelde al heeft uitgezeten af te trekken van het aantal van de nog door de veroordeelde te werken uren. Veroordeelde had, toen hij uit detentie kwam, geen inkomen en geen huisvesting. Hij moet elke dag op zoek naar een slaapplek. Er komt zoveel op hem af dat hij als het ware overloopt. Ook kan hij afspraken niet steeds nakomen omdat hij onvoldoende financiële middelen heeft. In september 2018 gaat hij een fit-test doen in de hoop dat hij daarna kan starten met een sportopleiding op het [onderwijsinstelling] . Hij zal dan een OV-kaart krijgen, waardoor in elk geval zijn logistieke problemen opgelost zijn. Veroordeelde heeft het feit, waarvoor hij uit de voorlopige hechtenis is geschorst, ontkend en die verdenking is in het kader van deze procedure niet relevant.

Het oordeel van de rechtbank

Uit de stukken, waaronder een reclasseringsrapport van 14 juni 2018, en hetgeen bij gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting van 10 augustus 2018 naar voren is gebracht, is gebleken dat de veroordeelde de hem opgelegde taakstraf niet naar behoren heeft verricht.
Uit dit rapport blijkt dat veroordeelde meerdere malen uitstel heeft gekregen van de reclassering om een aanvang te maken met zijn taakstraf. Veroordeelde is voorts herhaald en zonder bericht, niet verschenen op een afspraak. Op 5 juni 2018 is veroordeelde uiteindelijk op zijn werkproject verschenen, maar hield zich toen niet aan de afspraken en aanwijzingen en is weer weggegaan. Aan hem is meegedeeld dat als hij op 5 juni 2018 niet zou blijven of op 6 juni 2018 niet zou starten, de taakstraf als onvoltooid retour zou worden gezonden. Dit ultimatum heeft het beoogde effect gemist. Veroordeelde is op 6 juni 2018 niet verschenen, waarna op 14 juni 2018 is besloten om de taakstraf als beëindigd te beschouwen.
Door de raadsvrouw is gewezen op een reclasseringsadvies van [naam instelling] [vestigingsplaats] van 28 juni 2018. Uit dit advies blijkt dat de afspraken met de toezichthouder van veroordeelde goed verlopen. Veroordeelde zou zich goed laten begeleiden en maakt een gemotiveerde indruk om iets van zijn leven te maken. Veroordeelde heeft moeite om zijn weg in de maatschappij te vinden na een lange periode van jeugddetentie.
De rechtbank constateert dat veroordeelde veel kansen heeft gekregen, maar deze niet heeft gegrepen. De positieve ontwikkelingen van veroordeelde zijn nog broos. Er is geen concreet plan of zicht op grond waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een nieuwe kans om de taakstraf alsnog te volbrengen wél zal slagen. Of veroordeelde op de opleiding van zijn keuze wordt toegelaten staat niet vast en een alternatief voor het geval dit niet lukt, is er niet. Daarbij komt dat veroordeelde thans verdacht wordt van een zedenmisdrijf, voor welk feit hij momenteel in een schorsing van de voorlopige hechtenis loopt. Aan deze verdenking en de aanstaande strafvervolging ter zake kleeft het intrinsieke risico van praktische belemmeringen voor een voortvarende tenuitvoerlegging van de werkstraf. Ondanks het voorzichtig positieve bericht van [naam instelling] [vestigingsplaats] heeft de rechtbank er geen vertrouwen in dat veroordeelde zijn taakstraf thans wél voortvarend zal afronden.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de officier van justitie op juiste gronden de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis van 71 dagen heeft bevolen.
Het bezwaarschrift zal derhalve ongegrond worden verklaard.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22g, 22h en 22i van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank verklaart het bezwaarschrift ongegrond.
Aldus gedaan door mr. R. Veldhuisen, voorzitter, mrs. H.B.W. Beekman en E. Slager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 augustus 2018.
Mr. E. Slager is buiten staat om deze beslissing mede te ondertekenen.